door Ronald Janssen (*)
verschenen op 29 december 2012 in Social Europe Journal
Nederlandse vertaling en voetnoten: Ander Europa
Het zijn slechte tijden voor vakbonden en werkers. Ze worden geconfronteerd met een sterke politieke consensus in heel Europa die beweert dat de lidstaten uit de crisis kunnen geraken door te knippen in de lonen en het collectief loonoverleg te verzwakken. Devaluatie van de nationale munt is een methode uit een vervlogen tijd, en moet nu vervangen worden door loondevaluatie.
In Portugal, Spanje en Griekenland is deze consensus al operationeel. De werkgevers hebben daar meerdere mogelijkheden om de lonen te verlagen. Ze kunnen gemakkelijk af geraken van duurdere collectieve arbeidsovereenkomsten, en op bedrijfsvlak lagere loonnormen bedingen. Het management kan representatieve vakbonden en stakingen zelfs volledig omzeilen, of akkoorden opleggen met ‘ werknemerscomités’ of met individuele werknemers.
In Frankrijk, België en Italië blijven de loonvormingssystemen voorlopig overeind, maar voorstellen om ze te flexibiliseren zijn in het verschiet of liggen reeds op de onderhandelingstafel.
Helaas maakt het Europese niveau het alleen nog maar erger. Bovenop de competitiviteitsrace naar loonflexibiliteit die we nu al meemaken, bouwen de Europese Raad en de Europese Commissie een systeem van economisch bestuur uit dat lidstaten ertoe verplicht om deel te nemen aan deze race, zoniet riskeert men financieel bestraft te worden door de Commissie.
De besluiten van de recente Europese Raad [i] bewandelen verder dit pad. Ja, er is een verwijzing naar de sociale dimensie van de monetaire unie, maar deze is buitengewoon vaag. Daarentegen zal op de top van juni 2013 een stappenplan voorgesteld worden waardoor lidstaten met de Europese instellingen contracten moeten sluiten aangaande competitiviteit en groei. De besluiten van de Raad zeggen er niets méér over, maar het laatste rapport van de voorzitter van de Europese Raad over een ‘echte monetaire en economische Unie’ (geschreven in samenwerking met de voorzitters van de Commissie, de Europese Centrale Bank en de eurogroep) geeft heel wat meer detail.
Het basisidee is het Europees economisch bestuur nog te versterken. Nu reeds onderneemt de DG ECFIN [ii] grondige reviews voor specifieke landen die ze identificeerde als potentieel in de gevarenzone voor macro-economisch onevenwicht; deze reviews zouden veralgemeend worden tot alle landen van de eurozone. De specifieke landenaanbevelingen die door de Commissie opgezet werden in het kader van de EU 2020 strategie, zouden de basis vormen voor de specifieke en gedetailleerde maatregelen (let op het precies woordgebruik!) in deze contractuele hervormingsplannen. Het einddoel van dit alles is komaf te maken met de bestaande hinderlijke ‘ rigiditeiten’, die moeilijk zouden kunnen aangepakt worden in het kader van de nationale democratie.
Lonen en collectieve arbeidsovereenkomsten worden beschouwd als een van deze ‘rigiditeiten’. Dat is absoluut duidelijk in de specifieke landenaanbevelingen voor 2012, waar de Commissie 16 lidstaten uitkoos. Deze 16 werden gemaand hun loonindexatiesysteem te hervormen, het sectoroverleg te verzwakken, en het collectief overleg te decentraliseren naar het niveau van de bedrijven, de toename van de minimumlonen te beperken en meer loonflexibiliteit te introduceren bij de laagste lonen. Indien dergelijke aanbevelingen deel zouden gaan uitmaken van een afdwingbaar contract tussen de Commissie en de lidstaten, zou het definitief gedaan zijn met het sociale Europa.
Vakbonden kunnen terugslaan
En toch is er iets vreemds met de besluiten van de Europese Raad. Tot voor kort gingen de Europese elites voor een nieuw internationaal verdrag, of voor een wijziging van het Europees verdrag zelf. In dat geval zou tussenkomst in de loonvorming geschraagd worden op het hoogste juridisch niveau.
Dat is niet langer het geval. De top van december veranderde het geweer van schouder en besliste dat deze contractuele hervormingsplannen zouden opgesteld worden door de Commissie op basis van secundaire wetgeving [iii]. Hierbij zijn er twee dingen van groot belang voor de vakbonden en hun strategie ter verdediging van de overlegsystemen.
Vooreerst vangen we geruchten op in de wandelgangen van DG ECFIN dat de Europese financiële elites de voorkeur gaven aan een wijziging van het Europees verdrag. Dat zou alle twijfel weggenomen hebben over de wettelijkheid van Europese tussenkomst in de nationale loonsystemen. Maar de Europese beleidsmakers hebben hiervan afgezien omdat een verdragswijziging nationale instemming vereist, in sommige gevallen zelfs een referendum. De elites waren er niet van overtuigd dat de democratie op nationaal niveau bereid zou zijn de bevoegdheden inzake iets zo cruciaals als de loonvorming over te dragen naar een technocratische Commissie. Ze vreesden verzet van de bevolking tegen het opzetten van een Europese supermacht, die ervaren zou worden als de belangenbehartiger van de bedrijfswereld, en die de formele bevoegdheid zou hebben om nationale beleidsmakers en nationale sociale partners terug te wijzen.
Ten tweede bevestigt dit ook de analyse van de vakbonden, namelijk dat het Europees economisch bestuur, in het bijzonder wat de lonen betreft, op een wankele legale basis berust. De juridische diensten van de Commissie mogen dan wel beweren dat de verdragsartikelen over de ‘globale economische richtsnoeren’ voldoende grond geven aan de Commissie en de Raad om zich op het terrein van de loonvorming te begeven; maar de bevoegdheid om aanbevelingen te doen is niet dezelfde als die om een beleid op te leggen, en wat sancties betreft is de ultieme sanctie die in het verdrag voorzien is bij het niet respecteren van de globale richtsnoeren het publiek maken van het feit dat een lidstaat het Commissieadvies niet gevolgd heeft. Het Europees economisch bestuur, met zijn financiële sancties en zijn omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsstemming [iv], is niet in overeenstemming met het Europees verdrag.
Europese vakbonden kunnen hun strategie hierop afstemmen. Wanneer de Commissie nieuwe economische regels in het leven roept zoals de contractuele hervormingsplannen waarover hoger sprake, dan moeten de vakbonden er zich van vergewissen dat de regeling een ‘loonbeschermingsclausule’ bevat en dat de wettelijke basis van een dergelijke regeling verwijst naar de verdragsartikelen die de lonen en de sociale dialoog beschermen.
Wanneer vakbonden gesprekken aanknopen met de Europese instellingen over lonen, of het nu gaat over de ‘European Social Dialogue’, de ‘Macro Economic Dialogue’ of de nieuwe ‘Wage Monitoring Group’ die onlangs voorgesteld werd in het ‘Employment Package’ van de Commissie, moeten ze systematisch wijzen op het begrensd wettelijk kader, en aldus hun onderhandelingspositie versterken bij de institutionele dialoog.
Tenslotte kan het ontbreken van een overtuigende wettelijke basis in het Verdrag gekoppeld worden aan andere wettelijke instrumenten. De lidstaten aanzetten om de minimumlonen te verminderen en de loononderhandelingsinstellingen te verzwakken is niet alleen in strijd met de bevoegdheden van de Unie, maar ook een overtreding van de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie en het Handvest van Grondrechten van de Raad van Europa. Men moet zich bewust worden van de institutionele mogelijkheden van een brede alomvattende legale strategie tegen de negatieve Europese ingrepen in de lonen.
Het Europees Verdrag beschermt de autonomie van de sociale dialoog en verplicht de Europese Unie nationale systemen van arbeidsverhoudingen te respecteren. Samen met het feit dat vakbondsleden ook hun stem uitbrengen bij verkiezingen biedt dit aan vakbonden de mogelijkheid om het hoofd te bieden aan de loonmatigingsdiktaten van de Commissie, en het terrein van de Europese integratie te heroveren op de zeloten van neerwaartse loonconcurrentie.
(*) Ronald Janssen is economisch adviseur werkzaam bij de Europese vakbeweging in Brussel.
[i] Zie Naar een echte economische en monetaire dictatuur en Europese top van december 2012: nog meer antisociaal beleid in voorbereiding. [Noot van de vertaler]
[ii] De directoraten-generaal (DG) zijn administraties die werken voor de Europese Commissie. DG ECFIN is het ‘ministerie van economische en financiële zaken’. [Noot van de vertaler]
[iii] Secundair recht is wetgeving die gebaseerd is op (of verondersteld wordt gebaseerd te zijn op) de Europese verdragen (het ‘primair recht’). Het initiatief ervoor moet uitgaan van de Europese Commissie; voor de goedkeuring is meestal de instemming van de Raad van ministers én van het Europees parlement vereist (‘medebeslissing’), maar in diverse gevallen beslist de Raad alleen. De sixpack is een voorbeeld van secundair recht, een deel beslist door Raad én parlement, een deel door de Raad alleen. [Noot van de vertaler]
[iv] Bij de ‘omgekeerde gekwalificeerde meerderheid’ is een voorstel van de Europese Commissie aanvaard behalve als een gekwalificeerde meerderheid van de Raad het verwerpt; bij de gangbare gekwalificeerde meerderheid moet een meerderheid het voorstel goedkeuren opdat het aanvaard zou zijn. Stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid betekent dus een versterking van de positie van de onverkozen Europese Commissie en verminderde greep van de kiezer. [Noot van de vertaler]