Op het congres verleden weekend van de Britse Conservatieven maakte de Britse premier Theresa May bekend dat de onderhandelingen over het uittreden uit de EU zouden starten in maart volgend jaar. In maart zal de Britse regering dus het fameuse artikel 50 uit de Europese Verdragen in werking stellen.
Harde Brexit?
Volgens vele commentatoren heeft de Conservatieve regering van May daarmee duidelijk gekozen voor een ‘harde Brexit’. Door zich vast te pinnen op een startdatum voor de onderhandelingen, die volgens de Europese regels maximum twee jaar mogen duren, heeft May volgens deze commentatoren een belangrijk wapen uit handen gegeven om haar Europese partners onder druk te zetten. Bovendien vallen de onderhandelingen nu samen met verkiezingen in Duitsland en Frankrijk, wat de kansen op Europese toegeeflijkheid verder vermindert.
May gaf zelf elementen aan die wijzen op de keuze voor een ‘harde Brexit’. Zo maakte zij duidelijk dat na de Brexit er geen sprake meer zou zijn van vrij verkeer van werknemers, en dat Groot-Brittannië het gezag van het Europees Hof van Justitie niet meer zou erkennen. Dat komt er op neer dat het Verenigd Koninkrijk geen deel meer kan uitmaken van de Europese Gemeenschappelijke Markt, en aparte handelsakkoorden moet onderhandelen.
De Britse linkerzijde wil niet weten van een ‘harde Brexit’. Dat betekent immers dat Groot-Brittanie mikt op een neoliberale vlucht vooruit als compensatie voor het verlies aan onbeperkte toegang tot de Europese binnenmarkt, en om haar economie te redden: fiscale gunstregimes voor de bedrijven, deregulering alom, sociale dumping, …, om aantrekkelijk te blijven voor internationale kapitaalstromen.
In de invloedrijke Financial Times verschenen reeds verschillende commentaren om te waarschuwen voor dergelijk scenario: kan je een grote moderne economie opbouwen via permanente solden op de wereldmarkt? May zelf ontkent dat zij voor deze weg kiest. Zij wil voor belangrijke sectoren specifieke akkoorden afsluiten met de EU, en binnenlands een actief sociaal en industrieel beleid voeren, de ongelijkheid terugdrijven en het structureel probleem van de lage productiviteit aanpakken. Zij rekent er op dat ook haar Europese partners belang hebben bij zo goed mogelijke relaties met de Britten.
Links voor ‘zachte Brexit’?
Opvallend is dat veel stemmen in de Britse linkerzijde die campagne voerden voor ‘remain’, nu hun stem laten horen voor een ‘zachte Brexit’. Groot-Brittannie zou het vrij verkeer van werknemers uit de EU moeten handhaven om zo toegang te beh0uden tot de Europese binnenmarkt. Min of meer invloedrijke figuren zoals Paul Mason of Nick Daerden voeren hier campagne voor. Dit zijn weliswaar eerder linkse stemmen van het postmoderne soort, maar toch. Zij stellen voor van de toegang tot de Europese binnenmarkt het sluitstuk te maken van een linkse Brexit-strategie.
Dat is toch raar? De Europese binnenmarkt is immers een vrije markt waar de Europese Commissie soeverein waakt over het respect voor de regels van de vrije concurrentie. De markt staat er verdragsrechtelijk boven de democratie. Het ‘vervolledigen’ van de binnenmarkt was halfweg de jaren 1980 met de Eenheidsacte het startsein voor de grote neoliberale hervormingen binnen de EU. Niet voor niets werd de nu vermaledijde euro bij de invoering ervan gezien als het sluitstuk van die markt (’tegen competitieve devaluaties’).
Het ziet ernaar uit dat de linkse stemmen die eerst pleitten voor het behoud van het lidmaatschap van de EU in een naief geloof in de hervormbaarheid van de EU, nu deze zelfde naïviteit projecteren op de Europese binnenmarkt. Zij lijken niet te vatten dat het neoliberalisme in de Europese genen (lees: Verdragen) gebakken zit.
Dat is trouwens de reden waarom de Europese Unie zelf niet geneigd is toegevingen te doen aan May: het afbrokkelen van de samenhang van de Gemeenschappelijke Markt moet ten alle prijze vermeden worden. De vrije binnenmarkt is het sluitstuk van de Europese eenmaking. Als de Britten hierop gaan afdingen gaan anderen volgen: de ene lidstaat gaat industriële sectoren beter willen beschermen, terwijl de andere meer ruimte gaat willen voor overheidsinitiatief. Dan is het einde zoek, toch?
Jeremy Corbyn lijkt dit beter begrepen te hebben dan andere linkse Britten. Hij heeft laten weten dat hij best aansluiting wil bewaren bij de Europese binnenmarkt, maar niet onvoorwaardelijk. Het mag niet gaan ten koste van de ruimte voor een Britse Labourregering om initiatieven te nemen en een industrieel beleid te voeren. (fs)