16 september 2015 – Op 21 mei 2015 stelde Fabio de Masi, Europees parlementslid voor Die Linke, een vraag aan Europees handelscommissaris Cecilia Malmström in verband met het afsluiten van handelsverdragen zoals TTIP en CETA. Hij wilde onder andere weten of er studies bestonden die aantoonden dat het zeer omstreden investor-state dispute settlement of ISDS werkelijk leidt tot meer buitenlandse investeringen. ISDS is de regeling waardoor multinationals een overheid tot zware boetes kan laten veroordelen wanneer wetgeving de winstvooruitzichten zou kunnen hinderen (een concreet voorbeeld: het Zweedse Vattenfalls klaagt Duitsland aan wegens de geplande kernuitstap van dat land). De klacht wordt bovendien niet door een reguliere rechtbank behandeld, maar door een private arbitragecommissie. Een dergelijke ISDS-regeling wil de Commissie per se invoeren in de handelsovereenkomsten die ze achter de rug van de Europeanen aan het afsluiten is.
Op 14 september kwam het antwoord van Malmström op de vraag van de Masi. Tussen haakjes, van 21 mei tot 14 september, dat zijn bijna 4 maanden. Ook hier is er een Europa met twee snelheden. Het Griekse parlement moest van de ene dag op de andere de Trojka-plannen goedkeuren tijdens een nachtelijke sessie, maar dat er duizenden oorlogsvluchtelingen omkomen in de Europese wateren is voor de EU geen reden om een versnelling hoger te schakelen. Vier maanden voor het antwoord op een simpel vraagske over ISDS lijkt dan ook een kwestie van de tweede soort: geen haast, er zijn geen bedrijfslobbys die staan te trappelen.
En wat zegt Malmström in haar antwoord ? “De Commissie is er zich van bewust dat de meeste studies geen direct verband leggen tussen internationale investeringsakkoorden en buitenlandse investeringen“. De Commissie redt natuurlijk haar gezicht door er aan toe te voegen dat dit komt omdat er veel factoren meespelen en het moeilijk is ze uit elkaar te halen, en dat er op lange termijn wel een positief effect kan zijn. Kortom: zelfs het gild van de vrijemarkteconomen heeft geen argumenten pro kunnen vinden.
Een tweede vraag van de Masi ging over de bevoegdheid van de EU om alléén te beslissen over investeringsaangelegenheden, zonder goedkeuring van de nationale parlementen. Met het verdrag van Lissabon kreeg de Europese Unie de exclusieve bevoegdheid over internationale handel, wat inhoudt dat ze hierover akkoorden kan sluiten die bindend zijn voor de lidstaten, zonder ratificatie van hun parlementen. Maar algemeen wordt aangenomen dat investeringen geen handelsaangelegenheid zijn, en bijgevolg geen exclusieve Europese bevoegdheid. Deze ’technische’ vraag heeft dus wel ernstige implicaties van democratische aard. Beschouwt de EU het afsluiten van een handelsakkoord met een ISDS-clausule als haar exclusieve bevoegdheid, dan kan alles achter de ruggen van de burgers geregeld worden door de Raad en de Commissie, zonder eventuele stoorsignalen uit nationale parlementen.
Antwoord: de Commissie is van oordeel dat dit een exclusieve bevoegdheid is.Vrij vertaald: ISDS kan achter de ruggen ingevoerd worden.
Ten slotte was er nog de vraag welke bedrijven zouden kunnen genieten van de ISDS-clausule. De onderhandelingsteksten stellen als voorwaarde dat deze bedrijven een ‘real business operation‘ ontwikkelen. Wat betekent dit, vroeg de Masi. Het antwoord van de Commissie laat in ieder geval zeer veel interpretatievrijheid toe, want wie zal zeggen wat ‘substantive business operations‘ zijn?
Het ziet er dus naar uit dat dat het ‘Europees belang’ weer eens hoog op de agenda van de Commissie staat, tenminste de belangen van de Europese bedrijfswinsten. (hm)