Door Herman Michiel
18 oktober 2021
In zijn artikel voor Uitpers, Polexit soft, becommentarieert Freddy De Pauw het conflict tussen de Poolse regering en de Europese Unie (EU), en daarmee samenhangend de protesten van vele Polen tegen het regime aldaar. Het is natuurlijk volledig terecht dat hij wijst op het reactionaire karakter van Kaczynski en zijn PiS-partij, de miskenning van de rechten van vrouwen, homoâs, migranten, de manipulaties van het justitieel apparaat, enzovoort.
De Pauw wijst er ook terecht op dat de verontwaardiging in de EU niet gespeend is van enige hypocrisie. Ook in ârechtstatenâ als BelgiĂ« en Frankrijk, om van de USA maar te zwijgen, zijn er voorbeelden van tussenkomsten van de uitvoerende macht in de rechterlijke. Ik zou er nog aan toevoegen dat het niet alleen Polen (of Hongarije) is dat zich schrap zet tegen de opvang van asielzoekers en migranten, dat doen alle Europese lidstaten.
Waar ik echter een kritische blik mis, is in de achtergrond van het conflict rond de prioriteit van het Europees recht. Voor De Pauw lijkt die voorrang van het Europese recht op het nationale een probleemloos feit te zijn, en zelfs een noodzaak. âNa de uitspraak van het [Pools] Grondwettelijk Hof dat de nationale wetten in de regel voorrang hebben op die van de EU zit men toch op een gevaarlijke hellingâ, schrijft hij. Die voorrang wordt voorgesteld als een kwestie van gezond verstand. âEr zijn nu eenmaal meer en meer zaken die alleen op zeer ruime schaal, continentaal of mondiaal aan te pakken zijn.â En verder: âHoe denkt men iets te ondernemen na de zoveelste onthullingen, de Pandora Papers, over de vlucht van enorme fortuinen die niet bijdragen aan de gemeenschap. Om aan al die ontsnappingsroutes iets te doen, zal nationale soevereiniteit niet helpen, wel erg integendeel.â
Soevereiniteit afstaan voor de goede zaak?
Men kan zeker niet ontkennen dat veel van de grote problemen grensoverschrijdend zijn en internationale samenwerking vereisen (klimaat, milieu, epidemies, geldstromen, eerlijke handel, oorlog en vrede,âŠ). De logische conclusie hieruit is echter niet dat landen hun soevereiniteit moeten opgeven. De conclusie is dat er goede internationale overeenkomsten moeten afgesloten worden. Daarvan zijn er duizenden voorbeelden, waarvan we ons nauwelijks bewust zijn. Dat er internationaal kan getelefoneerd worden is door de reglementering afgesproken binnen de aloude International Telecommunication Union, voor de opvang van vluchtelingen zijn er de akkoorden van GenĂšve, weersvoorspelling is gesteund op een wereldwijd netwerk gecoördineerd door de Wereld Meteorologische Organisatie, enzovoort en zo verder.
Maar, zal men opmerken, naarmate er meer westerse economische belangen bij gemoeid zijn, zijn de internationale overeenkomsten ofwel onbestaande, ofwel niet wat men zou willen. Zo blijkt het binnen de Verenigde Naties niet te lukken een bindend verdrag te maken dat multinationals verantwoordelijk stelt voor de schending van de rechten van mens en milieu. Anderzijds worden er binnen de Wereldhandelsorganisatie verdragen afgesloten over vrijhandel of intellectuele eigendom die ingaan tegen de belangen van miljarden mensen (cfr. de vaccinpatenten). Inderdaad, maar in tegenstelling tot wat Freddy De Pauw suggereert zal (nog) meer bevoegdheid voor de EU daar geen verbetering in brengen. Integendeel! Het is de EU die zich verzet tegen de (tijdelijke) opheffing van coronapatenten, tegen een bindend verdrag over multinationals, tegen ontwapening, tegen eerlijke handel. En wie kan geloven dat de EU daadwerkelijk zal optreden tegen de onthullingen van de Pandora Papers?
Het helpt niet om te zeggen dat de Europese Commissie, het Europees Parlement het goed voor hebben, maar dat het steeds lidstaten zijn die zich verzetten tegen goede plannen. Het hele neoliberale economische keurslijf is door de Commissie uitgedokterd en door het Parlement goedgekeurd, en dat geldt ook voor een heleboel andere dossiers. Maar vooral is het een ernstige misvatting dat de nationale regeringen Ă©Ă©n zaak zijn, en de Europese instellingen een andere. Het is door de nationale regeringen dat de commissieleden aangeduid worden, europarlementsleden verdedigen doorgaans hun ânationale belangenâ zoals die door de nationale centrumpartijen gedefinieerd worden, en last but not least, het Europees bouwsel heeft als sluitsteen de Europese Raad (de vergadering van staats-en regeringsleiders) die over de algemene oriĂ«ntatie beslist, en de Raad van de EU (de Ministerraad) die haar goedkeuring moet geven aan elk Europees wetsvoorstel. Nationale soevereiniteit afgeven ten voordele van de EU komt er enkel op neer dat dezelfde ministers en staatshoofden nog minder verantwoording moeten afleggen aan een of ander verkozen orgaan. Over de nationale politiek hebben burgers nog enige zeggenschap, en Ă la limite kan een nationale regering weggecontesteerd worden. Maar wie weet hoe dat met de de Europese Raad of de EU-Raad kan gebeuren mag het zeggen.
De Pauwâs pleidooi om nationale soevereiniteit af te staan aan de EU om betere grensoverschrijdende beslissingen toe te laten, kan me dus niet overtuigen. Tussen haakjes, een niet onbelangrijke aanvulling. De Pauw vermeldt de gewezen Franse PS politicus Arnaud Montebourg als een âeenzame verdediger ter linkerzijde â van het soort soevereiniteit waar ook de Poolse overheid op staat, de staatssoevereiniteit dus, niet te verwarren met de soevereiniteit van het volk. Er is echter nog een tweede linkse Franse politicus, en niet de minste, die in zijn verdediging van de soevereiniteit van La France zo ver gaat om de eigen wapenindustrie en de Franse know how voor de bouw van bommenwerpers te verdedigen: Jean-Luc MĂ©lenchon, leider van La France Insoumise. Meer daarover in mijn artikel over FCAS, het Frans-Duitse-Spaanse project voor de ontwikkeling van een zesde generatie gevechtsvliegtuig.
Maar waarop berust die âvoorrang van het Europees rechtâ eigenlijk?
Het verbaast me telkens opnieuw dat bij de discussie over de ârechtsstaatâ en de âprioriteit van het Europees rechtâ ongeveer nooit verwezen wordt naar de zeer wankele basis waarop die prioriteit berust. Dat verbaast me nog meer als kritische journalisten dit niet vermelden. Ik kan alleen maar de feiten opnieuw in herinnering brengen, zoals ik het al deed in De zanderige ondergrond van de Europese rechtsorde.
Men zou denken dat een zo fundamentele ingreep in de rechtsprincipes van de Europese natiestaten als het geven van de prioriteit aan het EU-recht de inzet was van grondige, misschien wel verhitte debatten: de nationale grondwet als pijler van de burgerlijke democratie, waarborg voor de fundamentele vrijheden, enz. Je stelt je dan voor dat er ergens een plechtige ceremonie was, bijvoorbeeld in de Spiegelzaal van Versailles of een Capitolijnse zaal in Rome, waar staatshoofden plechtig verklaarden dat hun burgers democratisch besloten hadden om een welomschreven deel van de nationale soevereiniteit naar een hoger, supranationaal vlak te tillen om zo het welzijn van allen te verbeteren. Maar zoiets is nooit gebeurd. De prioriteit van het Europees recht werd niet afgekondigd door staats- of regeringsleiders in een prestigieuze zaal na een democratische beslissing van de volksvertegenwoordiging of na een referendum, maar door onverkozen juristen in een zaaltje van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Er is in de Europese annalen nergens sprake van een âverdrag van de gedeelde soevereiniteitâ of iets in die aard, maar rechtsstudenten weten dat de rechtsorde in Europa veranderde door de arresten Van Gend & Loos en Costa/ENEL uit 1963, resp. 1964.
Als je dan weet waarover deze arresten handelden val je omver bij de vaststelling dat ze als basis dienden voor de rechtsorde in haast een heel continent. Van Gend & Loos was een Nederlands transportbedrijf dat betwistte dat er 8% en niet 3% rechten moesten betaald worden op de invoer van een chemisch product uit de Bondsrepubliek. Het Europees Hof in Luxemburg oordeelde dat het verdrag van Rome een nieuwe rechtsorde had in het leven geroepen met een directe werking die door nationale rechters moet worden gerespecteerd. Wat betreft de zaak Costa/ENEL ging het over een Italiaan met aandelen in een elektriciteitsmaatschappijtje die zich verongelijkt voelde bij de nationalisatie ervan. Het Europees Hof vond weliswaar dat de Italiaanse nationalisatiewet verenigbaar was met het Europees recht, maar dat de Italiaanse overheid zich niet kon beroepen op de prioriteit van het Italiaanse recht. Een nieuwe bevestiging dus over de continentale rechtsorde
Dat is de basis van de âprioriteit van het Europees rechtâ. Sommigen kijken hiervan zodanig op dat ze betwijfelen of het waar is. Ik voel me dus verplicht een hogere autoriteit in te roepen, en wel niemand minder dan Perry Anderson, de onvermoeibare analist van de wereldorde en lange tijd redacteur van het prestigieuze New Left Review. In The European Coup (Nederlandse samenvatting hier) schreef hij:
Het Hof pleegde op 5 februari 1963 een staatsgreep in naam van een nieuwe, autonome rechtsorde, terwijl het beweerde dat â hoewel niemand daarvan op de hoogte was â deze rechtsorde even oud was als het Verdrag zelf. De inbreuk op de status quo werd dus verhuld.
 In Polen is het recht krom, maar wat men in de EU als recht beschouwt is dat ook. Het is een slecht uitgangspunt om er onrecht mee te bekampen.
Laat een reactie achter