Op een persconferentie in Brussel stelde Paul Magnette, minister-president van de Waalse regering, de Verklaring van Namen voor (beschikbaar in het Frans en het Engels). Hierin doet hij voorstellen om de wijze te veranderen waarop de Europese Unie internationale handelsakkoorden afsluit. Dit is natuurlijk een uitvloeisel van het verzet van het Waals Parlement (gevestigd in Namen) tegen CETA, het handelsakkoord tussen de EU en Canada. Deze keer is het echter een initiatief van ‘prominenten’: de verklaring is getekend door bekende academici zoals Thomas Piketty, Philippe Van Parijs, Jean-Pascal van Ypersele, Philippe Maystadt,Ā Jean-Paul Fitoussi e.a. (zie de lijst).
De Verklaring wil een antwoord bieden op het groeiend verzet tegen de inhoud vanĀ en de wijze van totstandkomen van dergelijke akkoorden. Er zijn voorstellen om (1) de procedures te democratiseren (2) socio-economische, sanitaire en milieunormen te garanderen en (3) de aanpak van geschillen te hervormen.
Zo zou het onderhandelingsmandaat pas aan de Europese Commissie gegeven worden na publieke tegensprekelijke debatten, die ingaan op de vraag over duurzame ontwikkeling, terugdringen van armoede en ongelijkheid en strijd tegen de klimaatopwarming. In het geval van een gemengd akkoord (d.w.z. dat ook over bevoegdheden gaat die niet volledig aan de EU toevertrouwd werden) zou het mandaat eerst in de nationale parlementen moeten besproken worden [en ook goedgekeurd?] met zo groot mogelijke inbreng van de ‘civiele maatschappij’. Tussenresultaten van de onderhandelingen zouden regelmatig moeten doorgespeeld worden. De voorlopige toepassing van gemengde akkoorden zou niet prioritair mogen aangewend worden (‘should not be favoured’). Deze voorstellen bevatten ongetwijfeld elementen van vooruitgang, maar ook heel wat dubbelzinnigheid. Hoe dwingend zijn de resultaten van de ‘ publieke tegensprekelijke debatten’ en wie voert ze? Waarom zijn de parlementen niet betrokken in de opstelling van het mandaat als het akkoord niet ‘gemengd’ is? Waarom de voorlopige toepassing van niet-geratificeerde akkoorden niet volledig bannen?
Normen garanderen zou o.a. inhouden dat de contracterende partijen de belangrijkste verdragen terzake (Internationale Arbeidsorganisatie, Rechten van de Mens, Akkoorden van Parijs over klimaat… ) moeten getekend hebben, dat er bv. minimumbelastingsnormen en milieudoelstellingen zijn. De ‘negatieve lijsten’ [alles valt onder het verdrag, behalve wat in de lijst vermeld wordt] zijn uit den boze, openbare diensten en diensten van algemeen economisch belang zijn uitgesloten van een handelksakoord.
Het luik over de aanpak van geschillen is nog het meest toegeeflijk. De nationale en Europese rechtspraak moet prioritair toegepast worden (‘should be favoured’), de ‘hoogste standaarden’ moeten toegepast bij de keuze van de rechters van internationale hoven, etc.
Natuurlijk, als onderhandelaars zich zouden houden aan een principe als ‘Handelsakkoorden dienen geen private belangen ten nadele van het algemeen belang, maar dragen bij tot de toenadering tussen de volkeren, tot de strijd tegen de klimaatopwarming en tot duurzame ontwikkeling, in het bijzonder van de minst begunstigde regio’s’ (eindparagraaf van De Verklaring van Namen) zouden we naar elk nieuw akkoord met spanning moeten uitkijken. Magnette zal wel beter weten. Het doet dan ook vragen rijzen waarom de Verklaring zoveel vaagheden bevat, die doorĀ juridische hyena’s meteen zouden aangewend worden om ook deze verklaring tot een steriel document te herleiden.
Het beste dat men kan hopen is dat er toch enige reactie vanuit de Commissie en de Raad zal komen. Die zou zonder twijfel aantonen dat ‘hervormen’ in het Europees jargon alleen betekent: de arbeidsmarkten dereguleren, openbaar bezit privatiseren, overheidsuitgaven castreren, maar niet: onderhandelingen in democratische zin hervormen.
Ondertussen draait de ‘free trade’-molen onverminderd verder. De Commissie verklaarde zopas dat ze ‘heel dicht’ staat bij een vrijhandelsakkoord met Japan. (hm)