4 november 2013 – In Le Monde Diplomatique van november verscheen een interessante, zij het verontrustende, analyse van het vrijhandels- en investeringsverdrag TTIP [i] dat momenteel onderhandeld wordt tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Voor algemene achtergrondinformatie daarover verwijzen we naar ons artikel Transatlantisch Partnerschap: weg met die handel! In wat volgt willen we een aantal punten samenvatten uit het artikel [ii] van Le Monde Diplomatique.
De auteur ervan is Lori Wallach, directrice van het Global Trade Watch programma van de Amerikaanse consumentenorganisatie Public Citizen. Deze ngo speelde midden van de jaren ’90 een doorslaggevende rol om een gelijkaardig investeringsakkoord (MIA, Multilateraal Investeringsakkoord) te doen mislukken door publicatie van de geheime onderhandelingsdocumenten. Dit is een goede motivatie om ook nu het verzet tegen TTIP uit te bouwen; volgens de officiële kalender zullen de in juli 2013 begonnen onderhandelingen twee jaar duren.
Een lijstje met domeinen die in aanmerking komen bij de onderhandelingen maakt meteen duidelijk hoe ingrijpend een akkoord zou kunnen zijn. Het handelt onder andere over voedselveiligheid, normen voor toxische stoffen, ziekteverzekering, de prijs van geneesmiddelen, vrijheid op het internet, bescherming van de privésfeer, energie, cultuur, auteursrechten, grondstoffen, beroepsopleiding, publieke infrastructuur, immigratie… Ondertekenende landen verbinden er zich toe om hun wetten, reglementen en procedures in overeenstemming te brengen met het verdrag; landen die hierbij in gebreke blijven kunnen door speciale rechtbanken tot zware boetes veroordeeld worden. Wallach maakte het optelsommetje: er zijn 75.000 Europese en Amerikaanse bedrijven die een proces tegen een staat kunnen inspannen. En dat gebeurt effectief, zo leert de ervaring bij gelijkaardige investeringsakkoorden. Ecuador werd een jaar geleden veroordeeld tot een boete van twee miljard euro, te betalen aan een oliemaatschappij (Ecuador ging in beroep). Ook wanneer een overheid de zaak wint, moet ze gemiddeld acht miljoen dollar betalen aan gerechtskosten. Deze wetenschap volstaat soms al om een overheid tot andere gedachten te brengen. Zo trok Canada haastig het verbod in op een toxisch additief gebruikt in de olie-industrie.
Een van de strijdpunten van multinationals zoals Monsanto is het breken van het verzet tegen genetisch gemanipuleerde gewassen (GGG’s). Niet alleen zijn veel Europese consumenten ertegen, maar ook in de Verenigde Staten zou één staat op de twee minstens vermeld willen zien dat een product GGG’s bevat. Maar de lobby van de Amerikaanse bakkerijsector wil niets minder dan dat TTIP de GGG-labels en de traceerbaarheidsnormen opheft. Voedselnormen, die in de regel binnen de EU een stuk strenger zijn dan in de Verenigde Staten, worden door allerlei belangengroepen op de korrel genomen. Zo wil men dat Europa het Amerikaanse gebruik toelaat om geslachte kippen te desinfecteren met chloor. Ook het gebruik van ractopamine, waardoor varkens en runderen meer mager vlees ontwikkelen maar ten koste van hun en onze gezondheid, staat op het Amerikaans verlangenlijstje.
Een andere lobbygroep, de Digital Trade Coalition, wil van haar kant af van allerlei privacy- bekommernissen (die momenteel in Europa nog een zeker gewicht hebben) die de vlotte manipulatie en transfer van persoonsgegevens over de Atlantische Oceaan in de weg staan. De US Council for International Business ziet dit zeer praktisch: alles mag, behalve in enkele duidelijk omschreven uitzonderingen. Zo zou men kunnen vermijden dat privacy ingeroepen wordt als dekmantel voor de belemmering van de vrije handel…
Maar ook “de Europeanen” hebben hun wensen (al zijn dat niet noodzakelijk de uwe…). En die situeren zich op terreinen die men niet zomaar zou verwachten. Is de eurocrisis geen voldoende waarschuwing tegen gewaagde financiële constructies? Nochtans is het vooral de Duitse banksector, en Deutsche Bank in het bijzonder, die “ongerust” is over te strakke regels voor de banken, zoals die in de VS na de crisis van 2008 werden ingevoerd! En Insurance Europe, de lobby van de Europese verzekeringssector, verzet zich tegen de waarborgen die moeten betaald worden bij operaties met hoog risico. De Amerikaanse banksector van haar kant wil niet meer horen van een eventuele financiële transactietaks (‘Tobintaks’), ook al nemen Europese plannen in die richting steeds pietluttiger vormen aan.
De meest ambitieuze vrijhandels- en investeringsvoorvechters mikken zelfs op de deregulering van alles wat naar openbare dienst ruikt. Openbare dienstverlening zou niet alleen aan de handelslogica moeten onderworpen worden, maar er zou ook geen overheidsbemoeienis mogen zijn met bedrijven die dergelijke diensten aanbieden. Energie, water, gezondheidszorg, onderwijs, transport,… al deze sectoren zouden zonder meer het speelveld van private ondernemingen worden.
Men kan de gewezen Amerikaanse handelsminister Ron Kirk goed begrijpen wanneer hij aanraadde om bij dergelijke onderhandelingen een “zekere mate van discretie en van confidentialiteit” in acht te nemen. Wij van onze kant hebben er alle belang bij om dit achterkamergesjacher uit te bazuinen. Men zegge het voort! (hm)
[i] TTIP staat voor Transatlantic Trade and Investment Partnership.
[ii] Le traité transatlantique, un typhon qui menace les Européens, Le Monde Diplomatique, november 2013, p. 4-5.