door Herman Michiel
1 november 2019
De onderhandelingen rond een ‘bindend VN-verdrag over bedrijven en mensenrechten’ zijn zowel belangrijk als interessant. Belangrijk, omdat een dergelijk verdrag heel wat onrechtvaardigheid uit de wereld zou kunnen helpen, of op zijn minst juridisch verweer, inclusief schadevergoeding, zou mogelijk maken voor de slachtoffers van mensenrechtenschendingen door multinationale bedrijven. Interessant, omdat de positie van de belangrijke spelers hier duidelijk tot uiting komt: die van regeringen, bedrijfslobbys, sociale organisaties, de Europese Unie (EU) … Deze laatste bijvoorbeeld werpt zich graag op als de humanistische pool op het geopolitieke toneel, maar wanneer het op daden en politieke keuzes aankomt verraadt de EU zichzelf steeds door haar bedrijfstropisme. Dat is bij het genoemd VN-verdrag niet anders.
Maar hoe belangrijk en interessant ook, de belangenstrijd achter de schermen rond dit verdrag is totaal onbekend bij het grotere publiek, want de media besteden er geen enkele aandacht aan. Een aantal niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) doen wat ze kunnen om hieraan te verhelpen. Zo organiseerde Tax Justice Nederland i.s.m. andere organisaties op 12 mei een debat over de kwestie met Europese kandidaten. En het Nederlandse SOMO is zelf betrokken bij de onderhandelingen en weet uitstekend waarover het gaat. Maar de beleidsmakers voelen zich veilig achter de grote muur van de stilte, en kunnen rustig hun hand- en spandiensten aan de bedrijfslobbys blijven leveren.
Waarover het gaat
Even samenvatten waarover het gaat. Vooral in landen van het Zuiden gaan sommige internationale bedrijven op een drieste wijze te werk, trekken zich weinig of niets aan van milieu, gezondheid of veiligheid van werknemers, verrijken zich schandelijk en … verwerpen elke verantwoordelijkheid als het fout gaat. In juni 2014 richtte de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNHRC) een werkgroep op om een bindend VN-verdrag ‘Bedrijven en Mensenrechten’ uit te werken. Dat was op voorstel van Ecuador, dat zelf slachtoffer was van een enorme olievervuiling door Chevron 1. Sindsdien komt de werkgroep jaarlijks bijeen, krijgt steun van landen uit het Zuiden en … wordt grotendeels geboycot door die van het Noorden, de Europese Unie en haar lidstaten incluis.
Van 14 tot 18 oktober 2019 ging in Genève de vijfde onderhandelingsronde over dit verdrag door. De tekst die voorlag was een aanpassing van het ontwerpdocument (de zgn. zero draft) waarover vorig jaar onderhandeld werd 2, en was volgens diverse sociale organisaties een verbetering op een aantal punten, zonder evenwel sluitende garanties in te houden dat multinationale ondernemingen (MNO’s) zich niet langer straffeloos zouden kunnen misdragen. Bij deze vijfde onderhandelingsronde was er in vergelijking met 2018 minder afzijdigheid vanuit Europa en waren er enkele tussenkomsten van EU-lidstaten, o.a. België, Frankrijk en Nederland. Of dit reden tot juichen is, is een andere zaak.
Meer inschikkelijkheid bij de Europese Unie?
Volgens sommigen is er binnen de Europese Unie een kentering aan de gang, van vijandigheid naar een meer positieve benadering. Zo meent Sharan Burrow, algemeen secretaris van de Internationale Vakbondsfederatie (ITUC 3 ) dat de EU (alhoewel het geen onderhandelingsmandaat had van de Europese Raad) “expliciet de dringende nood erkende om beter preventief op te treden en de negatieve gevolgen van ondernemingsactiviteiten op vlak van mensenrechten terug te dringen, en om toegang te verschaffen tot daadwerkelijke remediëring.” Samen met de andere actoren zou de EU er zich nu ten volle van bewust zijn “dat we op weg zijn naar bindende wetgeving”.
Men zou natuurlijk niets liever willen dan dat de EU voortaan mensenrechten hoger zou schatten dan bedrijfswinsten, maar ik vrees – ik ben ervan overtuigd – dat ITUC-ETUC hun wensen eens te meer voor werkelijkheid nemen en al te vlugge conclusies trekken uit wat mooie woorden. Als er een kentering is in de opstelling van de EU, dan denk ik dat die gebaseerd is op de idee If you can’t beat them, join them! De EU weet inderdaad dat haar pro-business beleid op heel wat weerstand stoot. Getuige daarvan de campagnes tegen de vrijhandelsverdragen als TTIP en CETA, en in het bijzonder tegen ISDS, de op maat van de bedrijven bedachte ‘arbitrage’ via private rechtbanken. Meer dan 600.000 mensen tekenden een petitie tegen ISDS en voor een bindend VN-verdrag, zelfs het Europees Parlement drong herhaalde malen aan op een positievere inzet terzake van de EU. Botweg erkennen dat winsten boven mensenrechten gaan zou de EU te Trumpiaans kunnen laten overkomen, dat is Brussel ook gaan inzien. Natuurlijk kan dit geen aanleiding zijn om de fundamentele EU-waarden (bedrijfswinsten, vrije markt, ondernemersbelangen) te laten varen, maar een meer subtiele aanpak is nodig, zo zal men gedacht hebben.
Boycotten, maar dan subtieler
Wat die subtielere aanpak inhoudt is eigenlijk al heel duidelijk. Bedrijfslobbys en hun politieke spreekbuizen verwijzen zonder uitzondering naar de UNGPs, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dat is eveneens een tekst aangenomen binnen de Verenigde Naties (2011) en zoals de naam zelf zegt, over dezelfde aangelegenheid, maar … niet bindend. Een morele aansporing aan de bedrijfswereld om zich deftig te gedragen. Men kent de draagwijdte van dergelijke verklaringen: nihil, behalve dat bedrijven ermee kunnen uitpakken om hun corporate social responsability (CSR) te bewijzen. Het is dan ook bijna hartroerend als men BusinessEurope, de grootste patronale lobbygroep in de EU, zijn bezorgdheid hoort uiten over de tekst die in oktober in Genève besproken werd: die brengt UNGP in gevaar want ondermijnt de brede consensus die daarover bestond! En wat zegt de Belgische regering in dit verband? Precies hetzelfde als BusinessEurope. Inderdaad, tijdens het Belgisch Kamerdebat van 17 januari 2019 zei de directeur Mensenrechten en Democratie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Betrekkingen: “Voor België en de EU vormen de UNGPs het uitgangspunt en de basis inzake ondernemingen en mensenrechten. Deze UNGPs werden aangenomen bij consensus, hetgeen niet gezegd kan worden van de resolutie waarbij de werkgroep [over het bindend verdrag] werd opgericht. Nergens in de ontwerpverdragstekst wordt verwezen naar deze UNGPs.” Tijdens hetzelfde Kamerdebat kwam ook Olivier Joris, woordvoerder van het Verbond der Belgische Ondernemingen (VBO), aan het woord. U raadt het: het VBO betreurt dat men overschakelt “van een aansporende naar een dwingende aanpak”.
Waar bedrijfslobbys en de hun onderdanige regeringen niet naar verwijzen zijn de dwingende bepalingen in de ISDS-verdragen, waardoor bedrijven de ‘schendingen’ van hun bedrijfswinsten door overheden, of het vermoeden daarvan, via monsterboetes kunnen bestraffen. Tot mensenrechten moet aangespoord worden, voor bedrijfsbelangen moeten er uitzonderingsrechtbanken opgericht worden die miljardenboetes kunnen opleggen…
Level playing field
Een ander argument dat door de bedrijfslobbys ingebracht wordt tegen het ontwerpverdrag in zijn herziene versie van 2019 speelt in op een listig rechtvaardigheidsargument, dat van het level playing field 4 voor alle bedrijven. Het bindend VN-verdrag is specifiek bedoeld om de machteloosheid van slachtoffers tegenover een ver, praktisch vaak ongenaakbaar, buitenlands bedrijf te doorbreken. De gerechtskosten en de juridische complicaties alleen al kunnen momenteel elke aanspraak op compensatie praktisch onmogelijk maken. Om het bij het reeds aangehaalde voorbeeld te houden: een zaak van Ecuador (BBP 2018: 108 miljard $) tegen Chevron (omzet 2018: 159 miljard $) is niet vanzelfsprekend. Zelfs een economische grootmacht als Duitsland zit opgescheept met een geschil met het Zweedse Vattenfall dat miljarden ‘schadevergoeding’ wil omwille van de Duitse kernuitstap.
Niettegenstaande dat ISDS alleen kan ingeroepen worden door buitenlandse bedrijven, wil de bedrijfswereld dat de VN-tekst over alle bedrijven handelt. Level playing field! Die bedrijfswereld weet maar al te goed dat een dergelijk verdrag nog heel wat moeilijker ligt dan een dat alleen over buitenlandse investeerders handelt, en dat de kans op welslagen dan nog veel kleiner is. Maar het argument mist zijn doel niet, sociale organisaties zijn verdeeld. ITUC vindt dit een billijke eis (coverage of all business enterprises, regardless of size, sector, operational context, ownership and structure) terwijl de koepel stopcorporateimpunity (met o.a. Friends of the Earth, Via Campesina, Transnational Institute, diverse ATTACs…) stelt: “[W]e are concerned about the extension of the scope of the treaty to all companies because it has thereby lost its focus on the real need for such a treaty; that is, transnational corporations and their ability to circumvent national jurisdictions and preserve their impunity. As all of us in this process know, this change responds to the demands of actors and states that have actively challenged the construction of this treaty – such as the private sector, the EU delegation and other countries.”
De groepen die achter een bindend verdrag staan hebben nog meer zorgen. In de voorliggende tekst wordt de verantwoordelijkheid te veel bij de overheden gelegd; het zal te veel van hun bereidheid en mogelijkheden afhangen of men bv. kan procederen tegen een bedrijf in het land van oorsprong ervan. Een internationaal gerechtshof zou hier op zijn plaats zijn, maar zulks ontbreekt in de tekst, en zal natuurlijk op grote weerstand stoten bij de bedrijfslobbys. Uitzonderingsrechtbanken voor bedrijfsbelangen: JA – een internationaal hof voor het algemeen belang: NEE, zo simpel is het.
Een andere vaststelling tijdens de voorbije onderhandelingssessie was dat sommige staten de rol van ngo’s bij de onderhandelingen – tijdens en tussen de jaarlijkse sessies – zoveel mogelijk willen beperken. Op dit vlak lieten vooral Rusland, China en Brazilië zich opmerken.
Alles wel beschouwd…
… zal er geen bindend verdrag komen dat beantwoordt aan de verwachtingen die eraan gesteld worden. De bedrijven zijn tegen, de Verenigde Staten zijn tegen en zeggen dit openlijk, de EU is tegen maar zegt dat niet openlijk. Onder die omstandigheden hopen dat goodwill, overredingskracht of petities de kansen zullen doen keren is natuurlijk een naieve illusie. Een verloren zaak? Niet noodzakelijk, maar dan moet de wereld van de arbeid zich vierkant tegen die van het kapitaal keren, in plaats van in elke stemnuance van de tegenstander een kentering te zien. Hopelijk moeten er geen tien Lubrizols zoals op 26 september in het Franse Rouen meer plaatsvinden opdat we ons echt realiseren wat ‘onze’ bedrijven zoal aanrichten op deze planeet.
Toegevoegd op 22 november: Een artikel in MO*(20 november) over hetzelfde onderwerp: Europa moet niet weten van revolutionair nieuw VN-verdrag
Voetnoten
- Meer voorbeelden van catastrofes aangericht door bedrijven vindt men o.a. in de brochure The EU and the corporate impunity nexus, uitgegeven door o.a. het Transnational Institute.
- Zie ons bericht daarover, Ander Europa 21 september 2018, Mensen beschermen tegen multinationals? Of multinationals tegen mensen??
- ITUC: niet te verwarren met ETUC, het Europees Vakverbond, maar er zijn zeer nauwe banden tussen de internationale en de Europese vakbondskoepels; ze delen niet alleen hetzelfde gebouw in Brussel maar Luca Visentini is secretaris-generaal van allebei.
- Letterlijk: vlak speelveld. Bedoeld is dat alle bedrijven aan dezelfde regels moeten onderworpen worden om tot een ‘rechtvaardige’ concurrentie te komen.
Naarmate de multinationals de macht krijgen en daardoor de globalisatie toeneemt, raakt de werknemer steeds meer, mogelijk ongewild, onder druk?