door Roberto Bissio (*)
20 april 2020
“Er is een zeer reële dreiging van een zich vlug uitbreidende en zeer dodelijke pandemie uitgaande van een ziekteverwekker in het ademhalingssysteem, die 50 à 80 miljoen mensen kan doden en tot 5% van de wereldeconomie vernietigen. Een wereldwijde pandemie van die grootte zou catastrofaal zijn, en alom onrust, instabiliteit en onzekerheid creëren.“
De boodschap kon niet duidelijker. Deze voorspelling werd in september 2019, verschillende maanden vóór de eerste COVID-19 patiënt geïdentificeerd werd, gepubliceerd door Gro Harlem Bruntland, de gewezen eerste minister van Noorwegen en voormalig directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en door Elhadj As Sy, secretaris-generaal van het Internationale Rode Kruis en de Rode Maan. Zij schreven in hun hoedanigheid van vice-voorzitters van de Global Preparedness Monitoring Board (GPMB, ‘globale raad voor de opvolging van de paraatheid’, hierna ook kortweg de Raad genoemd). Het rapport van de GPMB, getiteld A World at Risk, was duidelijk: “De wereld is niet voorbereid.” 1
De Raad definieert zichzelf als een “onafhankelijke instelling voor controle en belangenbehartiging” en bestaat uit nog 13 andere prominenten, waaronder de hoogste ambtenaren die belast zijn met de controle op epidemies in China en de Verenigde Staten, George Gao en Anthony Fauci. Deze Raad werd in 2018 bijeengeroepen door de Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldbank “om zich voor te bereiden op en de gevolgen te verzachten van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid in de wereld”, gebaseerd op de ervaringen bij de Ebola-epidemie van 2014-2016.
Het was niet door in een glazen bol te kijken dat de Raad opriep om zich voor te bereiden op een nakende catastrofale pandemie, maar door de analyse van “een combinatie van wereldwijde trends”, waaronder “onzekerheid en het weer” ten gevolge van klimaatverandering. Als versterkende factoren die het risico voor iedereen vergroten werden genoemd “bevolkingsgroei en de bijgaande druk op het milieu, klimaatverandering, dichtbevolkte urbanisatie, een exponentiële groei van internationale reizen en migratie zowel onder druk als vrijwillig.”
De Raad besluit dat “de wereld moet het mogelijk uitbreken van ziektes detecteren en controleren.“ Maar een analyse van eerdere werkgroepen en commissies op hoog niveau, opgericht na de H1N1 griep-pandemie van 2009 en de uitbraak van Ebola toonde aan dat “aanbevelingen gebrekkig of zelfs helemaal niet uitgevoerd werden”, wat leidde tot een golf van paniek en verwaarlozing: “In het geval van pandemieën verhogen we de inspanningen als er een ernstige dreiging is, maar we vergeten het vlug zodra de dreiging vermindert.“
Tussen 2011 en 2018 volgde de Wereldgezondheidsorganisatie 1483 uitbraken in 172 landen. De Raad stelt vast dat “potentieel epidemische ziekten zoals griep, SARS, MERS, Ebola, Zika, pest, gele koorts en andere de voorbode zijn van een nieuw tijdperk van uitbraken met zware gevolgen en mogelijks vlugge verspreiding, die steeds vaker vastgesteld worden en steeds moeilijker te beheersen zijn.“ In dit verband werd voorspeld dat armen er meer zouden onder lijden, want “degenen zonder basisgezondheidszorg, zonder openbaar gezondheidssysteem, infrastructuur en efficiënte besmettingsdetectie zullen de grootste slachtoffers zijn, onder de vorm van doden, woonstverlies [displacement] en economische rampen.“
De nadruk die het Global Preparedness rapport legt op openbare gezondheidssystemen is des te opvallender als men weet dat zowel de Wereldbank – cosponsor van de GPMB – en de Gates Foundation 2 die bij de GPMB vertegenwoordigd is door Dr. Chris Elias, voorzitter van het World Development Program, actieve pleitbezorgers geweest zijn van publiek-private partnerships (PPP’s) inzake gezondheidszorg, en dat ze de openbare diensten ondermijnd hebben. Ze waren voorstanders van een focus op de allerarmsten en welbepaalde ziekten, zoals malaria of Ebola, maar ten koste van de ontmanteling van algemene gezondheidssystemen.
De Wereldbank promoot actief de publiek-private partnerships in de gezondheidssector, naar het voorbeeld van de firma Odebrecht in Brazilië. De wereldwijde samenwerkingsverbanden op het gebied van gezondheidszorg die actief ondersteund worden door de Gates Foundation zijn te zeer gericht op een geïsoleerde benadering [silo approach], en ze leiden de aandacht en de middelen af van openbare gezondheid als een systeem. Zo vindt de Raad bijvoorbeeld dat “het Global Polio Eradication Initiative zich toegespitst heeft op de detectie en identificatie van het poliovirus, maar daarbij is niet geprobeerd een algemener beeld te vormen van de gezondheidstoestand.” Weliswaar heeft de ervaring met polio gezorgd voor een betere voorbereiding bij de uitbraak van andere ziekten (zoals Ebola in Nigeria in 2014-2016), maar die mogelijkheden worden bedreigd door de voorziene afbouw van de financiering eens polio uitgeroeid is.
De invloed van de Gates Foundation op de gezondheidszorg wereldwijd is enorm. Gates levert de tweede grootste bijdrage aan de Wereldgezondheidsorganisatie (na de Verenigde Staten 3 en is de leidende fondsbezorger voor ‘gezondheidsallianties’ zoals GAVI, toegespitst op vaccinatie.
In een van de weinige studies over de rol van het ‘filantropisch kapitalisme’ op het vlak van de gezondheidszorg stelden Nicoletta Dentico (Health Innovation in Practice) en Karolin Seitz (Global Policy Forum) dat “de productivistische en vrije markt-visie van de sleutelfiguren in de filantropische sector ertoe bijgedragen heeft een nieuwe politieke cultuur voort te brengen erop gericht om gezondheid en voedselvoorziening in een medische en marktgerichte richting te sturen. Deze benadering wordt gekenmerkt door “een gebrek aan verantwoordingsprocedés, publiek-private partnerships, continue afbouw van de openbare sector en van de verantwoordelijkheid van regeringen om publieke goederen en diensten ter beschikking te stellen, en door een gebrek aan transparantie.”
Met een bewonderenswaardige zin voor zelfkritiek erkende de Raad zelf in zijn rapport van 2019 over Global Preparedness dat “organisaties die fondsen en programmatische ondersteuning verlenen aan landen, zoals het Global Fund to Fight AIDS, TB and Malaria (Global Fund) en GAVI, niet expliciet preventie en voorbereiding incalculeren om tot meer veiligheid te komen op het vlak van gezondheid.”
De Raad beveelt in het bijzonder aan dat vrouwen zouden betrokken worden in de beslissingen, aangezien “de meerderheid van de formele en informele zorgverstrekkers vrouwen zijn”. Verder beveelt de Raad aan om de samenleving erin te betrekken, iets dat “fundamenteel ontbreekt” op alle gebieden van paraatheid en respons.
De Wereldbank schatte dat een wereldwijde griep-pandemie vergelijkbaar met die van 1918 aan de moderne economie 3000 miljard US $ zou kosten, wat neerkomt op 4,8% van het wereld-BBP. Die kost zou 2,2% van het BBP bedragen voor een matige griep-pandemie.
Om het hoofd te bieden aan een dergelijk economisch risico was de schatting dat de meeste landen gemiddeld één à twee US $ per persoon per jaar zouden moeten spenderen om zich voldoende op een pandemie voor te bereiden. Volgens de Raad zou “een jaarlijkse investering van 1,9 à 3,4 miljard US $ in betere gezondheidssystemen voor mens en dier leiden tot een wereldwijde publieke winst van jaarlijks meer dan 30 miljard US $, wat een return on investment van minstens 10 op 1 vertegenwoordigt.
Hoe kan men zich voorbereiden op het onverwachte? Volgens de Raad zullen effectieve, toegankelijke en efficiënte lokale gezondheidssystemen die instaan voor de basisbehoeften, en diensten voor mentale gezondheid en psychosociale zorg niet alleen voor de essentiële preventie zorgen, maar ook allerlei voordelen bieden bovenop het voorbereid zijn, zoals het voorkomen en de beheersing van besmettelijke ziekten, een betere algemene gezondheidstoestand, meer gemeenschapsvertrouwen en meer reactievermogen. Zuid-Korea slaagde er in 2018 bijvoorbeeld in om een uitbraak te bedwingen die riskeerde een tweede MERS te worden; deze ervaring was nuttig voor het relatieve succes van Korea bij de bestrijding van COVID-19.
Maar Zuid-Korea was de uitzondering eerder dan de regel, en het coronavirus kwam terecht in nationaal en globaal onvoorbereide gezondheidssystemen. In februari van dit jaar was de epidemie al bekend, en de Wereldgezondheidsorganisatie vroeg 676 miljoen US $ om in maart en april te spenderen om de verspreiding van het nieuwe virus te kunnen een halt toeroepen, en landen met een zwakker gezondheidssysteem te helpen. Maar de WHO kreeg slechts 15 miljoen US $ van het United Nations Central Emergency Response Fund (CERF). Dat was helemaal niet voldoende, en de WHO creëerde met de United Nations Foundation het Solidarity Response Fund COVID-19 , een crowdfunding website die individuele schenkingen verzamelt.
Ondertussen kondigde de Wereldbank een eerste pakket van 12 miljard US $ maatregelen tegen COVID-19 aan, in de eerste plaats gericht op een versterking van de gezondheidssystemen en steun aan de private sector om de economische gevolgen van de crisis te bestrijden. Het Internationaal Muntfonds IMF kondigde van zijn kant aan dat het 50 miljard $ zal ter beschikking stellen aan lage en middelgrote inkomenslanden.
Deze bedragen zijn verre van indrukwekkend, als men zich herinnert dat één enkel land, Argentinië, verleden jaar 45 miljard $ ontving voor een mislukte poging om de economische instorting te vermijden. Bovendien was de totale publieke en private schuld van ontwikkelingslanden vóór de crisis al op een recordhoogte van 200% van hun BBP, zoals in 2018 aangetoond door de UNCTAD, de ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties.
Het gebrek aan vooruitziendheid met het oog op de aangekondigde pandemie verplicht regeringen nu wereldwijd om extreme en innovatieve gezondheidsmaatregelen te nemen. De dreigende schuldencrisis vraagt nu ook om vooruitziendheid, leiderschap en innovatie. En wie zal er durven zeggen dat we niet gewaarschuwd waren?
(*) Roberto Bissio is coordinator van het Social Watch netwerk, bestaande uit organizaties die strijd voeren “tegen armoede en de oorzaken ervan, tegen discriminatie en racisme, voor eerlijke herverdeling en voor de mensenrechten”. Er zijn werelwijd honderden organisaties bij aangesloten, o.a. 11.11.11 en CNCD (België). Het artikel verscheen oorspronkelijk op 27 maart 2020 op Global Policy Watch, een gemeenschappelijk initiatief van Social Watch en Global Policy Forum (GPF). Deze laatste organisatie is een ‘beleidswaakhond’ die het beleid van de Verenigde Naties en andere globale organisaties nauwkeurig opvolgt.
Ander Europa zorgde voor de Nederlandse vertaling van het artikel; er bestaat ook een Spaanse versie.
Voetnoten
Laat een reactie achter