door Frank Slegers, 14 januari 2015
Hoe belangrijk is de Griekse overheidsschuld in het programma van Syriza? Hoe centraal staat het annuleren van (een deel van) deze schuld? Het is een vraag die het lot van Griekenland direct verbindt met andere landen van de eurozone: dat zijn immers schuldeisers. Zo roept deze kwestie allerlei andere vragen op voor een linkse taktiek en strategie in Europa.
Daarover gaat deze bijdrage. We bekijken allerlei argumenten zonder een definitief standpunt in te nemen. Daarvoor zijn we niet diep genoeg geworteld in de Griekse realiteit, dus dat laten we graag over aan Syriza. Deze website blijft de discussie wel op de voet volgen.
Schuldmassa geen onmiddellijke prioriteit?
Niet iedereen is overtuigd dat het kwijtschelden van een belangrijk deel van de overheidsschuld een onmiddellijke prioriteit moet zijn voor Syriza. In die zin uitte zich bijvoorbeeld Axel Troost, waarvan we een interview publiceerden op deze website. Axel Troost is parlementslid in Duitsland voor Die Linke, en woordvoerder over financieel beleid.
Zijn standpunt lezen we als volgt: de eis van een onmiddellijke kwijtschelding van een deel van de Griekse schuld leidt tot een onnodig snelle en heftige confrontatie met de Europese Unie, terwijl het niet strikt noodzakelijk is om de sociale noodmaatregelen op korte termijn door te voeren die voor Syriza een prioriteit zijn.
Daar zit zeker wat in.
Meer dan 80 procent van de Griekse overheidsschuld is een schuld aan openbare instellingen: het IMF, de Europese Centrale Bank. de Europese noodfondsen en lidstaten van de eurozone. Met leningen uit overheidshoek (de twee hulpprogramma’s voor een totaalbedrag van 240 miljard euro) werd Griekenland gered toen het op de financiĆ«le martken niet meer terecht kon. Of meer precies: de schuldeisers van Griekenland werden gered, meer bepaald de Griekse en grote Europese banken. Die zijn nu grotendeels buiten schot, en Syriza heeft bovendien al duidelijk gemaakt dat het niet de private schuldeisers viseert (het heeft er geen belang bij de wankele Griekse banken omver te blazen…).
Dus het opheffen van een deel van de Griekse overheidsschuld gaat ten koste van andere overheden.
Beleidsruimte
Nu dragen die overheidsleningen relatief lage interestvoeten, en ze kennen lange looptijden. De winsten die de Europese Centrale Bank of lidstaten toch nog boeken op deze leningen worden aan Griekenland terugbetaald.
Het totale bedrag van een overheidsschuld kan indrukwekkend klinken in de media (Griekse schuld: 175 procent van het BBP), en speelt ook een rol in het Europese beleid (wanneer de overheidsschuld hoger ligt dan 60 procent van het BBP wordt een land strenger benaderd), maar heeft op zich niet zoveel belang voor de beleidsruimte van een land. Belangrijker is de jaarlijkse last van een schuld, meer bepaald de intresten, want aflossingen worden gefinancierd met nieuwe leningen (als je tenminste terecht kan op de kapitaalmarkten aan een redelijke interestvoet). Wat op de begroting weegt zijn dus de jaarlijkse intresten die moeten betaald worden op het totaalbedrag van de schuld. In het geval van Griekenland staat dit voor “maar” 4 procent van het BBP, minder dan bijvoorbeeld voor Ierland (4,4 procent), ItaliĆ« (4,8 procent) Ā of Ā Portugal (5 procent).
Dat verklaart waarom Syriza zegt dat het voor het uitvoeren van haar dringende economische en sociale plannen geen nieuwe leningen nodig heeft, maar deze kan financieren uit het lopende budget.
Lapavitsas
Op Ā deze Ā website gaven we eerder weerklank aan een studie van Costas Lapavitsas, die uit het voorgaande besluit dat er geen betekenisvolle extra beleidsruimte te halen valt door de interesten op de overheidsschuld nog eens te verlagen of de looptijden nog eens te verlengen. Volgens zijn berekeningen levert een drastische vermindering van de totale massa van de overheidsschuld wel betekenisvolle extra beleidsruimte op, en hij bepleit dus deze aanpak. Lapavitsas is niet alleen een bekend marxistisch econoom, maar ook kandidaat op de lijsten van Syriza.
Axel Troost legt dus andere aksenten. Hij suggereert dat vooral de voorwaarden die door de Troika aan de leningen gekoppeld werden het probleem vormen. Ook dit jaar heeft Griekenland nieuwe leningen nodig om vervallen leningen terug te betalen, en het blijft dus vatbaar voor deze chantage. De solidariteit moet zich richten op het afblokken van deze chantage.
De voorwaarden die door de Troika aan de leningen werden gekoppeld, met name het soberheidsbeleid en de liberaliseringen van de arbeidsmarkt, hadden met de overheidsschuld sensu stricto niets te maken. Integendeel, het opgelegde beleid heeft er alleen maar toe geleid dat de overheidschuld in verhouding tot de omvang van de Griekse economie groter werd. De financiĆ«le ademnood van de Griekse overheid werd door de Troika gebruikt om allerlei “hervormingen” af te dwingen die zonder meer kunnen teruggedraaid worden zonder de confrontatie over de schuldenlast af te wachten. Om bijvoorbeeld terug een minimumloon in te voeren of de collectieve arbeidsovereenkomsten in ere te herstellen volstaat het het hoofd te bieden aan de chantage van de Troika. Zelfs de verhoging van de lagere lonen in de openbare dienst of van de laagste pensioenen kan de Griekse overheid financieren uit de bestaande beleidsmarge.
De schuldmassa
Wanneer het nominaal bedrag van de Griekse schuld wordt verminderd gaat dit onvermijdelijk ten koste van andere overheden: het IMF (maar daar lijkt ook Syriza de handen van af te willen houden) en de lidstaten van de eurozone. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien Griekenland uit de euro stapt of geduwd wordt, en stopt met vervallen leningen af te lossen. Volgens sommige commentatoren is dit mogelijk indien paniek uitbreekt na een verkiezingsoverwinning van Syriza, en kapitaal massaal wegtrekt uit Griekenland of mensen masaal hun tegoeden opvragen bij de banken (bankrun). Dat is Ā een gevaarlijk scenario voor gans de eurozone, omdat de financiĆ«le markten nu al weinig vertrouwen hebben in de slabakkende Europese economie, en bij een Grexit zich wel eens vragen kunnen gaan stellen over de financiĆ«le gezondheid van bijvoorbeeld ItaliĆ«, de derde economie van de eurozone (“besmetting”). Dit risico belet Europese beleidsmakers niet met vuur te spelen. Angela Merkel lekte enkele weken geleden naar de pers dat zij niet wakker ligt van een Grexit, en de Europese Centrale Bank liet verstaan dat het niet zeker is dat zij eind februari de Griekse banken nog voorziet van de nodige liquiditeiten
Op businessinsider.com zagen we een berichtĀ met de volgende berekening. Griekenland heeft bij zijn Europese partners een totale schuld van 195 miljard euro. Indien deze schuld niet wordt terugbetaald verliest Duitsland 56,5 miljard euro (699 euro per inwoner), Frankrijk 42,4 miljard euro (644 euro per inwoner), ItaliĆ« 37,3 miljard euro, Spanje 24,8 miljard euro, Nederland 11,9 miljard euro, BelgiĆ« 7,2 miljard euro, Oostenrijk 5,8 miljard euro, Portugal 1,1 miljard euro, en Ierland 300 miljoen euro. Dat lijken enorme bedragen, maar het geld moet niet meteen op tafel worden gelegd: het is het totaalbedrag van wat de betrokken landen de komende decennia aan terugbetalingen mislopen. Dus dat valt wel mee, zeker als je deze bedragen afzet tegen de omvang van het BBP of de overheidsbegroting.
Toch moeten bij een staken van betalen of bij een overeengekomen schuldvermindering de betrokken landen onmiddellijk het volledige nominale verlies boeken, wat politiek vervelend is. Europa heeft immers zelf een elk-voor-zich mentaliteit in de hand gewerkt door bij hoog en bij laag vol te houden dat de sterkere eurolanden geen cent zouden betalen voor de armere. Dat blijkt dan wel het geval te zijn, en de regeringen vrezen de rekening gepresenteerd te krijgen door rechts populistische oppositiepartijen. Vandaar dat op internet taltijke scenario’s circuleren waarbij gerommeld wordt aan intrestvoeten en looptijden, maar het nomineel bedrag van de schuld ongewijzigd blijft.
Europese aanpak
Nu stelt Syriza niet voor eenzijdig en enkel de Griekse overheidsschuld te verminderen, maar de schuld van alle lidstaten met een grote overheidsschuld via een Europse schuldenconferentie. Volgens het plan uitgewerkt door de econoom van Syriza John Milios zou de Europese Centrale Bank alle overheidsschulden opkopen binnen de eurozone die hoger liggen dan 50 procent van de respectieve BBP’s, een totaal van 4,35 duizend miljard euro. De ECB zou deze aankopen financieren door zelf geld te lenen op de private markten. Zij zou geen rente vragen, en zo een verlies oplopen van 50 tot 60 miljard euro in de eerste vijf jaar, en over de totale looptijd van het programma, veertig jaar, 1000 miljard euro. Overigens zou Griekenland de eerste vijf jaar niets moeten terugbetalen, en zouden daarna de terugbetalingen gekoppeld zijn aan het groeiritme van Ā de economie. Uiteraard impliceert dit een herverdeling binnen de eurozone: de grotere schuldenaars profiteren het meest, terwijl de grootste economieĆ«n het grootste aandeel dragen in het verlies van de ECB.
Ook als de ECB de opkoopoperatie zou financieren door geld bij te drukken, dus een vorm van quantative easing, zouden lusten en lasten ongerlijk verdeeld zijn. Geld bijdrukken leidt immers tot een ontwaarding van de munt (inflatie), verlies voor schuldeisers, en winst voor schuldenaars.
Maar opvallend is dus dat Syriza aan Europa een gezamelijke en solidaire aanpak van de economische malaise voorstelt, via een groot Europees gesprek op een schuldenconferentie. Dit vertaalt de opvatting dat een echte uitweg uit de crisis alleen gevonden kan worden met een Europese aanpak gesteund op solidariteit.
Herverdeling binnen Europa?
Moet je nu voorstander zijn van dergelijke herverdeling of niet? Tegenstanderrs zullen zeggen dat het niet eerlijk is dat mensen in sterke landen opdraaien voor mensen in zwakke landen. Het gaat hier immers niet om een herverdeling tussen rijk en arm, maar tussen landen, zodat je zou kunnen zeggen: waarom moet Jan Modaal in Nederland opdraaien voor de rijke Griekse reders? Daartegenover staat het argument dat iedereen baat heeft bij hulp aan de zwakkere landen: uiteindelijk heeft gans de Europese economie er baat bij. Bovendien is dergelijke solidariteit de keerzijde van de vrije markt: je kan niet vragen dat sterke landen vrij mogen exporteren naar de zwakkere, maar niet thuis geven wanneer de financiĆ«le balans van die zwakkere landen daardoor uit evenwicht raakt…
Quantative easing?
Gans deze discussie raakt ook aan de lopende discussie over quantative easing: de idee dat de Europese Centrale Bank extra geld in de economie pompt via het opkopen van schuldpapieren van de overheden in de eurozone. Op 22 januari zou de ECB knopen doorhakken. Tot nog toe beperkte de ECB deze aankopen tot private spelers.
De ECB kan die aankopen financieren door zelf geld te lenen, zodat de geldmassa per saldo niet toeneemt (“sterilieren” in het jargon), maar geld toch wordt rondgepompt in de hoop zo meer economische activiteit te stimuleren. Zij kan de aankopen ook financieren door geld bij te drukken.
Deze aankopen verhogen niet alleen de geldhoeveelheid en -circulatie, maar drukken ook de rente, wat dan weer de koers van de euro drukt, wat allemaal goed zou zijn voor de economische activiteit. Indien de operatie lukt, en de economische activiteit aanzwengelt, verhoogt de vraag, stijgen de prijzen, en krijg je met andere woorden inflatie of geldontwaarding. Maar het kan ook zijn dat de economische spelers die genieten van de gulhartigheid van de ECB het geld gewoon bijhouden. Dat is wat tot nog toe gebeurt, en door de linkerzijde wordt ingeroepen als argument dat het probleem met de economische activiteit niet zit aan de aanbodzijde (te lage winsten, te weinig beschikbaar krediet,…), maar aan de kant van de vraag (ongelijkheid, soberheid). QE door het opkopen van overheidspapier zou wel eens kunnen stuiten op de barriĆØre van het Stabiliteits- en Groeipact dat de overheidsuitgaven in een dwangbuis gevangen houdt.
In de eurozone is het niet zo eenvoudig om aan quantative easing te doen via het opkopen van overheidsobligaties, zoals wel makkelijk kan in de VS, Engeland of Japan. In de eurozone heb je immers Ć©Ć©n centrale bank maar 19 lidstaten. Wanneer de ECB obligaties van een lidstaat opkoopt is dat niet alleen QE, maar ook monetaire financiering van deze overheid, en dat is bij de Europese Verdragen verboden.
Dat is ergens logisch. Stel dat de ECB massaal Italiaanse obligaties koopt om de Italiaanse overheid te financieren, en de waarde van deze obligaties daalt of, erger nog, de Italiaanse overheid gaat over de kop, dan zitten alle lidstaten van de eurozone via de ECB op de financiƫle blaren.
Daarom zeggen een aantal hardliners in de ECB dat QE alleen kan als de opkopen gebeuren voor alle lidstaten in verhouding tot hun economische omvang. en dat eventuele verliezen op deze opkopen moeten gedragen worden niet door de ECB, maar door de respectieve nationale centrale banken (de ECB zit ingebed in een netwerk van nationale centrale banken met eigen vermogens).
Bovendien is het dan nog de vraag of obligaties kunnen opgekocht worden van de zwakste landen waar een reƫel risoco op default bestaat. En ja, dan hebben we het natuurlijk over Griekenland. QE zou dan paradoxaal niet kunnen voor die lidstaten waar het het meest nodig is. De ironie van de kalender wil dat de ECB haar beslissing over QE moet nemen enkele dagen voor de verkiezingen in Griekenland.
Paradox
Zo komen we tot een eigenaardige paradox. Ondanks jarenlange economische stagnatie slaagt de Europese Unie er niet in Europese solidariteit te organiseren. Het is altijd ieder voor zich, zoals het vrije marktadepten past. Wanneer aan een monetaire operatie gedacht wordt zoals het pompen van extra geld in de economie kan dit enkel indien elke lidstaat verantwoordelijk blijft voor de “eigen” financiĆ«le risico’s, wat haaks staat op de idee zelf van een monetaire unie.
Enkel het vermaledijde Syriza heeft een plan om te komen tot Europese solidariteit. Het stelt aan de Griekse kiezer niet enkel onmiddellijke maatregelen voor om de humanitaire, sociale en economische katastrofe in Griekenland te bezweren, maar ook een Europese schuldenconferentie om allemaal samen in Europese solidariteit het economische en sociale tij te keren.