27 februari 2013 – Zowat alle grote Europese kranten vragen zich af of na de verkiezingen in Italië de crisis van de euro weer gaat opflakkeren.
Eerst en vooral: het is niet aan de harde soberheid in landen als Griekenland, Spanje, Portugal of Italië te danken dat het de laatste tijd relatief rustig was op de financiële markten, en de crisis van de euro voorlopig afgewend leek. Eerder integendeel! De bezuinigingen hebben enkel geleid tot een aanhoudende economische krimp, met als gevolg groeiende overheidstekorten. Als Italië het na deze verkiezingen moeilijker krijgt het door de Europese Unie geëiste beleid door te zetten hoeft dit op zich dus geen bedreiging te betekenen voor de stabiliteit van de euro. Het zou eerder wat zuurstof geven aan de Europese economie.
De euro kwam maar in rustig vaarwater dank zij het optreden van de Europese Centrale Bank. Die pompte enorme massa’s goedkoop geld in de wankele Europese banken, en verklaarde dat zij zoveel overheidspapier van eurolanden zou opkopen als nodig was om de rente op dat overheidspapier op beheersbare niveaus te houden. Dit optreden van de ECB liep parallel met een ondubbelzinnige verklaring van de Duitse bondskanselier Angela Merkel dat er geen sprake van kon zijn de euro te laten kapseizen. De verklaring van de ECB was voldoende om de rente op bijvoorbeeld Italiaans overheidspapier te doen dalen, zonder dat de ECB moest overgaan tot effectieve aankopen.
Wel was het zo dat de ECB het massaal opkopen van overheidspapier koppelde aan de voorwaarde dat de betrokken landen zich zouden engageren tot het genoemde beleid van bezuinigingen en liberaliseringen. De vraag die de financiële markten nu bezig houdt is of de ECB daadwerkelijk overheidspapier gaat blijven ondersteunen van een land zoals Italië, dat allicht niet meer in staat of bereid is het door de ECB gewenste beleid door te voeren. Als de financiële markten de ECB inderdaad gaan testen is een nieuwe financiële en politieke crisis in de Europese Unie niet ver weg.
Waarom koppelt de ECB het ondersteunen van de openbare financiën aan de voorwaarde van een hard neoliberaal beleid door de betrokken regering? De achterliggende redenering is dat de eurocrisis in de eerste plaats veroorzaakt werd door onevenwichtige ontwikkelingen binnen de eurozone: uiteenlopende concurrentiekracht, loonniveau, handels- en betalingsbalansen, … De crisis kan dus enkel fundamenteel worden opgelost door de ‘perifere’ landen van de eurozone met neoliberale paardenmiddelen op te tillen tot het niveau van zeg maar Duitsland. Impliciet wordt de eurozone dus bekeken als een reeks aparte landen met ongelijke ontwikkelingsniveaus. Deze visie sijpelt diep door in de publieke opinie, en vertaalt zich als de minachting van de Duitsers voor de luie Grieken, of van de Grieken voor de egoïstische Duitsers, enz. Zelden is de afstand tussen de Europese hymne (“Alle mensen worden broeders”) en de reële ontwikkeling van de Europese psyche zo groot geweest.
Deze visie op de Europese ontwikkeling is echter verkeerd. Het gaat niet om aparte landen die naast elkaar een bepaald niveau van ontwikkeling kennen, waarbij elk land zich in principe zou kunnen opwerken tot het niveau van Duitsland. De Europese economie is meer en meer een geïntegreerd geheel, waarbinnen elk land een plaats bekleedt. De import van de ene is de export van de andere. Niet elk land kan met de rest van de eurozone een handelsoverschot hebben. De crisis van de euro kan dus niet worden opgelost land per land, maar vereist een globaal Europees beleid om onevenwichten bij te sturen en weg te werken, bijvoorbeeld door een gericht beleid van investeringen.
De Europese psyche die de Europese leiders zelf hebben gecreëerd staat die optie nu echter in de weg. Als Angela Merkel de Duitse verkiezingen in september wil winnen kan zij het zich niet permitteren de indruk te geven toegevingen te doen aan de Italianen… Een nieuwe financiële en politieke crisis hoort dus echt wel tot de mogelijkheden, want september is nog ver weg. (fs)