door Ronald Janssen (*)
verschenen op 17 april 2013 in Social Europe Journal
Nederlandse vertaling: Ander Europa
Paul Krugman gaat in op de statistieken van Eurostat over lonen en loonevoluties in de private sector in Europa. Zijn conclusie is dat het experiment van een ‘interne loondevaluatie’, die vooral in de eurozone nagestreefd wordt, moeilijk succes kan boeken aangezien nominaal- loonverlagingsrigiditeiten (NOLOVER) [i] verhinderen dat de lonen dalen. De cijfers van Eurostat [ii] bewijzen inderdaad dat Griekenland het enige land met financiĆ«le problemen van de eurozone is waar de nominale lonen gedaald zijn tussen 2008 en 2012 (en dat zelfs met 11%). Daar staat tegenover dat de nominale lonen in Ierland en Portugal stevig op het niveau van 2008 bleven, terwijl de nominale lonen zelfs stegen met 8,9% in Spanje (en ItaliĆ«). Zelfs al betekent dit een vermindering in het reĆ«le loon, omwille van de inflatie, toch weerspiegelt dit niet echt de interne loondevaluatie [iii] die Spaanse en Europese beleidsmakers beogen. Maar eerst twee opmerkingen.
Vooreerst verwaarloost Krugman het feit dat Griekenland reeds in mei 2010 ten prooi viel aan de dictatuur van de trojka, en dus het eerste de structurele hervormingen onderging die het loonvormingsproces in de private sector verzwakken. Reeds in de loop van 2011 werden daar hervormingen doorgevoerd die aan personeelsraden op bedrijfsvlak – soms zelfs door de werkgever georganiseerd! Ā – de wettelijke bevoegdheid gaven om overeenkomsten te tekenen die de lonen reduceren onder het niveau van collectieve arbeidsovereenkomsten op een hoger niveau.
In Portugal daarentegen verscheen de trojka veel later ten tonele. In Spanje was het begin 2012 niet de trojka die het land binnenkwam, maar de nieuw verkozen conservatieve regering die een radicale hervorming doorvoerde van het Spaans systeem voor collectieve loonsonderhandelingen. Aangezien dus de hervormingen in het loonvormingsproces in Spanje nog maar van 2012 dateren, is de periode 2008 -2012 niet echt geschikt om te oordelen of een experiment van interne loondevaluatie geslaagd is.
Het belangrijk punt is echter dat Spanje en Portugal hervormingen hebben doorgevoerd die erg gelijken op die in Griekenland, met uitzondering van de verlaging van de minimumlonen. Het is nu bijvoorbeeld mogelijk voor een Spaanse ondernemer om eenzijdig over te gaan tot loonsverlagingen. Het enige wat het bedrijf moet doen is de vakbond ervan op de hoogte brengen en een periode van twee weken respecteren waarin kan onderhandeld worden. Op het eind van deze onderhandelingsperiode, en als de onderhandelingen niets opgebracht hebben, staat het de ondernemer vrij om de lonen te verlagen.
Aangezien de hervormingen in al deze landen dezelfde zijn is er geen reden om aan te nemen dat het resultaat zal verschillen. En inderdaad, voor 2012 kan men reeds vaststellen dat de nominale lonen in de private sector in Spanje totaal onveranderd zijn gebleven. Een ander veelzeggend feit is dat vakbonden in de kleinhandel in Griekenland en Spanje pijnlijke toegevingen moesten doen, ten gevolge van een verandering van de arbeidswetgeving waardoor collectieve arbeidsovereenkomsten vervallen na de gestipuleerde einddatum. De vakbonden stonden dan voor de keuze: een kruis maken over sector akkoorden, waardoor de werkgevers het loon naar hun eigen keuze zouden kunnen vastleggen, of een nieuw akkoord aanvaarden voor de sector met lagere lonen. De vakbonden kozen voor het laatste. Het nieuwe sectorakkoord in Griekenland dat eind 2012 getekend werd voorziet in de vermindering van de nominale lonen met 6,8%. In Spanje wordt de evolutie van het nominaal loon verbonden met de verkoopcijfers in de kleinhandel. Aangezien deze verkoopcijfers op het ogenblik met ongeveer 9% per jaar dalen, kan men zich allicht voorstellen hoe de lonen zullen evolueren.
Het punt is dus niet de vraag of er nominaal-loonverlagingsrigiditeiten bestaan in de eurozone. Het punt is dat Europese beleidsmakers zich voornemen om dergelijke rigiditeiten te laten verdwijnen door een verzwakking van de systemen voor loonvorming.
Betekent dit dat, eenmaal de arbeidsmarktregelingen die de lonen beschermen er geweest zijn (zoals Mario Draghi het zou zeggen) en de nominale lonen dalen, interne loondevaluatie de eenheidsmunt zal redden? Het antwoord is nog steeds neen. Mainstream economisten en Europese centrale bankiers moeten nog steeds eens uitleggen hoe in godsnaam een economie haar hoge schuldgraad (in de private sector), zoals meerdere economieĆ«n die nu kennen, kan wegwerken. Met zo’n hoge schuldcijfers kan loonsverlaging de zaken alleen maar verergeren, en de werkelijke schuldenlast verhogen door een daling van de interne vraag.
Een tweede vaststelling is dat er niets te merken is van de deal die mainstream economisten zo graag aan de vakbonden voorleggen. Zo spellen trojka-economisten de les aan de vakbonden over de nood aan loonsverlagingen om jobs te redden. Maar in Griekenland werden de lonen met meer dan 11% verlaagd in minder dan twee jaar, maar er werden geen jobs gered. Daar was er zelfs een versnelling van de massale jobdestructie, waarbij 14% van de werkplaatsen verloren gingen in 2011 en 2012. Per slot van rekening verloren de werkers in Griekenland zowel hun loon als hun job…
Om te besluiten hieronder een grafiek, gekregen van een vakbondscollega in Griekenland. De grafiek toont dat de interventies van de trojka de klok met 20 jaar terugdraaiden voor wat betreft de reĆ«le minimumlonen in Griekenland. Daar bevindt het minimumloon zich nu op (of zelfs onder) het niveau van het midden van de jaren ’80. Dat zit er ook aan te komen voor Spanje als de trojka daar ook haar gang kan gaan.
(*) Ronald Janssen is economisch adviseur werkzaam bij de Europese vakbeweging in Brussel.
[i] Loonrigiditeiten (Engels: wage rigidities ) slaan op alles wat de vrije bepaling van het individueel loon door de werkgever in de weg staat: minimumlonen, collectieve arbeidsovereenkomsten, ontslagregelingen … De term downwards nominal wage rigidities (DNWR), in onze nogal frivole vertaling NOLOVER, wijst dus op de belemmeringen die de ondernemer verhinderen om het nominaal loon zonder omhaal te doen dalen. Het nominaal loon is het uitbetaalde loon; een constant nominaal loon kan een dalend reĆ«el loon vertegenwoordigen, omdat de inflatie de koopkracht van een bepaalde som geld doet dalen. [Noot van de vertaler]
[ii] Eurostat: het statistisch agentschap van de Europese Unie. [Noot van de vertaler]
[iii] De uitdrukking ‘interne loondevaluatie’ wijst erop dat landen van de eurozone hun munt niet meer kunnen devalueren, om zo hun exportpositie te verbeteren. Dergelijke ‘externe’ devaluatie moet dan maar vervangen worden door intern de lonen te verlagen (‘interne loondevaluatie’). Dat is althans de logica van de Europese beleidsmakers. [Noot van de vertaler]