Komende evenementen

Ontspoorde staatsfinanciën in Griekenland

Kristof  Van Damme
Verschenen in Vrede,  november 2010

Na jarenlang de schijn te hebben opgehouden, bevond Griekenland zich begin dit jaar uiteindelijk op de rand van een financiële afgrond. De regering in Athene raakte haar nieuw uitgeschreven staatsobligaties aan de straatstenen niet kwijt tenzij aan absurd hoge intrestvoeten. Faling dreigde en om de reputatie en de stabiliteit van de eurozone te vrijwaren, zagen de andere lidstaten van de Europese Unie zich genoodzaakt om tussen te komen.
In eerste instantie gebeurde dit via een lening van 110 miljard euro waar ook het IMF aan participeerde, later via de oprichting van een Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF). Dat Griekenland voor 80 miljard euro schulden had openstaan bij Franse en Duitse privé banken en de “redding” door de andere lidstaten dus meteen ook de geplaagde financiële sector in Europa mee overeind hield, heeft uiteraard een belangrijke rol gespeeld in de bereidwilligheid om het land te steunen. Achter de schermen lobbyden de Europese grootbanken trouwens allemaal bij de Europese Unie om Griekenland te redden.

Defensieuitgaven
Aan mogelijke oorzaken voor de uit de hand gelopen overheidsschuld geen gebrek. Om enkele gangbare verklaringen te noemen: het land raakte te gemakkelijk aan geld sinds het lidmaatschap van de eurozone, het hief te weinig belastingen in cruciale sectoren zoals de scheepsbouw en er is een te groot aandeel van de zwarte economie in verhouding tot het BBP (met een volume van 28% ten opzichte van het BBP heeft Griekenland inderdaad de grootste ondergrondse economie binnen de OESO). Wat minder gangbaar als verklaring, maar nochtans een belangrijke factor in het chronisch grote Griekse overheidstekort, zijn de exorbitant hoge uitgaven die het land pleegt te doen op het vlak van defensie. De gemiddelde Griek torst de grootste per capita militaire uitgaven binnen de Europese Unie: 3,1% van het BBP in 2007 volgens een schatting van SIPRI (Stockholm International Peace Research Institute). Frankrijk en Groot-Brittannië spenderen respectievelijk 2,3% en 2,4% aan hun defensie. Binnen de NAVO spendeert alleen de VS nog meer (ruim 4% van het BBP). Tussen 2005 en 2009 was Griekenland de grootste importeur van conventionele wapens in Europa en de vijfde grootste ter wereld. In 2009, toen de Verenigde Staten en grote delen van Europa in volle financiële en economische crisis verkeerden, zag Griekenland er geen graten in om het defensiebudget zelfs op te trekken tot 6,24 miljard euro, een nominale stijging van 6,9% ten opzichte van het jaar ervoor. De werkelijke uitgaven zijn overigens moeilijk te schatten omdat de opeenvolgende regeringen in Athene de uitgavencijfers over het algemeen manipuleren om politieke redenen. In Griekenland wisselen de conservatieve partij Nea Dimokratia en het sociaal-democratische PASOK elkaar traditioneel af wat het dragen van de regeringsverantwoordelijkheid betreft. De voorbije zeven jaar hebben beide politieke partijen het zich gepermitteerd om ‘creatief’ om te springen met de boekhouding van de Griekse staat, teneinde de schuldenlast telkens naar het conto van de vorige regering te verschuiven. Volgens Michael Moran van GlobalPost zou Griekenland tussen 1997 en 2003 zelfs voor 8,7 miljard euro aan militaire uitgaven helemaal uit de boeken hebben gehouden.

Griekenland is een van de zes landen in Europa die tot vandaag vlot de NAVO-norm van 2% uitgaven aan defensie haalt. De meeste landen bezuinigen momenteel sterk op defensie, iets wat overigens voor de nodige irritatie zorgt bij de NAVO en de Verenigde Staten. Zo dringt NAVO secretaris-generaal Rasmussen er al geruime tijd op aan om de defensiebudgetten op peil te houden. Zijn voornaamste argument hierbij luidt dat “veiligheid nu eenmaal een noodzakelijke voorwaarde is voor een sterke economische groei”. Het feit dat de per capita militaire uitgaven in China stukken lager liggen dan in de NAVO-landen (nominaal zelfs zeven keer lager dan die in de VS) en dat dit een sterke economische groei blijkbaar niet in de weg staat, lijkt geheel aan Rasmussen voorbij te gaan. Dat exorbitante uitgaven op het vlak van defensie al meer dan één land, of zelfs imperium, de das hebben omgedaan, ontgaat hem evenzeer.

Relatie met Turkije
Griekenland heeft een lange traditie van hoge uitgaven op vlak van defensie. Tijdens de Koude Oorlog had het land een geostrategisch belangrijke ligging als lid van de NAVO. In de beginjaren van de NAVO werd de Griekse defensie gesubsidieerd door de andere lidstaten. Het land werd toen  geleid door een militaire junta, maar dat bleek geen bezwaar, integendeel: de middelen konden rijkelijk worden ingezet tegen het communistisch verzet dat vooral in het noorden van het land erg actief was. Eigenaardig genoeg was het een slepend conflict met NAVO-bondgenoot maar historisch aartsvijand Turkije, dat uiteindelijk de belangrijkste reden bleek om het Grieks defensiebudget structureel hoog te houden. Het dispuut tussen de twee buurlanden had onder meer te maken met Cyprus, maar ook met claims op eilanden in de Middellandse Zee. Naarmate het conflict zich verder uitbreidde raakten Griekenland en Turkije verwikkeld in een heuse wapenwedloop. Griekenland dat qua bevolkingsaantal zeven keer kleiner is dan Turkije en economisch nauwelijks half zo groot, brengt per kop van de bevolking de zwaarste financiële offers. Turkije mag daarnaast regelmatig rekenen op directe militaire steun uit de VS.

De relaties met Turkije zijn sinds het aantreden van de Turkse premier Erdogan in 2003 stilaan wat verbeterd. Hierdoor zijn de defensieuitgaven wat verminderd, maar vooralsnog in zeer beperkte mate. Bovendien beschikt het Turks leger nog steeds over een grote mate van onafhankelijkheid ten overstaan van de Turkse regering, hetgeen eventuele voorstellen van Erdogan om te ontwapenen niet altijd even overtuigend doen klinken. Griekenland doet er voorlopig dus nog altijd alles aan om te proberen gelijke militaire tred te houden met zijn buurland. Een paar voorbeelden kunnen de quasi pathologische drang naar militaire pariteit duidelijk maken. In augustus 2005 kocht Griekenland 333 tweedehands Leopard-tanks aan in Duitsland voor een waarde van 270 miljoen euro. Daarmee kwam het totaal aantal Leopard-tanks in eigendom van het Griekse leger op 350. Turkije had er op dat moment 330. In juli 2009 plaatst Turkije een bestelling voor zes nieuwe U-214 onderzeeërs bij het Duitse industriële conglomeraat ThyssenKrupp AG. Griekenland had zelf al geruime tijd vier dergelijke onderzeeërs besteld bij dezelfde leverancier, maar probeerde ondertussen het contract te heronderhandelen. Het is een ingewikkeld verhaal maar volgens Griekenland zijn er problemen met de kwaliteit van de eerste boot. Volgens de fabrikant wil of kan het land niet betalen. Ondanks de moeilijkheden met de lopende bestelling besliste de Griekse regering in maart van dit jaar nog om een lopend contract voor de herstelling van een aantal oudere onderzeeërs (type U-209), waarvan het land er vier heeft, te annuleren en te vervangen door een nieuwe bestelling bij ThyssenKrupp voor nog eens twee nieuwe U-214 boten. Daarmee zou het net als Turkije over een vloot van in totaal zes dergelijke boten beschikken.
Crisis of geen crisis, militaire pariteit met Turkije blijft van het allergrootste belang. Duitse, maar ook Franse en Amerikaanse wapenfabrikanten leveren à volonté aan beide partijen en varen er wel bij. Een aantal Griekse ambtenaren en hooggeplaatste officieren vinden ondertussen dat het zo wel genoeg is geweest. Zo nam de Griekse vice-admiraal Stelios Fenekos eerder dit jaar ontslag uit protest tegen de nieuwe aankopen die hij totaal ongepast vond in het kader van de aangekondigde bezuinigingen op de lonen en pensioenen van de bevolking.

De winnaars
Minstens even boeiend als het loutere feit dat de financiële problemen van de Griekse staat tenminste voor een deel verklaard kunnen worden door het buitensporig defensiebudget, is de vraag welke landen de hardware hebben geleverd en aldus van de situatie geprofiteerd hebben. Griekenland blijkt 31% van zijn wapeninkopen te doen in Duitsland en 24% in Frankrijk. Buiten Europa is de VS met 24% van de totale aankopen de belangrijkste leverancier. Tot de recente leveringen uit Amerika behoren een paar dozijn F-16 gevechtsvliegtuigen voor een totale kostprijs van 1,5 miljard euro. Sinds het losbarsten van de schuldencrisis maken Griekse ambtenaren off-the-record echter vooral hun beklag over de hypocrisie van Frankrijk en Duitsland: beide landen zouden hun “steun” aan het land afhankelijk willen maken van verdere militaire aankopen en de stipte betaling van de lopende contracten.

Zoals eerder vermeld kocht Griekenland in maart van dit jaar, als onderwerp van een complexe deal met ThyssenKrupp, nog twee nieuwe onderzeeërs extra bij. Griekenland heeft ondertussen al ruim 2 miljard euro betaald voor de in totaal zes U-214 boten, maar dat is slechts 70% van het totale bedrag. Nog geen enkele boot is daadwerkelijk opgeleverd. In Griekenland loopt momenteel een onderzoek naar mogelijke fraude bij de aankoop van de onderzeeërs en alle andere wapendeals van de laatste 10 jaar. In totaal gaat het om 16 miljard euro aan orders die onder de loep worden genomen. Ook bij het Duits openbaar ministerie loopt momenteel een groots onderzoek tegen een rits bedrijven die smeergeld zouden hebben betaald aan buitenlandse functionarissen, onder andere aan de Griekse ambtenaren die verantwoordelijk waren voor de aankoop van de onderzeeërs. Naar aanleiding van dit onderzoek nam Matthias Mitscherlich, algemeen directeur van FerroStaal AG -een toeleverancier van ThyssenKrupp-, in mei van dit jaar ontslag.

Ook Frankrijk blijkt van de nood een deugd gemaakt te hebben door de steun aan Griekenland te koppelen aan het op peil houden van de militaire uitgaven. President Sarkozy zou in februari van dit jaar druk uitgeoefend hebben in die richting op de Griekse eerste minister Giorgos Papandreou, die toen op bezoek was in Frankrijk om hulp te zoeken bij de financiële perikelen van zijn land. De Grieken kondigden op de dag dat Papandreou naar Parijs ging aan dat ze de geplande aankoop van zes Franse Fremm-fregatten ter waarde van 2,5 miljard euro niet zouden herzien, ondanks de financiële afgrond waar ze voor stonden. Frans Europarlementslid Daniel Cohn-Bendit gaat zelfs zo ver te beweren dat zowel Sarkozy als Merkel, “zijn vriend” Papandreou gechanteerd zouden hebben om de contracten die zijn conservatieve voorganger Karamanlis met Franse en Duitse bedrijven had afgesloten, te honoreren. Indien hij dit niet zou doen, zou het noodlijdende Griekenland de financiële hulp van Europa wel kunnen vergeten. In juli van dit jaar overwoog Griekenland nog 15 Super Puma helikopters voor een totale waarde van 400 miljoen euro aan te kopen bij producent EADS. Ook over de aankoop voor 4 miljard euro van 40 Rafale-gevechtsvliegtuigen van fabrikant Dassault werd toen nog ernstig nagedacht .

Het weze duidelijk dat Duitse en Franse ondernemingen uiteindelijk twee keer profiteren van de Griekse tragedie: één keer als wapenexporteur en één keer als financier voor de ontspoorde uitgaven die er minstens voor een deel het gevolg van zijn. De Europese Unie heeft in ruil voor haar financiële steun aan Griekenland -die eigenlijk neerkomt op de zoveelste redding van de Europese banksector- zware eisen gesteld aan de Griekse bevolking: het terugdringen van de pensioenen, de besparing op ambtenarenlonen, BTW verhogingen, privatiseringen, enzovoort. Er werd echter met geen woord gerept over het terugdringen van het chronisch hoge Griekse defensiebudget. Wel integendeel, alles wijst erop dat zowel Frankrijk als Duitsland de belangen van hun defensie-industrie bijzonder goed verdedigd hebben.

 

Reacties plaatsen niet mogelijk