11 december 2020
Mag ik eerst de auteur van wat volgt even voorstellen? De Noor Asbjørn Wahl heeft een lange carrière in de vakbeweging op nationaal en internationaal niveau achter de rug. Hij is nu vakbondsadviseur, links activist en politiek auteur (naast vele artikels – één ervan brachten we onlangs in vertaling – ook van het boek The Rise and Fall of the Welfare State). Tot voor kort was hij voorzitter van de Commissie Stedelijk Transport van de Internationale Transportarbeidersfederatie (ITF) en leider van de ITF-werkgroep klimaatverandering. Nu is hij lid van de adviesgroep van de Trade Unions for Energy Democracy network.
Een Noor, dus geen ‘EU-burger’, met een wat afstandelijker blik op ‘Brussel’. Anderzijds goed bekend met de EU-realiteit. Noorwegen is wel lid van de ‘Europese Economische Ruimte’ en de ‘Europese Vrijhandelsassociatie’, waardoor veel bepalingen van de Europese wetgeving ook in dat land van kracht zijn. Bovendien heeft hij als internationaal vakbondsmilitant wel heel wat ervaring met de EU, met het bijkomende voordeel als Scandinaviër op veilige afstand te blijven van de weinig kritische Europese opstelling van het Europees Vakverbond (ETUC) 1.
Het is daarom interessant kennis te maken met Asbjørn Wahl’s visie op de EU en de houding van links daartegenover. Zopas verscheen van hem een uitgebreid artikel in de Monthly Review, het langst bestaande (°1949) Amerikaanse socialistische tijdschrift met marxistische, niet-doctrinaire inslag. In The Elephant in the Room – Left Parties and the European Union geeft hij eerst wat achtergrondinformatie over de Europese politieke structuren en voorgeschiedenis, waar een Amerikaans publiek natuurlijk nog minder mee vertrouwd is dan het Europese. Daarna becommentarieert hij de opstelling van links tegenover het EU-regime. Ook binnen linkse politieke bewegingen en organisaties in de Europese lidstaten is hierover heel weinig debat; Wahl’s nuchtere kijk kan daarom ook hier nuttig zijn. In wat volgt zal ik zijn standpunten daarover samenvatten en een en ander uitgebreider citeren, een aanpak waarmee de auteur akkoord ging. Herman Michiel
Linkse partijen en de Europese Unie
Een samenvatting van de analyse van Asbjørn Wahl
Zwak links
Politiek links – links van de sociaaldemocratie – staat zwak in Europa. Kwantitatief, met 39 Europarlementariërs op een totaal van 705, zetelend in de coalitie van Europees Verenigd Links (GUE/NGL) die een gemengd gezelschap is van partijen met uiteenlopende tendenzen en onderscheiden die niet altijd gemakkelijk te begrijpen zijn. Binnen deze coalitie is een meerderheid van de vertegenwoordigde nationale partijen aangesloten bij European Left (EL), een structuur die zich min of meer als een Europese politieke partij opstelt. Uit onvrede met de weg die SYRIZA, aangesloten bij EL, insloeg poogde Jean-Luc Mélenchon (La France Insoumise) tot een alternatieve alliantie binnen GUE/NGL te komen. Tenslotte was er de poging van Yanis Varoufakis om rond zijn DiEM25 initiatief een coalitie tot stand te brengen voor de Europese verkiezingen van 2019 met als doel de EU tegen 2025 grondig te democratiseren en te hervormen. Maar ook kwalitatief staat links in Europa vrij zwak. Het debat over de al dan niet mogelijke hervorming van de EU, het lidmaatschap van de muntunie en van de EU zelf, de strategie van een zegevierende linkse partij, het zijn uiterst belangrijke kwesties, maar bij de grootste linkse partijen “is er blijkbaar onvoldoende kunde of bereidheid om het debat te voeren.”
Vanwaar zoveel illusies?
Terwijl de sociaaldemocratie en de belangrijkste Europese vakbonden steeds enthousiaste supporters van de Europese Unie waren, soms wel met kritiek op bepaalde aspecten van het beleid, kwamen linkse partijen in verschillende landen, in het bijzonder in Scandinavië maar bijvoorbeeld ook in Frankrijk, op tegen lidmaatschap van de EU. Maar in de loop van de jaren verdampte die vraag voor terugtrekking.
Wat maakt de verhouding tot de Europese Unie zo problematisch en bijna onvoorspelbaar voor veel linkse partijen in Europa? Twee historische factoren spelen daarbij een rol. Vooreerst het ideologisch narratief dat de oprichting van de EEG, voorloper van de EU, begeleidde: de Europese eenmaking als basis voor een duurzame vrede in Europa, en als werktuig voor sociale vooruitgang. Ten tweede de Europese koers van François Mitterrand, Frans president van 1981 tot 1995. Hij begon zijn ambtsperiode met een links sociaaldemocratisch programma, wat door velen in de arbeidersbeweging gezien werd als de beginnende uitbouw van een socialistisch Europa. Maar na twee jaar liet Mitterrand zijn plannen varen; samen met zijn minister van financiën Jacques Delors dacht hij dat een keynesiaanse politiek eerder in het kader van de EEG moest gezien worden dan van de natiestaten. De Franse socialisten en de sociaaldemocratie in Europa richtten zich toenemend op de economische integratie in Europa. Maar zoals de Duitse sociale wetenschapper Martin Höpner schrijft: “Het is een mythe dat ‘meer Europa’ ons dichter brengt bij een sociaal Europa.”
Asbjørn Wahl: “Het blijft een open vraag hoe socialistische en sociaaldemocratische politici zo gemakkelijk konden geloven dat een supranationale constructie zoals de Europese Economische Gemeenschap – gebaseerd op de vier vrijheden (vrije beweging voor kapitaal, goederen, diensten en personen) als de kernelementen van de oprichtingsakte, het verdrag van Rome 1958, en met een totaal gebrek aan democratische structuren – een werktuig had kunnen worden voor een sociaal Europa. Het is nog vreemder hoe dat geloof in stand kon blijven ook nog na de goedkeuring van de Eenheidsakte, die de eenheidsmarkt tot stand bracht in 1986, het verdrag van Maastricht van 1992 die leidde tot nog verdere integratie en de creatie van de Europese Unie, het verdrag van Lissabon van 2007 wat niets anders was dan een aangepaste versie van de grondwet die door referenda in Frankrijk en Nederland verworpen was in 2005, en een reeks andere neoliberale wetteksten, overeenkomsten en verdragen.”
Weliswaar verscherpte linkse kritiek op het Europees beleid…
Twee gebeurtenissen deden de linkse kritiek op het Europees beleid toenemen:
- de financiële crisis van 2008, waardoor grote begrotingstekorten ontstonden als overheden geld gingen pompen in privébanken. Via het Stabiliteit-en Groeipact eiste de EU een budgettair herstel, met massale besnoeiingen in de overheidsuitgaven, ontslagen in de openbare sector en een explosieve stijging van de werkloosheid tot gevolg, alsook massale aanvallen op het arbeidsrecht, op de pensioenen en arbeidsomstandigheden, iets wat men vaak een ‘interne devaluatie’ noemt, in onderscheid met een muntevaluatie die niet langer mogelijk is voor landen van de eurozone. De EU zette haar sociale pijlers niet eventjes tussen haakjes, maar viel ze frontaal aan, met een stijgend ongenoegen van de bevolking tot gevolg.
- de rol van de EU en de Trojka in de bestrijding van de linkse regering SYRIZA in Griekenland na de verkiezingen van 2015. De rol van de Europese Centrale Bank bij de monetaire drooglegging van Griekenland om zo de regering op haar knieën te dwingen tonen duidelijk aan waar de macht ligt, hoe brutaal die kan opgelegd worden, en hoe machteloos een geïsoleerd en klein land kan zijn daartegenover. Het bleek dat de regering Tsipras niet in staat was en ook niet de wil had noch zich voorbereid had om tegen die macht in te gaan op de enig mogelijke manier, de terugtrekking uit de Europese Economische en Monetaire unie, wat leidde tot haar capitulatie
… leidend tot meer vragen
Doorgaans was de reactie: de EU moet veranderen, door de linkse krachten te bundelen in Europa. Maar dat wierp nieuwe vragen op: kan de EU wel van binnenuit hervormd worden? Hoe zou het in ons land verlopen als we zoals in Griekenland een verkiezingsoverwinning behaalden? Was Grexit een oplossing geweest?
Aan de ene kant heeft men Varoufakis, die de hervorming van de Europese Unie als uitgangspunt neemt. Het stichtingsdocument van zijn beweging DiEM25 bevatte de drie volgende eisen: (1) de volledige transparantie van al het werk binnen de centrale instituties van de EU (2) de bevoegdheid voor openbare schuld, de banksector, investeringen, immigratie en herverdeling binnen het jaar terug in handen brengen van de nationale parlementen (3) en op een termijn van twee jaar een grondwetgevende vergadering bijeenroepen met als opdracht om Europa in een volwaardige democratie te veranderen met een soeverein parlement dat de nationale autonomie respecteert en de macht deelt met nationale, regionale en lokale verkozenen.
Asbjørn Wahl: “Dit klinkt allemaal nogal naïef, in het bijzonder omdat deze beleidsopties niet ondersteund worden door een analyse van de machtsverhoudingen en de machtsstructuren binnen de Europese Unie, noch door een beredeneerde strategie hoe dat in de praktijk kan bereikt worden en door wie. Sommigen ter linkerzijde verwerpen uit principiële ideologische gronden iedere exitstrategie uit de Europese Unie. Ze beschouwen de EU, en zelfs de monetaire unie, als een historisch progressieve ontwikkeling die de natiestaat overstijgt en daarom moet verdedigd worden. De muntzone verlaten of uit de EU stappen wordt in deze context niet alleen nutteloos, maar ook een gevaarlijke stap richting de nationalistische en autoritaire krachten van extreem rechts. De Europese Unie moet verdedigd worden in de naam van het internationalisme, terwijl het neoliberaal beleid moet tegengewerkt worden, zegt men dan. Men vindt veel verdedigers van deze ideeën onder de sociaaldemocraten, alhoewel er weinig te merken was van hun strijd tegen het neoliberalisme. Maar veel van deze ideeën kan men ook vinden in delen van links.”
Aan de andere kant is er Costas Lapavitsas, professor economie aan de universiteit van Londen en in januari 2015 verkozen op de lijst van SYRIZA, maar brekend met die partij en Tsipras na de overgave aan de Trojka. Hij is een duidelijke stem in het debat. Aan degenen die de EU zien als een te steunen internationaliseringsproject zegt hij:
Costas Lapavitsas 2: “Dat is het probleem van links in Europa vandaag. Haar gehechtheid aan de EU als een intrinsiek progressieve ontwikkeling belemmert haar om radicaal te zijn, en integreert haar in de neoliberale structuren van het Europees kapitalisme. Links wordt in toenemende mate afgesneden van haar historische achterban, de werkenden en armen in Europa, die dan natuurlijk op zoek zijn gegaan naar een andere politieke spreekbuis… Onvermijdelijk werd dit vacuum dat links creëerde stelselmatig opgevuld door sommige van de ergste politieke krachten in de Europese geschiedenis, inclusief extreem rechts.”
Lapavitsas en geestesgenoten stellen dat de EU en de monetaire unie uitgebreide structurele en institutionele beperkingen opleggen. Asbjørn Wahl had er in een vroegere publicaties al zes vernoemd:
- het democratisch deficit dat eerder vergroot dan verminderd is;
- constitutioneel neoliberalisme, waardoor socialisme en keynesianisme illegaal zijn in de Europese Unie;
- onomkeerbare wetgeving, waarbij 100% overeenstemming moet bereikt worden om een verdrag te amenderen;
- de euro als een dwangbuis, met een centrale bank buiten democratische controle;
- ongelijke ontwikkeling van de lidstaten, waardoor gecoördineerde weerstand moeilijk is;
- de sterke rol van het Europees Hof van Justitie;
- een veelomvattend systeem van financiële sancties voor overtredingen van de verdragen.
Plan B: breken met de verdragen
Een strijd om de EU van binnenuit te hervormen blijft in de praktijk het gedachtenkader van het grootste deel van links. Toch ontwikkelde er zich gaandeweg een andere opvatting, geïnitieerd door Mélenchon, met als bedoeling mislukkingen zoals die in Griekenland te vermijden. Er moet vooreerst een duidelijk actieplan uitgewerkt worden voor het geval van een linkse overwinning in een lidstaat. Ten tweede moet er gewerkt worden aan een Europese alliantie van partijen, bewegingen en economen die een gemeenschappelijke strategie uitwerken voor een dergelijk beleid. Daarbij wordt onderhandeld met de Europese instellingen op basis van een eisenprogramma (Plan A) maar als hierover geen akkoord kan gevonden worden zijn terugtrekking uit de euro, uit verdragen en andere overeenkomsten (Plan B) geen taboe.
‘Plan B’ (in de zin van een Plan A – Plan B-strategie) werd besproken op een aantal conferenties: Parijs, Madrid en Kopenhagen 2016, Rome 2017, Stockholm 2019.
Alhoewel Wahl de Plan B strategie genegen is, wijst hij ook op de huidige zwakheden van de uitwerking ervan. In het begin waren de conferenties een trefpunt voor mensen uit partijen, vakbonden en bewegingen, maar gaandeweg beperkte zich dit meer tot partijen. Over de zienswijze op Plan B bestaat ook nogal wat dubbelzinnigheid, en men kan de indruk krijgen dat het voor sommigen maar een tactisch element is van Plan A. Asbjørn Wahl: “Misschien gelooft Mélenchon dat Frankrijk groot en belangrijk genoeg is om een beleid dat in strijd is met de EU reglementering te kunnen doorvoeren op basis van dreigementen. Als dat zo zou zijn onderschat hij hoogstwaarschijnlijk de enorme economische en politieke krachten waarmee een linkse regering, zelfs een Franse, zal af te rekenen hebben.”
Wahl noemt dan ook het “gebrek aan een analytische en strategische evaluatie van de machtsverhoudingen” een zwakte van ‘Plan B’. Het plan zal veel concreter en offensiever moeten gemaakt worden, en beter bekend onder de mensen als een voorafgaande voorwaarde voor toekomstige mobilisaties. De vraag is ook hoe diep geworteld het Plan B idee is binnen de linkse partijen. Voor sommige die heel ver van regeren verwijderd zijn is het maar een theoretisch model. Anderzijds waren er op de conferentie in Stockholm in april 2019 partijvertegenwoordigers (van het Poolse Razem, de Britse Labour Party, het Ierse Sinn Fein) die toegewijde EU-supporters bleken te zijn. Europees neoliberalisme werd op de conferentie wel bekritiseerd, maar de Plan B strategie was er geen belangrijk thema.
Schrik om met racisten en nationalisten geïdentificeerd te worden
Een andere en meer recente evolutie die een radicale linkse kritiek in de weg kan staan is de toenemende vijandigheid van extreem rechts tegenover de EU. “Tijdens de Brexit campagne”, zegt Wahl, “ontmoette ik verschillende linkse mensen die normaal campagne zouden gevoerd hebben pro Brexit, maar dat niet deden omdat ze vreesden ‘kanonnenvlees voor racisten en nationalisten’ te worden. De vrees om door een harde kritiek op de EU ‘samen op te trekken met extreemrechts’ was ook al vóór de Brexittijd gerezen in linkse kringen. Voor sommigen betekent elke verzwakking van de Europese Unie een versterking van deze rechtse krachten, en de Europese geschiedenis heeft voldoende aangetoond hoe gevaarlijk dit is. Dit was één van de redenen opgenoemd door voorzitter Sjöstedt van de Zweedse Linkse Partij (Vänsterpartiet) waarom die onlangs afstapte van haar standpunt dat Zweden de EU moet verlaten. Niet dat Asbjørn Wahl vindt dat “Weg uit de EU!” tot de dagelijkse politieke boodschap van de partij moet behoren: “Er zijn veel tactische redenen om een dergelijke slogan niet prioritair te gebruiken in de huidige Zweedse situatie. Maar in een context als de Griekse, waar links regeringsmacht verwerft, wordt de kwestie doorslaggevend. De vraag naar de terugtrekking uit de eurozone of de Unie is dan niet langer een theoretische kwestie, maar doorslaggevend voor de linkse regering om haar beleid door te voeren – of te capituleren. ”
Wahl becommentarieert verder een uitspraak van de linkse Zweedse partijvoorzitter die het heeft over “een kristalheldere lijn die ons scheidt van nationalisme en racisme. Wij staan niet aan dezelfde kant als UKIP, niet aan dezelfde kant als de racisten die de EU bekritiseren. Een afgrond scheidt ons van hen.”
Wahl: ”De politieke logica hiervan is onduidelijk. Als er een afgrond is tussen de kritiek op de EU van de Zweedse Linkse Partij en die van de racisten en nationalisten, wat is dan het probleem? Waarom moet de Linkse Partij dan een deel van haar programma in verband met de EU gaan wijzigen om niet gekoppeld te worden aan racisten en nationalisten?” Hij wijst er ook nog op dat de Britse Labour Party en vakbonden een deel van hun geloofwaardigheid en aanhang verloren door niet hun eigen kritiek op de EU en op uiterst rechts uit te spelen. “Op die manier verspeelden ze de kans om de vertegenwoordiger en de stem te zijn van het massale volkse ongenoegen dat terecht over de jaren was ontstaan tegen de neoliberale EU. Geen wonder dan dat de Brexit campagne gekenmerkt was door nationalisme en xenofobie.”
Een laag niveau van klassenstrijd
Politieke evoluties in een maatschappij kan men niet los zien van het niveau van de klassenstrijd. Welnu, naarmate het neoliberalisme politiek en economisch hegemonisch werd in de EU kregen kapitalistische krachten een sterk wapen in handen in hun strijd tegen de arbeidersbeweging, wat op zijn beurt een effect heeft op linkse partijen. Inderdaad, als reactie op de eurocrisis die volgde op de financiële crisis van 2007-2009 ging de EU over tot een steeds meer autoritair soberheidsbeleid met instrumenten als sixpack, twopack, Europees Semester, Begrotingspact enzovoort. Het Europees Hof van Justitie kreeg ook een steeds belangrijker rol in arbeidsgeschillen zoals Laval. De vakbondsbeweging is serieus verzwakt, tussen 1980 en 2015 verloor ze in West-Europa de helft van haar leden.
De uitbreiding naar Oost-Europa en de vorming van een eengemaakte arbeidsmarkt – onder voorwaarden van een gigantische loonkloof – heeft ook een zeer belangrijke rol gespeeld. In de eurocrisis bereikte de werkloosheid bovendien recordniveaus, met jeugdwerkloosheid in Griekenland en Spanje tot 50 en meer procent. Dit alles gaf werkgevers vrij spel om de arbeid uit te buiten.
Asbjørn Wahl: “Onder deze omstandigheden zit de vakbeweging in een defensieve positie en een diepe politieke en ideologische crisis. Grote delen van de geïnstitutionaliseerde vakbonden op Europees niveau hebben zich in toenemende mate vervreemd van de leden die ze zouden moeten verdedigen. Ze hangen nog vast aan het historisch compromis tussen arbeid en kapitaal, dat de politieke basis vormde voor groei en welvaart in de naoorlogse periode, maar dat nu ontmanteld is door de werkgevers aangezien de machtsbalans in hun voordeel gekanteld is. Het brutale soberheidsbeleid van de Europese Unie wordt [in een dergelijke vakbondvisie ] geïnterpreteerd als fout beleid, maar niet als een uitdrukking van botsende klassenbelangen. Men beschouwt het dan als zijn taak om regeringen en werkgevers via sociaal overleg ervan te overtuigen dat het beleid fout is en moet gecorrigeerd worden, in plaats van te mobiliseren en te vechten om de machtsbalans te laten keren.”
Het is dan ook te begrijpen dat een verzwakte arbeidersbeweging, doordrenkt van de ideologie van het ‘sociaal partnerschap‘ en een laag niveau van klassenstrijd in het algemeen niet veel externe druk uitoefent op linkse partijen, die daardoor zelf het risico lopen om nog meer geïntegreerd te geraken in het politiek-administratief apparaat van de EU.
Eindbeschouwing
Gedurende lange tijd werd de arbeidersbeweging tijdens de vorige eeuw gedomineerd door twee stromingen: communisme en sociaaldemocratie. Met de ineenstorting van het Oostblok en anderzijds het einde van het klassencompromis (‘sociaal pact‘) in West-Europa lijkt er een eind gekomen aan beide. Veel van de huidige linkse partijen hebben niet veel banden meer met die tradities en zijn politiek vaak vrij gematigd en niet diepgeworteld in de werkende klasse. Ideeën over een socialistische strategie en de analyse van economische en machtsverhoudingen zijn vrij zwak, terwijl ze onderhevig zijn aan sociaal liberale en sociaal democratische tendenzen. De meeste van die partijen zijn sterk parlementair georiënteerd en richten zich op een beperkt aantal populaire thema’s die media-aandacht kunnen krijgen. Hun vermogen om sociale krachten te mobiliseren is zwak. Voor velen is het doel een plaats te kunnen verwerven in een regering, meestal in een coalitie met sterkere neoliberale sociaaldemocratische partijen. Waar dit geprobeerd werd (Frankrijk, Italië, Noorwegen, Denemarken…) was de ervaring negatief of zelfs desastreus 3. Desalniettemin blijft die ambitie overeind, zoals in Duitsland, Nederland en Scandinavië (behalve bij de Deense rood-groene alliantie Enhedslisten). In Spanje trad Podemos in een coalitie met de PSOE.
Asbjørn Wahl: “Deze politieke zelfmoordneiging is moeilijk te begrijpen, des te minder daar we vaststellen dat linkse partijen heel wat meer bereiken als ze niet toetreden tot een dergelijke coalitie, maar er zich toe beperken om kritische steun te verlenen aan een sociaaldemocratisch gedomineerde regering. Zulke partijen hebben aangetoond dat ze veel meer kansen hebben om hun eigen politiek naar voor te schuiven, inclusief meer druk te zetten op mobilisatie van onderuit, dan compromissen te sluiten in parlementaire achterkamertjes.
Dat de kwestie in/out de eurozone/de EU Asbjørn Wahl echt wel ter harte gaat bewijzen de laatste paragrafen van zijn uitgebreid artikel, waarin hij er nog eens op terugkomt. Hij vindt weinig consequentie bij tal van linkse partijen in Europa, die zogezegd achter een Plan B strategie staan, maar daar absoluut niets rond doen en in de praktijk handelen alsof de EU hervormbaar was.
Ten tweede komt hij nog eens terug op de praktische politieke kwestie over welke programmapunten wanneer moeten naar voor geschoven worden: “Het is een kwestie van strategie en tactiek wanneer men een ordewoord als ‘breken met de Europese verdragen’ naar voren schuift als een centraal thema.”
Tenslotte benadrukt hij nog eens dat de problemen van links met de EU alleen zullen toenemen als ze hun kritiek inslikken uit vrees met racisten en nationalisten vereenzelvigd te worden.
“Niet de radicale kritiek op de Europese Unie vanuit links is verantwoordelijk voor nationalisme en extreemrechts, maar veeleer het EU-beleid dat het leven van miljoenen werkende mensen verwoest heeft, en zo steeds meer ongenoegen gecreëerd en een groeiend gevoel van machteloosheid bij de mensen. (…) Om te komen tot een internationalistisch, solidair en eengemaakt Europa moet de geïnstitutionaliseerde, autoritaire, neoliberale Europese Unie verslagen worden en vervangen door een Europa eengemaakt op basis van democratie, solidariteit en zelfbeschikking.”
Voetnoten
- Een zeer recent voorbeeldje. Op 7 december stuurt het EVV een brief naar Michel Barnier, de EU-onderhandelaar voor Brexit. De aanhef van de brief spreekt al boekdelen: Dear Michel; het betekent zoveel als “wij vakbondsleiders, eurocommissarissen, EU-diplomaten, één grote familie in onze fantastische Unie”… Met de inhoud van de brief geeft het Europees Vakverbond blijk van volledige instemming met de EU-opvatting over een rechtvaardige economie, namelijk “eerlijke kapitalistische concurrentie”, het level playing field waarvoor ze Barnier om standvastigheid verzoekt in de onderhandelingen. (hm)
- Lapavitsas, The Left Case Against the EU, pag. 129–30.
- Asbjørn Wahl, “To Be in Office, but Not in Power: Left Parties in the Squeeze between People’s Expectations and an Unfavourable Balance of Power,” in The Left in Government: Latin America and Europe Compared, ed. Birgit Daiber (Brussel, Rosa Luxemburg Stichting ,2010).
Eindelijk iemand met gezag die de zaken zegt zoals ze zijn. Vanuit Links zijn er documenten vol geschreven over hoe het zou moeten zijn . Tony Judt schrijft in zijn essay “Het land is moe” Wat leeft en wat is dood in de sociaal democratie! er is een vorm van besluiteloosheid . We verkiezen het woord armoede boven uitbuiting . Armoede wekt solidariteit, liefdadigheid op Uitbuiting daarentegen verontwaardiging , revolte en woede. Zijn de Linkse partijen nog in staat Hoop te bieden aan de radeloze. De Heilige Augustinus zei gevat over HOOP dat ze twee prachtige dochters heeft DE WOEDE en DE MOED. Kan Links dat nog opbrengen. Misschien door een catastrofe zoals het de auteur Rebecca Solnit het neerschreef in haar boek:” A paradise built in Hell” met als ondertitel “The extraordinary communities that arise in Disaster ” !Waarin ze de reactie onderzocht van bestaande rampen en de tegenstellingen vaststelde tussen de “Panic bij de Elite” en het “Altruisme en Samenhorigheid” bij de Slachtoffers !