15 november 2013 – In een bijdrage in het Social Europe Journal stelt de voorzitter van de Belgische Parti Socialiste, Paul Magnette, een ‘socialistisch Six Pack’ voor, als alternatief voor het Europees soberheidsbeleid belichaamd door het Six Pack.
Dit zijn de zes voorstellen van de PS: eerlijke handel (sociale en ecologische normen koppelen aan handelsakkoorden die de Europese Unie afsluit); een Europees minimumloon (in elk land gelijk aan 60 procent van het mediaan loon in dat land, om rekening te houden met de ongelijke economische ontwikkeling van de lidstaten); Europa moet mee instaan voor de financiering van overheidsschulden in de lidstaten (door het verbod op te heffen dat de Europese Centrale Bank verbiedt rechtstreeks overheidsobligaties van de lidstaten te financieren); consumenten- en zakenbanken moeten gescheiden worden; een Europees industriebeleid; een belasting op financiele transacties die geldt in alle lidstaten.
Men zou deze voorstellen gemakkelijk kunnen afdoen als linkse profilering met het oog op de naderende Europese verkiezingen, maar misschien is het toch interessant ze op hun eigen merites te beoordelen.
Zo is de eis van een Europees minimumloon een zinvol voorstel, dat ook door sociale bewegingen wordt gedragen. Daarbij kan de vraag gesteld worden of dit voorstel te verzoenen is met de bestaande Europese verdragen en, indien niet, welke besluiten men daar dan uit trekt. Of volstaat het vast te stellen dat ook de Europese elites een erg rekbare opvatting hebben over wat kan binnen de Europese verdragen (wanneer het er op aan komt de neoliberale agenda door te drukken)? En wat impliceert dergelijk radicaal voorstel in verband met de nodige krachtsverhoudingen om het af te dwingen?
Ook het koppelen van ecologische en sociale normen aan handelsakkoorden is een bekende eis van sociale bewegingen, al wordt daar dikwijls de kritiek op gegeven dat met die opstelling vrijhandel de motor blijft voor internationale relaties (in plaats van bijvoorbeeld internationale samenwerking), terwijl ecologische en sociale normen dan in het beste geval slechts een ondergeschikte correctie zijn op een wereld vormgegeven door de vrije markt, of erger nog een dekmantel voor de handelsbelangen van de rijkere landen.
Ten slotte nog een kanttekening bij de eis van een Europese financiering van overheidsschulden in de lidstaten. Dit zou zeker de stabiliteit van de euro ten goede komen. Maar impliceert dit ook dat Europa controle krijgt over het sociaal en economisch beleid van de lidstaten (zoals nu de Troika)? En zit achter deze eis de impliciete analyse dat de economische malaise in Europa veroorzaakt wordt door een tekort aan financieringsmiddelen, met een onderbelichting van de problemen langs de ‘vraagzijde’ veroorzaakt door de averrechtse herverdeling van de laatste decennia? Zo valt op dat de eis van een ‘Europees industrieel beleid’ erg bescheiden wordt ingevuld op het vlak van de financiering, terwijl het fiscaal luik van het ‘socialistisch Six Pack’ beperkt is tot de fameuse belasting op financiele transacties, zeker een interessant voorstel, maar onvoldoende om de fiscale scheefgroei in Europa recht te trekken. Zolang dit laatste niet gebeurt zal elke economische relance slechts een nieuwe financiele zeepbel blijken. (fs)