Marco d’Eramo (*)
18 september 2023
Mögen andere von ihrer Schande sprechen,
ich spreche von der meinen.
Bertold Brecht, 1933
Het is begin jaren zeventig. Een Amerikaan en een Sovjet debatteren over welke van hun samenlevingen vrijer is. “We kunnen tenminste kritiek hebben op Nixon!”, flapt de Amerikaan eruit. Nou en?, antwoordt de Sovjetburger. Wij kunnen Nixon ook bekritiseren.
Nixon was het inderdaad meer dan waard om bekritiseerd te worden. Zijn regering was verantwoordelijk voor het laten voortduren van de ergste bloedbaden in Indochina, voor het uitroeien van de Black Panthers in eigen land, voor het steunen van Pinochets bloedige staatsgreep in Chili en ga zo maar door. Maar vandaag lijkt het erop dat de rollen zijn omgedraaid. Als het gaat om de oorlog in Oekraïne, bevinden westerlingen zich in een situatie die niet zo verschillend is van die in de Sovjet-Unie uit het Brezjnev-tijdperk. “We zijn vrij om Poetin te bekritiseren!”, roepen ze uit.
Voor alle duidelijkheid: Vladimir Poetin is een echte reactionair, met zijn heimwee naar de tijd van de tsaren, zijn orthodox-christelijke vurigheid en ijzersterke alliantie met een van ’s werelds meest verwerpelijke religieuze hiërarchieën, zijn visie van een feodaal staatskapitalisme, de welig tierende corruptie die hij mogelijk heeft gemaakt en aangemoedigd, zijn afslachting in Tsjetsjenië, zijn onderdrukking van afwijkende meningen. En natuurlijk zijn suïcidale invasie van Oekraïne, een anachronistische terugkeer naar de loopgravenoorlog in Europa die een atomaire holocaust riskeert over een stuk grond – de Donbass – waarvan tien jaar geleden bijna niemand wist dat het bestond. Om de omvang van de dwaasheid van Poetin af te meten aan de gruwelen die hij heeft ontketend, hoef je je alleen maar te herinneren dat in 2013 80 procent van de Oekraïners een positief beeld van Rusland had.
We zouden niet onder de indruk zijn geweest van de ‘moed’ van Sovjetburgers die kritiek hadden op de barbaarsheid van Nixon, zoals een commentator in Leningrad die hem de ‘nieuwe Hitler’ noemde. Vertaald naar vandaag: in tegenstelling tot Russische burgers die er hun leven mee riskeren is er geen reden de ‘moed’ te bejubelen van krantencommentatoren die hier in het Westen de wreedheid van deze ‘Oosterse satraap’ [1] aan de kaak stellen. (‘Oosters despotisme’: zal dit retorisch cliché, gelanceerd door Karl August Wittfogel [2], ooit verdwijnen?). Om nog maar te zwijgen van de vieze nasmaak van de lafheid in het niet aflatende refrein van ‘wij bewapenen jullie en jullie vechten’, refrein dat ze de afgelopen anderhalf jaar zijn blijven uitbazuinen. Het is maar al te gemakkelijk om stoer te doen met andermans leven.
Het fenomeen dat hier wordt geschetst is in sommige opzichten een echo van het verleden, maar het wijkt er ook van af. Het McCarthyisme van de jaren 1950 verdeelde eveneens de wereld in goed en kwaad. Voor lezers die het zich niet herinneren: de term is afgeleid van de Amerikaanse senator Joseph McCarthy, die samen met het House Un-American Activities Committee (HUCA) een heksenjacht leidde op iedereen (acteurs, regisseurs, journalisten, muzikanten, schrijvers, diplomaten, zelfs leden van het leger) die ervan verdacht werd communist te zijn. Het is geen toeval dat Wittfogel zelf deelnam aan deze heksenjacht. In 1951 beschuldigde hij de delegatieleider van de VN en de Canadese diplomaat Herbert Norman ervan een communistische agent te zijn. Norman ontkende alles, maar werd in 1957 ter dood veroordeeld. Hij pleegde zelfmoord in Caïro.
Er zijn natuurlijk belangrijke verschillen. Het McCarthyisme beroofde zijn doelwitten van hun broodwinning in naam van de jacht op spionnen en verraders. De huidige campagne is niet zo ver gegaan. Het McCarthyisme infecteerde de Amerikaanse staat en media, maar omdat het hen ook aanviel als te soft tegen het communisme of als schuilplaats voor geheime communisten, groeide er een interne oppositie die uiteindelijk door het establishment zelf werd beëindigd. Op dit moment lijkt wat we het westerse Brezjnevisme zouden kunnen noemen zich ongeremd te verspreiden. Het resultaat is een homogenisering van het perspectief. In plaats van la pensée unique [3] hebben we een récit unique. Van de NAVO-leden wordt een onwrikbare trouw aan een orthodoxie geëist, die een mate van zelfcensuur vereist die doet denken aan wat de atoomfysicus Leo Szilard tijdens de Koude Oorlog over de Amerikanen zei: “Zelfs toen de dingen op hun slechtst waren, was de meerderheid van de Amerikanen vrij om te zeggen wat ze dachten om de eenvoudige reden dat ze nooit dachten wat ze niet vrij waren om te zeggen”.
Ik heb het hier niet alleen over oorlogspropaganda, wat een (onvermijdelijk) feit is: onze bommen raken alleen militaire doelen, die van de vijand alleen civiele; onze soldaten zijn gentlemen, hun soldaten zijn barbaren die wreedheden begaan; als wij een stad verliezen, was dat van weinig strategisch belang; als de vijand die verliest, was die stad van levensbelang. Ik heb het niet eens over leugens, ook dat is een gegeven in een oorlog; ze worden niet verspreid uit kwaadaardigheid, maar omdat je de vijand geen ware informatie kunt geven. Ik beschrijf iets subtielers dat ons denken doordringt. De duidelijkste tekenen komen, zoals altijd, in de woordenschat. Waarom worden bijvoorbeeld Russische miljardairs oligarchen genoemd, maar westerse nooit? Miljardairs in welk land dan ook vormen – per definitie – een kleine groep die grote macht uitoefent over het land. Maar de term oligarch impliceert iets meer: dat het regime waarin zij opereren geen echte democratie is (lees: zoals het onze) maar een oligarchie. De term is dus een bouwsteen voor de constructie van een niet-democratische, autoritaire vijand.
De dubbele moraal is veelzeggender bij het gebruik van de term ‘imperium’. In het geval van Rusland – of het nu gaat om het tsarisme, het Sovjettijdperk of het revanchisme van Poetin – wordt de term voortdurend gebruikt, maar in de reguliere pers wordt hij nooit toegepast op de Verenigde Staten, een vredelievende staat die zich alleen bezighoudt met de verdediging tegen oneervolle agressors. Dat de VS meer dan 750 militaire bases heeft in 85 landen is een irrelevant detail (ter vergelijking: het Verenigd Koninkrijk heeft 17 militaire bases in het buitenland, Frankrijk 12, Turkije 10, China 4, Rusland 10, waarvan 9 in landen binnen de grenzen van de voormalige Sovjet-Unie). Even irrelevant is het feit dat het sinds de Tweede Wereldoorlog meer oorlogen heeft ontketend dan welke andere staat ter wereld dan ook (in Guatemala, Vietnam, Laos, Cambodja, Nicaragua, Grenada, Panama, Irak, Servië, Afghanistan, Libië, Jemen, Syrië…). En dan hebben we het nog niet over de staatsgrepen in Chili, Iran, Cuba…
Dan is er nog de gebruikelijke woordenschat voor huursoldaten, inmiddels een aanpak die door bijna alle legers wordt gebruikt. (Laten we zijn doorluchtige voorvader niet vergeten, het Franse Vreemdelingenlegioen dat in 1831 werd opgericht, veel minder romantisch dan de verhalen die ons zijn verteld). Aan Amerikaanse kant worden ze bescheiden ‘contractors’ genoemd, terwijl hun Russische tegenhangers ‘huurlingen’ zijn (een toepasselijke term in beide gevallen). Ondertussen maakte het voormalige hoofd van de Wagner Group, de onlangs omgekomen Jevgeni Prigozjin, deel uit van de ‘inner circle’ of ‘kliek’ van de tsaar van het Kremlin, maar het hoofd van Blackwater, Erik Prince, is slechts een ‘zakenman’ die toevallig de broer is van Betsy DeVos, de minister van Onderwijs van Donald Trump. Al dit soort organisaties rekruteren criminelen en begaan allemaal gruweldaden, maar terwijl sommige worden aangeduid met het eufemisme ‘onbedoelde slachtoffers’ worden andere als tekenen van ‘barbaarsheid’ benoemd. Er is nood aan een kwantitatieve analyse van het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden door de Westerse media, zoals Franco Moretti die heeft uitgevoerd op literaire teksten.
Misschien wel de meest veelzeggende indicatie van deze nieuwe orthodoxie is de proliferatie van de uitdrukking ‘Poetins nuttige idioten’. Een zoekopdracht op Google levert 321.000 resultaten op. De geschiedenis van ‘nuttige idioten’ – die een cynische kijk op politiek impliceert, waarin goede trouw en naïviteit worden uitgebuit – is verhelderend. Zoals William Safire schreef in een artikel in het New York Times Magazine uit 1987: “Dit lijkt Lenins uitdrukking te zijn, ooit gebruikt tegen liberalen, die nu door anticommunisten wordt gebruikt tegen de ideologische kleinkinderen van die liberalen, of tegen iedereen die in de ogen van de gebruiker van de uitdrukking onvoldoende anticommunistisch is. Maar Safire’s onderzoek heeft de uitdrukking in geen van Lenin’s geschriften en toespraken kunnen vinden. Het cynisme van de term werd dus gebruikt tegen de veronderstelde eerste opstellers ervan.
Het gebruik van de uitdrukking vervaagde met het einde van de Koude Oorlog die eraan ten grondslag lag (‘Koude Oorlog’, een term bedacht door Walter Lippmann). Maar in 2008 werd het opnieuw uitgevonden als ‘Putin’s Useful Idiots’ in Foreign Policy [4]. Safire parafraserend: om in aanmerking te komen voor de term hoefde je alleen maar onvoldoende anti-Poetin te zijn in de ogen van degenen die de uitdrukking gebruikten. Je moet natuurlijk de context niet vergeten. Begin jaren 2000 vroeg Poetin om lid te worden van de NAVO (zoals Foreign Policy zijn lezers vorig jaar in herinnering bracht in het artikel ‘When Putin Loved NATO’). Maar in 2008 waren de zaken op hun kop gezet; de vraag was niet langer of Rusland moest worden toegelaten, maar hoe Oekraïne en Georgië toegang tot de NAVO konden krijgen als zet tegen Rusland (dit was ook het jaar van de oorlog tussen Rusland en Georgië over Zuid-Ossetië en Abchazië). Putin’s nuttige idioten’ verscheen opnieuw in een artikel in de New York Times in 2014, het jaar van de onttroning van de gekozen Oekraïense president Viktor Janoekovitsj. Het gebruik is gestaag toegenomen en de sluizen gingen uiteindelijk open na de Russische invasie in Oekraïne. Sindsdien is de term verschenen in krantenkoppen o.a. in de Atlantic, de Spectator, Politico en de Economist.
Een voorbeeld van de schadelijke toepassing van de term is afkomstig van Steve Forbes, redacteur van het gelijknamige tijdschrift, die in juni 2022 de Franse president Emmanuel Macron met deze term bedacht omdat hij het lef had om een diplomatieke oplossing voor het conflict voor te stellen. De episode herinnert aan een andere Franse president die vlakaf weigerde deel te nemen aan de invasie van Irak in 2003. George Bush was zo boos op Jacques Chirac dat zijn regering de Amerikanen probeerde te overtuigen om de naam ‘French fries’ te veranderen in ‘freedom fries’. Dit was een herhaling van de campagne die werd gevoerd tijdens de Eerste Wereldoorlog, in een klimaat van intense Germanofobie, toen ‘frankfurters’ werden omgedoopt tot ‘hotdogs’ – met aanzienlijk meer succes dan Bush’ zwakke poging frieten van naam te doen veranderen.
Op de lange lijst van nuttige idioten van Poetin is er één naam die schittert door afwezigheid: Henry Kissinger, die in 2014 in een opiniestuk in de Washington Post schreef:
Het Westen moet begrijpen dat Oekraïne voor Rusland nooit zomaar een vreemd land kan zijn. De Russische geschiedenis begon in wat Kievan-Rus werd genoemd. Van daaruit verspreidde de Russische religie zich. Oekraïne maakt al eeuwenlang deel uit van Rusland en hun geschiedenissen waren vóór die tijd al met elkaar verweven. Enkele van de belangrijkste veldslagen voor de Russische vrijheid, te beginnen met de Slag bij Poltava in 1709, werden uitgevochten op Oekraïens grondgebied. De Zwarte Zeevloot – Ruslands middel om macht te projecteren in het Middellandse Zeegebied – is voor lange tijd gehuurd in Sevastopol, op de Krim. Zelfs beroemde dissidenten als Aleksandr Solzjenitsyn en Joseph Brodsky hielden vol dat Oekraïne een integraal onderdeel was van de Russische geschiedenis en zelfs van Rusland.
Hij concludeert:
Poetin zou zich moeten realiseren dat, wat zijn grieven ook zijn, een beleid van militaire dwang zou leiden tot een nieuwe Koude Oorlog. De Verenigde Staten van hun kant moeten Rusland niet behandelen als een aberratie die geduldig de gedragsregels van Washington moet leren. Poetin is een serieuze strateeg – op basis van de Russische geschiedenis. Het begrijpen van Amerikaanse waarden en psychologie is niet zijn sterkste kant. Evenmin is het begrijpen van de Russische geschiedenis en psychologie een sterk punt geweest van Amerikaanse beleidsmakers.
Kissinger heeft duidelijk de kwalificaties die nodig zijn om op de lijst van ‘nuttige idioten van Poetin’ te staan. Waarom is hij niet als zodanig gebrandmerkt? Omdat het nauwelijks geloofwaardig is dat de oude vos van de Realpolitik een idioot is, laat staan een slachtoffer van een in vergelijking jonge kerel als Poetin. Misschien had hij in plaats daarvan een Putinversteher kunnen worden genoemd (term die in Google 41.000 resultaten oplevert), het Duitse equivalent dat ‘iemand die Poetin begrijpt’ betekent, wat het geïnstrumentaliseerd gebruik van de term ‘nuttige idioten’ vervangt door de insinuatie: ‘begrijpen’, verwijzend naar sympathie, steun of medeplichtigheid.
De goocheltruc is niet onschuldig. De oorlog was nog maar net uitgebroken toen Repubblica, een van de belangrijkste Italiaanse kranten, een lijst van Putinverstehers publiceerde, een oefening in het publiekelijk bespotten van prominente journalisten en ambassadeurs vanwege hun gehechtheid aan de notie – duizend keer geverifieerd door de geschiedenis heen – dat de schuld van de ene partij niet de onschuld van de andere impliceert. Maar dit is gewoon verkapt pro-Poetinisme!”, reageren commentatoren die Poetin tot eergisteren bejubelden als een politieke erfgenaam van Talleyrand en Metternich, en zijn slachtpartijen in Tsjetsjenië negeerden, om nog maar te zwijgen van zijn belachelijke shirtloze tochten te paard, zijn fotosessies met tijgers, zijn kinderlijke passie voor vechtsporten, zijn grenzeloze bewondering voor C-acteurs als Jean-Claude Van Damme. Hoe kun je intelligentie toeschrijven aan iemand die Van Damme verafgoodt?
Het discours migreerde snel van Putinversteher naar russofobie. Zoals Mikhail Shishkin betoogde in de Atlantic:
Ook cultuur is een oorlogsslachtoffer. Na de Russische invasie van Oekraïne riepen Oekraïense schrijvers op tot een boycot van Russische muziek, films en boeken. Anderen hebben de Russische literatuur bijna beschuldigd van medeplichtigheid aan de wreedheden van de Russische soldaten. De hele cultuur, zeggen ze, is imperialistisch en deze militaire agressie onthult het morele bankroet van de zogenaamde beschaving van Rusland.
Dat de Oekraïners dit standpunt innemen is begrijpelijk – à la guerre comme à la guerre – hoewel ze er misschien niet voor terugschrokken om het museum in Kiev, opgedragen aan hun landgenoot Michail Boelgakov, te sluiten omwille van zijn verzet tegen het Oekraïense nationalisme. Veel grote Russische auteurs waren Oekraïens: Gogol, Tsjechov (geboren in de buurt van Mariupol), Akhmatova (geboren in Odessa)… Maar het feit dat ze geboren zijn in Oekraïne betekent niet dat ze zich Oekraïens voelden, net zoals schrijven in het Russisch je nog geen Rus maakt, net zoals Oostenrijkse of Zwitserse auteurs zich nooit Duits zouden voelen omdat ze in het Duits schrijven, en Amerikanen geen Engelsen zouden willen genoemd worden omdat ze in het Engels schrijven. Ik heb grote bewondering voor de roman De Pinguïn, geschreven door Andrei Kurkov, een Oekraïense auteur die in het Russisch schrijft maar opkomt voor de Oekraïense zaak. Dit alles onderstreept het misleidende van Herders formule [5]: ein Volk, eine Sprache, ein Land.
Denigreren van alles wat Russisch is kan overal worden waargenomen. Bemerk bijvoorbeeld de plotselinge afwezigheid van Russische films in onze bioscopen, zelfs die van gewaardeerde regisseurs als Andrey Zvyagintsev, winnaar van verschillende prijzen in Cannes en een Golden Globe. Ook de klassiekers uit de wereldliteratuur zijn niet gespaard gebleven. Zie onder andere ‘Van Poesjkin tot Poetin: Russian Literature’s Imperial Ideology’, gepubliceerd in Foreign Policy, waarin zowel Tolstoj als Poesjkin worden gekarakteriseerd als Russische imperialisten (ook al lijkt de reconstructie van de Pugatsjev Rebellion door Poesjkin zijn sympathieën voor de opstandelingen aan te tonen). Sinds het begin van de oorlog zijn verschillende monumenten voor Poesjkin in Oekraïne gesloopt (en toch zijn we verontwaardigd als de Taliban beelden van Boeddha vernielt?), en zoals de Financial Times meldt, “verwijzen sommige Oekraïners nu op sociale media naar “Poesjkinisten” die raketaanvallen op hun steden lanceren”.
Geen kunstenaar heeft meer geleden onder deze verguizing dan Dostojevski. De vergelijking verloopt lijnrecht: Dostojevski werpt zich op als de vaandeldrager van de zogenaamde ‘Russische ziel’ (Russkaia Dusha) die ‘het idee van pan-humanistische eenheid van broederliefde belichaamt’. De Russische ziel is de kern van het idee dat Rusland alle Slavische volkeren binnen en buiten zijn grenzen moet verenigen, en daarom de theoretische basis voor het Russische imperialisme waarvan Poetin een uitdrukking is. Dostojevski is dus de inspiratiebron voor Poetin, net zoals Nietzsche dat was voor Hitler. Meer dan een eeuw lang werd Dostojevski – samen met Tolstoj – beschouwd als een literaire reus naast Dante, Cervantes, Shakespeare en Goethe. Plotseling is hij een verworpene.
De analogie tussen Dostojevski-Poetin en Nietzsche-Hitler brengt ons bij een laatste discursief aspect van deze nieuwe orthodoxie: de constante vergelijking Hitler-Stalin, die in de moderne seculiere theologie maar één ding betekent – de persoon over wie men spreekt identificeren met Satan. Het is niet de eerste keer dat we deze film zien: figuren die gisteren nog door wereldmachten als vertrouwde vrienden werden behandeld, worden plotseling tot monsters, gekken en misdadigers verklaard. Geheugenverlies komt hier handig van pas, naast een morele strengheid die Cato de Jongere [6] waardig is. We hoeven niet terug te gaan naar de lof die de Angelsaksische pers uitsprak over Mussolini (Hitler kreeg een tijdje dezelfde behandeling); we hoeven alleen maar te denken aan hoe Saddam Hoessein werd gefinancierd en bewapend om tegen Iran te vechten, om vervolgens een misdadiger te worden, en vervolgens een veroordeelde na een afschuwelijke farce van een proces. Hetzelfde gebeurde met Bashar al-Assad. Kortom, zodra een trawant ophoudt trawant te zijn, wordt hij een crimineel (niet dat hij dat daarvoor niet was, maar toen waren onze ogen gesloten). Roosevelts onsterfelijke antwoord aan degenen die erop wezen dat de Nicaraguaanse dictator Anastasio Somoza een klootzak was, is in alle gevallen van toepassing: “Yes, but he’s our son of a bitch“.
Poetin is al een tijdje niet meer onze klootzak. Maar dat maakt hem niet automatisch een nieuwe Hitler. Zijn geweld zou van een bijna metafysische wreedheid getuigen, zo angstaanjagend, zo apocalyptisch, dat het niet te vergelijken is met dat van de kleine despoten die vaak met hem vergeleken worden. Maar Hitler vergelijken met een willekeurige moordenaar is hetzelfde als elke buurtmoord vergelijken met de Shoah. Het vermindert uiteindelijk de enormiteit van de genocide op de Joden, en is een stap in de richting van het vrijpleiten van de daders.
Een laatste overweging: je weet dat je in de problemen zit wanneer de politieke klasse begint te praten over de verdediging van waarden. Zoals Carl Schmitt [7] opmerkte, zijn waarden een intrinsiek polemogene categorie, dat wil zeggen een die conflicten genereert. Om waarden te kunnen naar waarde schatten moet je andere waarden devalueren – ze verslaan en ondergeschikt maken, waardoor je tirannieke macht uitoefent. Als patriottisme de laatste toevlucht is van schurken, dan zijn waarden eerder de eerste toevlucht van tirannieke machten: het is geen toeval dat het fascisme de ‘ethische staat’ verdedigde. Er is geen compromis mogelijk bij de verdediging van waarden; alleen kruistochten kunnen een uitkomst bieden. Dit geldt vooral als we te maken hebben met een idee dat zo vaag en slecht gedefinieerd is als ‘westerse waarden’. Wat zijn dat: slavernij, eeuwenlang gepraktiseerd? Oorlogen om een land te dwingen opium te importeren? Concentratiekampen om asielzoekers in op te sluiten, de miljarden die aan tirannen worden gegeven om ze buiten te houden, het patrouilleren op zee om ze met tienduizenden te laten verdrinken?
Westerse waarden lijken met tussenpozen te functioneren, als de richtingaanwijzers van een auto. Voor Kosovo geldt het idee dat een taalkundige en etnische minderheid recht heeft op afscheiding en onafhankelijkheid. Maar niet voor de Donbass. Voor Oekraïne is het recht op verzet tegen invasie en bezetting heilig. Maar niet voor de Palestijnen. De waarheid is dat het in het spel van de grootmachten niet echt gaat om de territoriale integriteit van Oekraïne. Dit is slechts een voorwendsel voor de ‘verdediging van waarden’, voorde export ervan. Beter nog als ze worden geëxporteerd door middel van clusterbommen die verboden zijn door een VN-verdrag dat door 111 staten is ondertekend (maar niet door de VS, Rusland, Oekraïne, China, India, Israël, Pakistan en Brazilië). Clusterbommen maken westerse waarden des te overtuigender.
(*) Marco d’Eramo (°1947, Rome) studeerde sociologie bij Pierre Bourdieu. Als journalist werkte hij voor Mondoperaio en meer dan dertig jaar bij de krant il manifesto. Hij schrijft voor New Left Review, MicroMega en het Berlijnse dagblad Die Tageszeitung. Hij schreef o.a. het boek The Pig and the Skyscraper, een kijk op de grootstad Chicago als zinnebeeld van de hedendaags en toekomstige kapitalistische samenleving .
Dit artikel verscheen op 14 september op Sidecar, uitgave van New Left Review, onder de titel Western Pravdas. Nederlandse vertaling en annotatie door Ander Europa.
De volgende noten werden toegevoegd door de vertaler:
[1] Satraap: gouverneur in het oude Perzische rijk. De term wordt nu meestal denigrerend gebruikt om (vooral oosterse) echte en vermeende despoten aan te duiden.
[2] Karl Wittfogel (1896-1988) was een Duitse historicus, filosoof en Chinakenner die aanvankelijk aansloot bij de Duitse communistische partij. Hij vluchtte voor de nazis naar de Verenigde Staten. Zijn verontwaardiging over het Hitler-Stalinpact ontaardde in anticommunisme, dat ook zijn sociologische theorieën beïnvloedde. De marxistische notie ‘Aziatische productiewijze’ werd een theorie over het ‘Aziatisch despotisme’, dat een historische contante zou zijn die doorloopt tot Lenin en Mao. Met zijn ‘bekering’ aarzelde Wittfogel niet om in de McCarthy-periode collega’s te beschuldigen van communisme.
[3] Pensée unique, misschien best vertaald als ‘eenheidsworstdenken’, de bewering dat er voor een probleem maar één juiste politieke keuze bestaat. Halverwege de jaren ’90 populariseerde Ignacio Ramonet (Le Monde Diplomatique) de term om het neoliberaal denken aan de kaak te stellen. Récit unique staat hier voor ‘alleenzaligmakend narratief’.
[4] Foreign Policy, magazine en website van een deel van het Amerikaans establishment, nu gecontroleerd door de Washington Post groep.
[5] Johann Gottfried von Herder, Duits achttiende eeuws dichter, filosoof van de Volksgeist.
[6] Cato de Jongere, Romeins staatsman (1e eeuw voor Christus), bekend voor zijn princiepsvastheid en onomkoopbaarheid.
[7] Carl Schmitt (1888-1985) Duits jurist en politiek filosoof, vurig verdediger van de nazi’s en hun rassenwetten. Niettemin wordt in de politieke filosofie vaak naar sommige van zijn thesen over de aard van de staat verwezen.
Herman, ik heb genoten van dit artikel, thanks.
Lof! Eindelijk een eerlijker en intelligentere kijk op de wereld dan die waarmee westerse media ons voeren. Ik heb die eerder alleen bij de Monde Diplomatique gevonden.