door Frank Slegers
21 mei 2024
Een half jaar na de verkiezingen hebben de vier (extreem)rechtse onderhandelende partijen in Nederland een akkoord bereikt, een ‘hoofdlijnenakkoord’. Het gaat om de PVV (de partij van Wilders), de VVD (die van Rutte), de boerenpartij BBB en het NSC (Nieuw Sociaal Contract) van de afvallige CDA-er Omtzigt.
Daarmee zijn er we er nog niet. Nu is een formateur aangeduid, die vervolgens een kandidaat-premier aanduidt, die vervolgens een regering samenstelt, waarop de kandidaat-ministers, op basis van het hoofdlijnenakkoord, voor hun terrein een programma opstellen, waarop die programma’s samengesmolten worden in een echt regeerakkoord, waarop de regering, als dit allemaal goed gaat, aan de slag kan. Dan is het allicht al september 2024. Het ging overigens al onmiddellijk mis, want de eerste kandidaat-premier Ronald Plasterk (PVDA!) bleek een patentfraudeur. Tot de nieuwe regering er is blijft in principe Mark Rutte premier, maar die moet natuurlijk naar de NAVO.
Deze ingewikkelde constructie is onuitgegeven, en was nodig omdat de onderhandelende partijen elkaar voor geen meter vertrouwen, en vooral omdat het wennen is aan Geert Wilders, ook in het huidige tijdsklimaat wel bijzonder extreemrechts bevonden. Een hele poppenkast was dus nodig als schaamlapje om de onderhandelende partijen zover te krijgen dat zij met Wilders in zee gaan. Afgesproken is dat de fractieleiders van de vier partijen niet in de regering komen, maar in de Tweede Kamer blijven.
Geert Wilders
Dat belet niet dat alles erop wijst dat Geert Wilders gaat slagen waarin Giorgia Meloni in Italië hem voordeed: zonder enige toegeving op zijn extreemrechtse ideeën installeert hij zich duurzaam in het centrum van de politieke macht. Hij heeft de laatste verkiezingen gewonnen en staat er goed voor in de peilingen. Dat geldt niet voor zijn coalitiepartners die nieuwe verkiezingen kunnen missen als kiespijn. Daarom zit Wilders gebeiteld. Hij kan in de Tweede Kamer rustig achterover leunen, en geleidelijk aan naargelang de crisissen in het nieuwe kabinet zich aandienen de eigen agenda doorduwen.
Hoe dit gaat wegen in de krachtsverhoudingen binnen de Europese Raad valt nog even af te wachten. Zoals Meloni heeft ook Wilders beloofd dat de steun aan Oekraïne alvast behouden blijft.
Sociaal
Het nieuwe kabinet wordt niet sociaal. Dat hadden u en ik ook niet verwacht.
In een zekere zin is het een klassiek neoliberaal akkoord: de grote vermogens en ondernemingswinsten blijven buiten schot, of worden verder gepamperd. Een belasting op de inkoop van eigen aandelen gaat niet door. Van het klimaatbeleid blijft dat over waar het Nederlands bedrijfsleven rekent op een internationale koppositie (groene elektriciteit, waterstof,…). De extra verhoging van de CO2-heffing komt er niet. De agro-industrie kan op beide oren slapen.
(Extreem)rechts moet natuurlijk ook de ‘hardwerkende Nederlander’ en de ‘bakker om de hoek’ bedienen. Zij krijgen lagere belastingen (‘arbeid moet lonen’). De hypotheekrenteaftrek wordt gehandhaafd.
Dit alles wordt betaald op de rug van de openbare diensten en de ambtenaren. Hier geen verrassingen dus.
Maar er werd wel gezorgd voor een sociaal vernis: het eigen risico in de zorgverzekering wordt per 2027 meer dan gehalveerd: van 385 euro naar 165 euro. Dit eigen risico, dit is wat je jaarlijks zelf betaalt voordat de zorgverzekering tussenkomt, is uitgegroeid tot een symbooldossier, een ‘belasting op ziekte’. De nieuwe coalitie kan dus uitpakken met het vooruitzicht dat zij op den duur hier iets aan gaat doen. Alles is een kwestie van verpakking. Als de regering besloten zou hebben als sociaal beleid per 2027 iedere Nederlander jaarlijks een cheque van 220 euro uit te betalen, zou zij zijn weggehoond.
Het minimumloon wordt niet verhoogd, evenmin als de sociale uitkeringen. Integendeel, op de werkloosheidsuitkering wordt gekort. Dat betekent dat lagere inkomens afhankelijk blijven van toeslagen, ondanks alle mooie beloften. Tussen de regels door voel je het misprijzen van de onderhandelaars voor mensen die niet veel te makken hebben.
Natuur en klimaat
Het natuur- en klimaatbeleid is één van de motoren van de groeiende onvrede in de samenleving die mee aan de basis ligt van het electoraal succes van (extreem)rechts. Dit beleid zorgt voor onrust, niet enkel bij boeren: een reeks maatregelen dreigt mensen op kosten te jagen, terwijl zij geen grip hebben op de ontwikkelingen.
Symbolisch is het schrappen van de verplichte warmtepomp bij nieuwbouw of vervanging van een bestaande installatie. De subsidies voor elektrische auto’s worden geschrapt. Maar het gaat veel verder. Wie de moeite neemt om bijvoorbeeld de hoofdstukken over mestbeleid of stikstof door te lezen is onder de indruk van het aantal geitenpaadjes, nepoplossingen en boekhoudkundige kunstgrepen om een daadwerkelijke aanpak van de problemen te omzeilen. De boerenorganisaties zijn dan ook blij met dit akkoord. De crisis van de landbouw in Nederland wordt vooruitgeschoven.
Het komt erop neer dat enkel het klimaatbeleid van de Europese Unie wordt doorgezet waar dit niet anders kan, en in nieuwe productielijnen waar de grote spelers in het Nederlands bedrijfsleven geïnteresseerd zijn. Maar naast groene elektriciteit via windmolens, liefst op zee op voorwaarde dat de vissers er geen last van hebben, wordt ook volop ingezet op gaswinning op de Noordzee en import van LNG. Er komen ook drie nieuwe kerncentrales, aldus het akkoord. Met andere woorden: geen groene transitie, maar een poging in alle energiebronnen concurrentieel te blijven.
De nieuwe coalitie schuift de grote natuur- en klimaatproblemen zo voor zich uit, en zet in op ‘adaptatie’. Dat betekent echter niet dat de kiezer dit Wilders en Co gaat aanrekenen. Het is immers een open vraag of het vorige beleid de mensen overtuigd heeft welke aanpak nodig, toekomstbestendig en eerlijk is, dan wel autoritair en zonder begrip voor de manier waarop veel mensen met de opstapelende crises worstelen.
Asiel en migratie
De kers op de taart wordt gevormd door het hoofdstuk over asiel en migratie, niet toevallig een van de eerste hoofdstukken van het hoofdlijnenakkoord, na bestaanszekerheid.
Ook dit hoofdstuk kan je lezen als een opsomming van nepmaatregelen, die niet zullen werken om de asielcrisis op te lossen. Er is immers niet zoiets als een asielcrisis, wel een opvangcrisis, die het resultaat is, al dan niet bewust, van afgelopen beleid. Wat te denken bijvoorbeeld van de ‘oplossing’ een tijdlang geen asielaanvragen meer in behandeling te nemen, en de betrokken vluchtelingen in limbo te laten met ‘versoberde’ opvang?
Het akkoord staat bol van maatregelen die er stuk voor stuk op gericht zijn vluchtelingen dieper de ellende in te duwen. Men kan veel gewoon zijn, toch is het gebrek aan empathie en medemenselijkheid van de onderhandelaars met mensen op de vlucht schokkend. Tegelijk gaat het de opvangcrisis enkel uitdiepen, en dus voer vormen voor een verdere verharding van het beleid. Het is koren op de molen van die kiezer die vindt dat hij of zij al genoeg problemen heeft, en dat vluchtelingen het zelf maar moeten uitzoeken.
Hetzelfde gevoel krijg je bij het lezen van de maatregelen over migratie. De betrokken ondernemers, bijvoorbeeld de ‘tuinders’, kunnen op beide oren slapen: als zij de migranten op eigen terrein huisvesten kraait er verder geen haan naar.
Dat betekent niet dat dit beleid ‘louter symbolisch’ is. Het voedt de haat tegen wie ‘niet van hier’ is, en dat sijpelt door op alle terreinen van het beleid. Zo klinken ook de uithalen links en rechts in het akkoord duidelijk gericht tegen moslims. En ook de cultureel wat meer geïnteresseerde Nederlanders krijgen op hun donder: korting op de publieke omroep, duurdere boeken, kranten en theaters, bezuiniging op studiebeurzen,…
Onrealistisch?
De belangrijkste kritiek die je hoort op het akkoord is dat het ‘onrealistisch’ is. Daarbij worden twee argumenten aangehaald.
Ten eerste onderstrepen commentatoren dat de opwarming van de planeet en de crisis van het leefmilieu reëel zijn en niet kunnen weggedacht worden. Dat is natuurlijk zo, maar het is ook zo dat de ‘hardwerkende Nederlander’ hier vooralsnog weinig last van heeft. Wegkijken kan nog een tijdje, zoals trouwens al enkele decennia gebeurt, dus wat schelen enkele jaren extra?
Ten tweede wordt onderlijnd hoe het akkoord botst met allerlei afspraken en wettelijke normen: internationale verdragen over mensenrechten en vluchtelingen, Europese wetten,… De onderhandelaars wisten dit overigens, en gaan hun uiterste best doen hier onderuit te komen, door uitzonderingen aan te vragen, bestaande internationale wetten te veranderen, of alle mogelijke geitenpaadjes te verkennen om regels naast zich neer te leggen. In het akkoord staan letterlijk voorbeelden. Zo volstaat het een natuurgebied geen natuurgebied meer te noemen, en de stikstofcrisis is opgelost. Of je eist dat voor elke boerderij een apart rekensysteem wordt opgezet, in de wetenschap dat dit er niet van gaat komen.
Allerlei commentatoren wrijven zich gnuivend in de handen in de wetenschap dat de coalitie met deze aanpak bot gaat vangen. Zelfs coalitiepartners laten dit horen: Yesilgöz van de liberale VVD liet horen dat de voorgaande regering een en ander al geprobeerd heeft. ‘maar opnieuw proberen’ mag wat haar betreft best. Omtzigt van NSC heeft al laten verstaan dat hij het best kan hebben als rechtbanken een aantal afspraken over asiel naar de prullenbak verwijzen, al is bekend dat ook bij hem enkel echte Nederlanders in de bovenste schuif liggen.
Maar is dit heimelijke plezier terecht? Gaan rechters en de EU de regeringsplannen blokkeren?
Wilders stuurt ons trefzeker naar een situatie waarbij de legitimiteit van het algemeen stemrecht in botsing komt met het ondemocratische wezen van de Europese Unie en onverkozen rechters. Meer moet dat wat hem betreft niet zijn. Hij teert immers op het gebrek aan democratische legitimiteit van de instellingen. Hij teert op een gevoel van gebrek aan grip op ontwikkelingen, waarbij alles achter de rug van de kiezer om wordt beslist, door elites die zelf geen last hebben van een en ander.
Zo drijft Wilders weldenkend links in een fuik. Weldenkend links sluit zich voor alternatieven immers op in een parlementaire oppositie die het spel speelt ‘volgens de regels’, en respect voor de rechterlijke macht en de Europese regels. Zo worden nieuwe politieke nederlagen voorgeprogrammeerd op juridische overwinningen.
De uitweg ligt voor de hand: het maatschappelijke debat over de opstapelende crises moet in de samenleving gewonnen worden. Dat veronderstelt een gewortelde sociale beweging, een brede maatschappelijke beweging, rond eisen en doelstellingen die nodig, reëel en haalbaar zijn. Wat dat betreft staan we zo goed als nergens, ondanks occasionele grote klimaatbetogingen en syndicale mobilisaties. Hier valt nog een lange weg te gaan. Misschien biedt de komende regering zelf kapstokken voor de nodige maatschappelijke mobilisatie. Vast staat dat rechtbanken of Europese technocraten geen alternatief vormen.
Hartelijk dank aan de auteur die ons een inkijk geeft in de politieke keuken van Nederland. Zijn twee laatste paragrafen geven perfect weer waar links mee te kampen heeft, maar wat eveneens een zegen kan zijn voor Links. Niet alleen in Nederland maar in heel de EU. Het internationalisme is een onmisbare pool van Links. Het neoliberalisme heeft het individu ontworteld van zijn klassebewustzijn. De depolitisering van de bevolking is de meest geslaagde operatie van de neoliberalen. Het zal een hele uitdaging zijn voor Links om de legitimiteit van de Europese Commissie e.a Europese instellingen aan te vechten zonder dat ze het verwijt krijgt, hierin gesteund door de mainstream media, voorstander te zijn van een communistische dictatuur. Maar zoals een voetbalcoach het zei : Optimisme en pessimisme zijn de houdingen van een toeschouwer, niet van de speler, die speelt om te winnen ! Moge links op het veld staan om te winnen en het tijdperk van de berusting afsluiten !