door Francine Mestrum
Verschenen in Uitpers nr. 130, april 2011
De Europese regeringen en de Europese Unie willen een ernstige ‘sanering’ van de overheidsfinanciën en vergaande besparingen en maatregelen die vooral gewone mensen én hun vakbonden zullen treffen. Hiermee dreigt het doek te vallen over wat het eerste én het laatste eiland van gedeelde welvaart in de wereld was. Na de kaalslag die het neoliberale beleid elders in de wereld heeft aangericht, is het nu de beurt aan het laatste bastion en harde kern: West Europa en zijn verzorgingsstaten.
In Stony Stratford, Verenigd Koninkrijk, is de bibliotheek volledig leeg gehaald: alle 16.000 boeken zijn uitgeleend! Alle inwoners hebben meegewerkt aan deze actie tegen de sluiting van hun lokale bibliotheek. Het is maar één van de honderden acties die overal in het land worden opgezet om te protesteren tegen de bezuinigingsplannen van de regering (voor een overzicht: zie www.falseeconomy.org.uk).
Het lijdt geen twijfel dat ook elders in Europa dergelijke acties op gang zullen komen, al valt het af te wachten of die vele lokale verzetsdaden ook kunnen omgezet worden in een coherent politiek alternatief. Dat is de moeilijke opdracht voor de linkerzijde vandaag, en de verdeeldheid waarmee op 24 maart in Brussel actie werd gevoerd tegen de Europese Top toont aan dat er nog heel wat werk aan de winkel is.
De Europese regeringen en de Europese Unie zitten evenmin volledig op één lijn, maar ze weten wel wat ze willen bereiken: een ernstige ‘sanering’ van hun overheidsfinanciën en derhalve vergaande besparingen en maatregelen die vooral gewone mensen én hun vakbonden zullen treffen.
De schuldenlast als zondebok
Met het Verdrag van Maastricht dat in 1993 van kracht werd en waarmee een economisch-monetaire Unie werd ingesteld, hadden de Lidstaten van de EU zich er al toe verplicht hun overheidstekorten en hun schuldenlast binnen de perken te houden. Erg goed is dat nooit gelukt, en de regels werden soepel toegepast, zeker wanneer het om de grote landen ging zoals Duitsland en Frankrijk.
In 2003 zag de Europese Commissie zich verplicht om Frankrijk en Duitsland voor het Hof van Justitie te dagen wegen ‘buitensporige overheidstekorten’. Prompt werd het Pact voor Groei en Stabiliteit aangepast en verloor de Commissie haar bevoegdheid om sancties te treffen.
Met de financieel-economische crisis van 2008 werd dat anders. De speculanten sloegen ook bij ons toe. De overheid kwam tussenbeide om de bankensector te redden en ging daarom – bij de banken – geld lenen om vervolgens aan de banken uit te lenen. Dat heeft de schuldenlast in de meeste landen de hoogte ingestuwd, samen met de economische gevolgen van de financiële crisis, en die schuldenlast werd dan ’niet-duurzaam’ genoemd. Plots ‘ontdekte’ men dat de cijfers van Griekenland niet juist waren. De vastgoedbubble in Spanje werd een Europees probleem. De redding van de Ierse banken moest een crisis zoals in IJsland vermijden.
In de Europese Unie werd gereageerd met tal van initiatieven. De Europese Commissie deed voorstellen. De nieuwe Europese voorzitter – Van Rompuy – stelde een task force samen die eveneens voorstellen deed. Het Europees Parlement stelde een bijzondere Commissie in. Er werd een Europees noodfonds opgericht om de eerste nood te lenigen en er werd zelfs overeenstemming bereikt om het Verdrag van Lissabon zonder veel poeha te wijzigen zodat Duitsland geen grondwettelijke problemen zou krijgen.
Men ‘stelde vast’ wat veel deskundigen – met Jacques Delors op de eerste plaats – al sinds het Verdrag van Maastricht hadden gesteld: de Eurozone loopt mank. Er is een monetaire unie, maar géén economische unie. Elk land voert zijn eigen begrotingsbeleid, er is nauwelijks macro-economisch overleg. Plots werd het ‘economisch bestuur ‘ (‘economic governance’) weer uit de kast gehaald, iets waar Frankrijk zo veel jaren lang voor gepleit had. Helaas, ook hier toonde het neoliberalisme zijn grote vindingrijkheid. Het economisch bestuur krijgt vandaag een geheel andere invulling dan wat er vroeger mee bedoeld werd, het gaat gepaard met zware inleveringen en men vergeet en passant de democratische rechten van het Europees en van de nationale parlementen.
De hoge schuldenlast van de lidstaten – een gevolg van de reddingsactie voor de banken én van de economische crisis die daarop gevolgd is – wordt nu ingeroepen om het beleid in alle landen neoliberaal te stroomlijnen.
Het Europese semester en de competitiviteit
De eerste maatregel die al is goedgekeurd heeft te maken met het begrotingsbeleid van de lidstaten. Om de begrotingstekorten blijvend te beperken zullen de lidstaten voortaan hun begrotingsplannen vóór de zomer moeten indienen bij de Europese Commissie die ze onder de loep zal nemen om ze te toetsen aan de prioriteiten die op haar voorstel – in januari – door de Europese Raad – in maart – zijn aangenomen. Als dat gebeurd is, kunnen de nationale parlementen hun werk doen, maar ze moeten wel binnen de Europese krijtlijnen blijven. Het Europees parlement komt er niet aan te pas.
Dat er in een monetaire unie controle is op de begrotingen is niet meer dan normaal. Landen die eenzelfde munt delen moeten ook dezelfde regels volgen om die munt stabiel te houden. Maar welk gemeenschappelijk beleid er zal gevolgd worden, moet uiteraard het resultaat zijn van een democratisch debat, met Europese en met nationale afgevaardigden. Dat ontbreekt nu volledig, en veel verkozenen ervaren deze maatregel dan ook als een ernstige schending van hun parlementaire prerogatieven.
Een nog veel groter democratisch deficit ontstaat er met de bescherming van de ‘competitiviteit’ in het ‘Pact voor de Euro Plus’ dat op 11 maart werd goedgekeurd voor de eurozone en op 25 maart ook door zes andere Lidstaten. In die tekst staat uitdrukkelijk dat de vermelde punten uitsluitend nationale bevoegdheden zijn! Toch willen de Europese regeringen er zich in het kader van hun Europese samenwerking mee moeien. Volledig in strijd met wat het Verdrag van Lissabon stelt, wordt hier gesproken over loonmatiging, over collectieve onderhandelingen, over het indexmechanisme, over de lonen in de overheidssector, enz. De lidstaten worden aangemaand hun dienstensector verder te liberaliseren, ‘flexicuriteit’ te bevorderen, de lasten op arbeid te verminderen, de pensioenleeftijd op te trekken en last but not least de strenge begrotingsregels wettelijk vast te leggen, in de grondwet of in een kaderwet. Wie vroeger al schreeuwde dat het Verdrag van Lissabon het neoliberalisme ‘in marmer had vastgelegd’, ziet nu dat het nog erger kan. De staatshoofden en regeringsleiders zouden graag zien dat de nationale grondwetten bepalen dat het begrotingstekort streng aan banden wordt gelegd …
Besparen en bezuinigen
Institutioneel valt op al deze regels heel veel te zeggen. Maar één ding moet duidelijk zijn. Hoe zeer de Europese Commissie en de Europese Raad ook willen dat er streng bezuinigd wordt, de regeringen van de lidstaten zelf zijn de eersten om dat ook te willen en verschuilen zich maar wat graag achter de Europese rug. Een kort overzicht van wat er al allemaal is uitgevoerd of in uitvoering is, maakt dit overduidelijk.
In de overheidssector hebben negentien landen al besloten de lonen te bevriezen, te verminderen en/of het personeelsbestand te verminderen. In Roemenië gaan de lonen met 25 % naar beneden en moeten 250.000 mensen op zoek naar een andere baan. In Griekenland moeten de ambtenaren het met 20 % minder doen, in Letland met 16 tot 50 %, in Portugal worden de lonen met 10 % gekort, net zoals in Bulgarije, en in Spanje met 5 %. In het Verenigd Koninkrijk moeten in de komende twee jaar 490.000 banen verdwijnen! In de hele Europese Unie gaat het om een totaal van één miljoen mensen die hun baan bij de overheid verliezen. Volgens het EVV kan dit gevolgen hebben voor een verminderde vraag vanuit de overheid en dus ook voor banenverlies in de particuliere sector. Na de vijf miljoen banen die met de crisis zijn verloren gegaan, schat men dat er nog eens zo’n 1,5 tot 2 miljoen mensen werkloos worden.
De werkloosheidsuitkeringen worden echter niet langer gezien als een echte bescherming. Integendeel, in de filosofie van ‘making work pay’ (werk lonend maken) wat met het Lissabon proces werd ingevoerd, worden uitkeringen gezien als een soort subsidie voor de vrije tijd. België is het enige land van de EU waar de uitkeringen nog onbeperkt zijn in de tijd, maar volgens de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie) en Open VLD (Open Vlaamse Liberalen en Democraten) mag dat snel veranderen. In Denemarken, Zweden, Duitsland en Estland worden de voorwaarden strenger. In Spanje kunnen interimkantoren zelfs mee beslissen over de eventuele uitkering. Men gaat ervan uit dat wie geen uitkering krijgt extra zal aangespoord worden om toch ergens een baan te accepteren. Maar wat als er geen banen zijn?
Een nog ernstiger probleem is de aanval op de vakbonden en de collectieve onderhandelingen. In 2003 werd in Duitsland al een mogelijkheid gecreëerd in de metaalsector om op het niveau van individuele bedrijven te onderhandelen en geen rekening te houden met nationale akkoorden. In Griekenland, Spanje en Estland wordt nu eenzelfde regeling ingevoerd. In het ‘Pact voor de Euro’ wordt de landen gevraagd hun ‘loonbepalingsovereenkomsten’ te herzien en de indexmechanismen aan te passen. Dit is een rechtstreekse interventie in het arbeidsmarktbeleid.
Structurele aanpassingen
Het valt op hoe zeer deze programma’s allemaal op elkaar lijken en hoe alles perfect aansluit bij de neoliberale programma’s van de ‘Washington Consensus’ die nu al twintig tot dertig jaar lang worden uitgevoerd in nagenoeg alle derdewereldlanden.
Zelfs wat de ‘sociale dimensie’ betreft, gaat het er precies op dezelfde manier aan toe.
Ten eerste betekent dit dat ‘de kwetsbaarsten in onze samenleving moeten beschermd worden’. Of met andere woorden: we beschermen de arme mensen maar beletten niet dat werknemers en andere middenklassen arm worden. Of nog met andere woorden: sociale bescherming wordt vervangen door armoedebestrijding, zoals de neoliberale filosofie dat wil. Wie meer sociale zekerheid wil, moet dat kopen op de markt.
Ten tweede betekent dit dat er geen sociale maatregelen worden opgelegd: de regeringen beslissen zelf wat ze doen en niet doen, maar de Europese Commissie geeft wel suggesties van wat ze zouden kunnen doen en de Europese Raad spoort hen aan een en ander ook effectief over te nemen. Dit is een van de perverse mechanismen van de Europese institutionele machinerie: in de Raad spreken de regeringen tot zichzelf. Ze zeggen tot zichzelf wat ze ‘moeten’ doen en gaan dan naar huis met de mededeling dat ‘Europa’ het hen verplicht. Met eenparigheid kunnen zij zelfs dingen tot zichzelf zeggen die indruisen tegen wat de Verdragen hen voorschrijven.
Op deze manier worden de communautaire instellingen en de communautaire besluitvormingsprocedures niet enkel ondermijnd, het leidt ook tot een dubbel democratisch tekort. Het Europees Parlement wordt buiten spel gezet, de nationale parlementen kunnen slechts hun zeg hebben nadat de beslissingen in de Europese hoofdstad zijn genomen.
Ondanks de bijkomende bevoegdheden die het Europees Parlement heeft gekregen met het Verdrag van Maastricht, wordt op die manier, ongemerkt, een intergoevernementeel Europa tot stand gebracht. De Commissie is geen motor meer, kan geen sancties treffen, maar moet het werk slechts voorbereiden en toezien op de uitvoering ervan. Het Europees Parlement heeft medebeslissingsrecht, maar kan niet meer doen dan een resolutie aannemen om de beslissingen van de staatshoofden en regeringsleiders goed of af te keuren. Dit is de finale doodsteek voor het oude federalistische project. Ik neem aan dat ook aan de linkerzijde heel wat mensen zich hierover verheugen.
Er zijn alternatieven
Het is al tot in den treure gezegd en herhaald. Met een soberheidsbeleid, met minder begrotingsmogelijkheden en meer sociale inleveringen valt er niet aan de crisis te ontsnappen. Net zoals in de derde wereld zal de groei stilvallen en zal de sociale ellende toenemen. De plannen van Griekenland en Ierland, waar nota bene het IMF aan heeft meegewerkt, kunnen zo goed als zeker niet worden uitgevoerd. Hun schuldenlast zal moeten geherstructureerd worden.
En zoals ik twintig jaar geleden bij de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht al kon schrijven: dit zal niet leiden tot meer convergentie in de Europese Unie, maar juist tot meer divergentie. Soms duurt het lang voor de gevolgen van een beleid zo duidelijk worden. Vandaag wordt de eurozone opnieuw bedreigd, er is niet enkel het risico van een splitsing tussen euro- en niet-eurolanden, maar zelfs van uiteenvallen van de eurozone zelf.
In hun euromemorandum schrijven de ‘economen voor een alternatief economisch beleid’ dat er meer overheidsinvesteringen nodig zijn, dat de Europese Centrale Bank moet worden hervormd om meer effectief beleid mogelijk te maken, dat de vraag moet worden ondersteund en dat er een effectieve coördinatie van het macro-economisch beleid nodig is.
Vandaag is echter alles gericht op ‘competitiviteit’ en dus op de ‘rigiditeit van de arbeidsmarkt’, op de activering van werkonwillige werklozen, op de strijd tegen een inflatie die best een paar procenten hoger zou mogen zijn. Men wil ons doen geloven dat de verzorgingsstaat moet worden afgebouwd om hem te kunnen behouden …
Het enige lichtpuntje is de groter worden bereidheid om aan een belastingcoördinatie te denken en aan een taks op financiële transacties. Voor de vennootschapsbelasting zal de Europese Commissie een nieuw voorstel doen om de belastbare basis te harmoniseren. De Ieren zijn hier echter tegen, omdat zij vrezen op die manier en op termijn afstand te zullen moeten doen van hun lage tarief van nauwelijks 12,5 %. Op die manier gaat de fiscale dumping, naast de sociale dumping, verder in de EU.
Toch zullen er meer begrotingsmiddelen moeten komen voor het Europese beleid. De begroting is de afgelopen jaren nauwelijks gestegen, ondanks het feit dat er twaalf (12!) nieuwe landen zijn bijgekomen. Met de bezuinigingen die nu overal bezig zijn hebben vijf landen – Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Nederland en Finland – al laten weten geen extra geld voor de begroting te willen geven. In 2012-2013 moeten de financiële perspectieven voor de komende zeven jaar worden goedgekeurd, de meerjarenbegroting dus. Als daar niet méér middelen inzitten, als er niet meer solidariteit tussen arme en rijke regio’s kan komen, als er niet meer middelen worden uitgetrokken voor onderzoek en ontwikkeling én voor een deugdelijk milieu- en energiebeleid, dan ziet de toekomst van de Europese Unie er niet echt goed uit. Want slechts met een gezamenlijke aanpak voor meer banen en voor een koolstofarme economie, is er een kans op een echte toekomst.
Eens te meer is de linkerzijde niet goed voorbereid om het debat over de Europese toekomst te voeren. Op de ‘Joint Social Conference’ van enkele weken geleden in Brussel – met vakbonden en sociale bewegingen – bleek eens te meer de grote verdeeldheid en het gebrek aan kennis, ondanks alle goede wil die er eveneens aanwezig was. Wie nu nog moet beginnen met het opstellen van een glossarium over pensioenen, minimumlonen en minimuminkomens, zal pas aan het debat kunnen beginnen als de beslissingen zijn genomen. Wie niet wil verwijzen naar de sociale rechten van mensen omdat men het ‘Handvest van grondrechten’ niet aanvaardt, kan wel eens erg bedrogen uitkomen. Doodjammer.
John Monks, Secretaris-Generaal van het EVV gebruikte harde woorden aan het adres van de ministers. Maar of dit ook wordt gevolgd door daden?
Doet het er eigenlijk nog toe? Als de regeringen, zonder democratische inspraak, in Brussel kunnen beslissen over het begrotingsbeleid en over de collectieve onderhandelingen en de loonafspraken, wat helpt het dan nog een linkse regering te hebben als die Europees in de minderheid blijft? Meer Europees overleg, een betere coördinatie van het Europees beleid en meer begrotingsmiddelen zijn dringend nodig in de Europese Unie, net zoals regeringen met respect voor democratische rechten en voor oplossingen die er volgens de beste economen ook toe doen. De neoliberale dogma’s hebben al genoeg schade aangericht.