door Paul De Grauwe (*)
verschenen op de blog van de auteur
en in Social Europe Journal, 7 december 2015.
Met dank voor de toelating tot publicatie
Nederlandse vertaling door Ander Europa
Sinds het begin van het jaar doet de Europese Centrale Bank (ECB) aan ‘kwantitatieve versoepeling’, bekend als QE (‘quantitative easing’). Daardoor worden grote hoeveelheden geld in de economie gepompt. Iedere maand koopt de ECB voor 60 miljard euro aan staatsobligaties, en injecteert een even groot bedrag in de economie. Vandaag bedraagt de totale geïnjecteerde liquiditeit bijna 700 miljard euro.
Het lijdt geen twijfel dat deze massale liquiditeitsinjectie door de ECB een positief effect gehad heeft op de export. Het leidde tot een ontwaarding van de euro tegenover de belangrijkste valuta (dollar, pond sterling) en verhoogde de competitiviteit van de export uit de eurozone naar de rest van de wereld.
Maar het wordt steeds duidelijker dat QE alleen niet genoeg is om de economieën van de eurozone uit hun slappe groei te halen. In het tweede kwartaal van dit jaar vertraagde de groei opnieuw. Men vreest dat er slechts een matige economische groei zal zijn in de komende jaren. Ook een uitgebreidere versie van het QE-programma zal dit probleem niet oplossen.
Eigenlijk hoeft dat niemand te verbazen. Economen hebben er al langer voor gewaarschuwd dat kwantitatieve versoepeling alleen niet in staat is om de economie te stimuleren wanneer de rentevoet dicht bij nul staat. De reden is dat bij zo lage rente de liquiditeit die de centrale bank voortbrengt niet gemakkelijk doorstroomt naar de reële economie. Het grootste deel ervan wordt opgepot, omdat er niet veel investeringsmogelijkheden zijn met een aantrekkelijke return. Heel wat financiële instellingen verkiezen in dergelijke omstandigheden het extra geld gecreëerd door de ECB bij te houden en er niets productiefs mee te doen. Dit is de welbekende ‘liquiditeitsvalkuil’.
QE was dus noodzakelijk, maar het is niet voldoende. Er moet een aangepast begrotingsbeleid aan gekoppeld worden, en dat is het echte probleem van de eurozone. Het huidig begrotingsbeleid helpt ons niet vooruit. Er zijn vooreerst te veel landen die gekneld blijven in de dwangbuis van het besparingsbeleid. En ten tweede, en dit is het belangrijkste, blijven de overheidsinvesteringen dalen. Maar het zijn net de overheidsinvesteringen die de eurozone er kunnen bovenop helpen.
Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heeft de privésector nog steeds een grote afkeer voor risico, en investeert bijgevolg niet genoeg. Dat heeft te maken met een gebrek aan vertrouwen in de toekomst. Om hier een mouw aan te passen moeten overheden het voortouw nemen en een impuls geven aan de overheidsbestedingen. Daardoor zal de economische groei versterken en het vertrouwen in de toekomst verbeteren, waardoor ook de privé-investeringen zullen toenemen. Ten tweede zijn overheidsbestedingen nodig om de lange-termijndoelstellingen van een groene economie te kunnen halen. Dat vereist investeringen in alternatieve energiebronnen en openbaar vervoer.
Helaas worden overheidsinvesteringen ontmoedigd door een stupide regel die de lidstaten van de eurozone zichzelf opgelegd hebben, waardoor dergelijke investeringen niet mogen gefinancierd worden door de uitgifte van obligaties. De financiering moet gebeuren met belastingsinkomsten. Daardoor komen de overheidsbestedingen niet van de grond, kunnen ze het economisch herstel niet ondersteunen en bijdragen tot de ontwikkeling van een groene economie.
Men beweert vaak dat overheden hun schuld niet mogen laten toenemen, en ze integendeel moeten doen dalen. Er zijn inderdaad landen in de periferie van de eurozone die ongetwijfeld weinig ruimte hebben voor toenemende overheidsschuld. Maar andere landen zoals Duitsland, Frankrijk, België en Nederland kunnen dat zeker wel. De regeringen van deze landen kunnen vandaag bijna gratis lange termijnleningen afsluiten. En er zijn ongetwijfeld veel investeringsprojecten die meer opbrengen dan 0%.
Een regering die obligaties uitgeeft tegen bijna 0% en het geld steekt in projecten met een return die een stuk hoger ligt dan 0% draagt bij tot de economische groei en maakt de toekomstige terugbetaling van de schuld gemakkelijker. Om het anders te zeggen, het is niet de brutoschuld maar de nettoschuld van een regering die telt. Uitgifte van schuldpapier dat het mogelijk maakt te investeren in activa met een veel hogere return dan de kost van het lenen (nu dicht bij 0%) zal de nettoschuld in de toekomst laten verminderen. Helaas blijven eurolanden gefixeerd op de brutoschuld, en laten daardoor na te doen wat voor de hand ligt.
Men zegt vaak dat een overheid die nu schulden maakt een last legt op de schouders van de kleinkinderen. De waarheid is evenwel dat onze kleinkinderen zullen vragen waarom we niet investeerden in alternatieve energie en openbaar vervoer wanneer de financiële situatie daarvoor gunstig was, en waarom we hun leven daardoor zoveel triester gemaakt hebben.