door Willem Bos, juni 2006
GroenLinks was vóór de Europese Grondwet. Het was ‘het best mogelijke compromis’, zo benadrukten woordvoerders van de partij in de referendumcampagne. De Grondwet was slechts een stapje in de goede richting, maar het ideale Europa van GroenLinks zag er natuurlijk anders uit.
Een jaar later heeft de partij in navolging van PvdA, CDA en D66 haar visie op de toekomst van Europa neergelegd. In het rapport ‘Vrij Europees‘ wordt gepleit voor een ingrijpender hervorming van de Europese Unie dan de Grondwet deed. ‘Het nieuwe Europa moet democratischer en effectiever functioneren, maar zich tegelijkertijd met minder bemoeien’, vat het rapport de visie samen. Maar brengen de voorstellen van GroenLinks ‘Europa als democratische politieke unie’ ook echt dichterbij?
De aanpak van het rapport – geschreven door de leden van het Europarlement Kathalijne Buitenweg en Joost Lagendijk en het Tweede Kamerlid Farah Karimi – is niet van pretentie ontbloot. Ze willen maar liefst een visie op Europa presenteren voor een hele generatie. Ieder hoofdstuk begint dan ook met een schets van hoe Europa er in 2030 volgens de auteurs uit zou (moeten) zien.
Het voordeel van een dergelijke aanpak is dat het een duidelijk beeld geeft van de visie die achter de concrete voorstellen steekt. Een samenvatting: ‘In 2030 is de Amerikaanse hegemonie verleden tijd. De mondiale opmars van de euro luidde haar einde in. (�) Daarmee verloor Washington ook zijn greep op de wereldpolitiek.’
‘China, India en Brazilië zijn mondiale grootmachten, zowel economisch als politiek. Zij gebruiken die status vaak om eigenzinnige en opportunistische politiek te bedrijven. Europese en Amerikaanse druk heeft het democratiseringsproces in China versneld. Toch loopt het land niet warm voor de verdediging van mensenrechten.’
‘De nieuwe grootmachten zijn moeilijk te porren voor milieuverdragen. De Verenigde Staten doen wel mee met het mondiale klimaatbeleid. Zij raakten ervan overtuigd dat het broeikaseffect verwoestende orkanen en overstromingen teweegbracht. China doet mee in ruil voor unieke Europese kennis op het gebied van energiebesparing. Toch is Europa nog vaak een eenzame koploper op milieugebied.’
‘Europa is een civiele supermacht en de grootste troepenleverancier van de VN. Haar militairen zijn gespecialiseerd in crisisbeheersing en vredesoperaties. Zij begeleidden Kosovo naar onafhankelijkheid en bewaakten de grenzen tussen Israël en Palestina. De meeste lidstaten combineerden hun krijgsmachten in 2025 tot een Europees leger.’
‘In het Europa van 2030 wordt niemand uitgesloten van arbeid. Arbeidsparticipatie staat voorop in het Europees sociaal beleid. Rond de eeuwwisseling werd de sociale politiek in veel Europese landen beheerst door de tegenstelling tussen hard saneren en stagnatie. Beide stromingen boden weinig toekomstperspectief. Een derde stroming kreeg na de eeuwwisseling de overhand. Deze stroming wist zinnige hervormingen door te voeren, waarbij economische groei werd gecombineerd met nieuw perspectief voor outsiders op de arbeidsmarkt. De Scandinavische landen liepen daarin voorop. Europa is daardoor nog steeds een grootmacht.’
‘De strijd om de grenzen van de staat en markt laat Brussel aan de lidstaten. Landen worden niet meer verplicht om publieke diensten te liberaliseren. Ook bij de wereldhandelsbesprekingen is dit niet langer aan de orde. Europa stelt daar duurzame en eerlijke handel voorop.’
Sociaal liberaal en Europese superioriteit
Als we deze toekomstvisie politiek moeten karakteriseren dan zouden we dat doen met de termen sociaal liberaal en Europese superioriteit. Met de laatste term doelen we dan vooral op een groot geloof in de Europese beschavingsmissie. In die zin staat GroenLinks inmiddels met twee benen in de traditie van het negentiende-eeuwse liberalisme.
Alle oude linkse concepten als het onder gemeenschapscontrole brengen van de productiemiddelen, vervangen van het streven naar winstmaximalisatie van afzonderlijke bedrijven door sociaal gestuurde productie, zijn verlaten. In plaats daarvan staat het verbeteren van de marktwerking centraal. ‘Niet méér markt, maar een betere markt moet het adagium zijn.’ En onder een betere markt wordt dan verstaan ‘eerlijke marktwerking en het tegengaan van monopolie- en kartelvorming.’ Er moeten ‘grenzen gesteld worden aan de interne markt. De zeggenschap over publieke diensten komt aan de lidstaten toe. Ze dienen zelf te beslissen of ze wel of geen marktwerking willen, of het nu gaat om gezondheidszorg, openbaar vervoer of drinkwater. Brussel mag geen liberalisering van publieke diensten afdwingen.’ Het is vooral de Brusselse regelzucht, het opdringen van de marktwerking, waar GroenLinks zich tegen verzet.
Een duidelijke politieke uitspraak tegen de liberalisering van de publieke diensten is er in de tekst niet te vinden. Het gaat er GroenLinks om dat niet Brussel, maar de landen zelf daar over beslissen. Daarmee is GroenLinks een stuk liberaler dan de PvdA die in haar Europa-nota schrijft: ‘Wij streven naar inbedding en inperking van het marktmechanisme, om een publieke sfeer te waarborgen die niet wordt gedomineerd door commercie en waarin essentiële voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn.’
In sommige gevallen lijkt de GroenLinksnota zelfs te pleiten voor een (verplichte) versterking van de marktwerking. Bijvoorbeeld in de volgende passage: ‘Zij (de Europese Commissie) dient hard op te treden tegen monopolies, kartels en ongeoorloofde staatssteun in die sectoren die tot de interne markt behoren. Dat geldt ook wanneer publieke monopolies misbruikt worden voor grensoverschrijdende commerciële expansie. Zo is het onverteerbaar dat het Franse staatsbedrijf Electricit� de France de geliberaliseerde markten van andere lidstaten verovert, terwijl de Franse stroommarkt nog goeddeels gesloten is voor buitenlandse bedrijven.’ Niet de marktwerking in het publieke domein wordt hier aan de kaak gesteld, maar de Franse beslissing om die op het vlak van de elektriciteitsvoorziening niet toe te passen.
Beschavingsmissie
De beschavende rol van Europa loopt als een rode draad door de nota. Europa als supermacht, maar een nette supermacht. ‘Europa moet een economische grootmacht zijn: om mensen kansen te geven en om invloed te hebben in de wereld.’ Europa lijkt per definitie een goede kracht op het wereldtoneel. Tegenover de agressieve VS (wier wereldrijk vanzelf in zal storten als gevolg van de kracht van de euro), maar ook tegenover de nieuwe wereldmachten: China, India en Brazilië, die het niet zo nauw nemen met het milieu, de mensenrechten en de democratie en waarop Europa flinke druk uit moet oefenen. (In het geval van democratisering in China samen met de VS.)
Een onderbouwing van dit positieve Europabeeld is nergens in de nota te vinden. Het is er gewoon. Alsof we niet de slachtingen van twee wereldoorlogen hebben meegemaakt, alsof Auschwitz gewoon maar de naam van een stadje in Polen is, alsof de slavenhandel en het kolonialisme niet hebben bestaan, grijpt GroenLinks terug naar het oude eurocentrische beeld van de beschaafde Europeaan tegenover de Amerikaanse wilde en de primitievelingen uit andere continenten.
Europa moet sterk zijn, het moet een economische grootmacht zijn om haar rol in de wereldeconomie te kunnen spelen. Het moet volgens de nota uiteindelijk ook een gezamenlijk leger hebben om haar heilzame missie in de wereld uit te kunnen voeren.
Wat voor een Europa
Welk Europa is er volgens GroenLinks nodig om die rol in de wereld te kunnen spelen? Hoe ziet dat democratischer en efficiëntere Europa van GroenLinks er uit en wat zijn die hervormingen? Ingrijpender dan in de Grondwet die GroenLinks voorstaat?
Europa moet geen superstaat en geen eenheidsstaat worden, maar een democratische politieke unie, zo wordt nadrukkelijk gesteld. Maar tegelijkertijd pleit de nota wel voor een gezamenlijk buitenlandbeleid met een Europese minister van Buitenlandse Zaken, Europese belastingen , een Europees Openbaar Ministerie, een Europese Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en een gezamenlijk Europees leger. De gezamenlijke munt en een Europese Centrale Bank zijn er al en van de kritiek daarop van GroenLinks van een paar jaar geleden (de eenzijdige doelstelling van de ECB – inflatiebestrijding en het gebrek aan democratische controle op de bank) is in de nota niets meer terug te vinden.
Tegenwicht tegen al deze centralistische tendensen wordt vooral gezocht in het vastleggen van nationale bevoegdheden. Zo wordt gepleit voor een ‘handvest van nationale bevoegdheden waarin de zeggenschap over abortus, euthanasie, prostitutie, pornografie, homohuwelijk en de binnenlandse handel in softdrugs wordt gewaarborgd.’
Daarnaast moeten de lidstaten die koploper willen zijn op terreinen als duurzaamheid, dierenwelzijn, consumentenbescherming of eerlijke handel de ruimte krijgen. Ook mogen deze zaken niet meer ondergeschikt zijn aan vrije handel.
Er moet een Europees handvest voor de rechten van dieren komen en de lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om dieronvriendelijke goederen en diensten te weren. Maar een verbod op stierenvechten gaat weer te ver, want ‘Europa is geen superstaat en kan dus niet alle misstanden opheffen.’
Wat betreft de architectuur van de huidige Unie: de rol van de Raad, van de Commissie, en van het Europese parlement en hun onderlinge verhoudingen en bevoegdheden, worden in de nota weinig schokkende voorstellen gedaan. Een aantal punten uit de Grondwet worden overgenomen, zoals een Europese minister van Buitenlandse Zaken, openbaarheid van de vergaderingen van de Raad, invoering van een burgerinitiatief en een Europees referendum. Op een aantal punten slaat men een iets andere weg in dan de Grondwet. Zo pleit GroenLinks voor het voorzitten van de Eurotoppen door de voorzitter van de Commissie, wil men dat minimaal 10% van de zetels in het Europarlement wordt toegewezen via Europese kieslijsten en dat de honderden comitïés van nationale ambtenaren en experts in het openbaar gaan vergaderen.
Op het punt van de bevoegdheden van het Europese parlement gaat men duidelijk verder dan de Grondwet. Er moet een nieuw verdrag komen waarin het ‘Europarlement medebeslissingsrecht krijgt (nadruk van ons) bij alle Europese wetgeving, controle over uitvoeringswetgeving, het recht om wetsvoorstellen in te dienen op terreinen waarvoor de EU bevoegd is en het recht om individuele eurocommissarissen te benoemen en te ontslaan.’
De constructie van parlement en Raad als gezamenlijke wetgevers blijft dus als het aan GroenLinks ligt bestaan. Van echt volledige bevoegdheden van het parlement kan echter zolang steeds naar compromissen met de Raad moet worden gestreefd geen sprake zijn.
Terwijl de voorstellen van GroenLinks tot een grotere mate van centralisatie van beleid leiden met een groot aantal nieuwe organen en bevoegdheden, blijft de democratische controle daarop zwak en zo wordt het democratisch tekort alleen maar groter. Dat is de centrale zwakte van de benadering van de nota. Er wordt geen keuze gemaakt voor een radicale democratisering van Europa.
Veel van de keuzes die door GroenLinks gemaakt worden gaan – ook al wordt dat in de nota tegengesproken – sterk in de richting van een federatief Europa, een gezamenlijke Europese staat. Anders valt bijvoorbeeld het pleidooi voor een gezamenlijke Europese buitenlandse politiek moeilijk te begrijpen. Een van de laatste dingen waar onafhankelijke staten de zeggenschap over willen verliezen is wel het buitenlands beleid. Maar omdat GroenLinks in tegenstelling tot bijvoorbeeld D66 de weg naar de Verenigde Staten van Europa ook weer niet helemaal wil afleggen, blijft ze hangen in de hybride constructie van een intergouvernementeel Europa met federatieve trekken. Het blijven de nationale regeringen die in de Europese Raad (van regeringsleiders) de beslissende stem hebben, terwijl er wel een Europees bestuurlijk niveau van behoorlijke omvang is ontstaan waar geen voldoende democratische controle op bestaat.
De oplossing van dat democratisch tekort zou naar onze mening gezocht moeten worden in het opheffen van de Europese Raad (van regeringsleiders) als hoogste orgaan in de Unie en de vervanging daarvan door een democratisch, dat wil zeggen direct door de bevolking gekozen orgaan. Een van de mogelijke uitwerkingen daarvan is een Europees tweekamersysteem waar naast een Europees Parlement (met volledige parlementaire bevoegdheden) een senaat, of landenkamer, staat van nationale delegaties met grote bevoegdheden(1) Dergelijke voorstellen voor democratisering worden in de GroenLinksnota zelfs niet aangestipt.
De voorstellen van GroenLinks leiden dan ook niet tot wezenlijk andere machtsverhoudingen tussen de bevolking en de verschillende Europese organen. En daarmee niet tot een wezenlijk ander Europa dan het huidige of het Europa van de Grondwet. Op een heleboel punten wordt in de nota een beleid voorgesteld dat beter is dan de huidige politiek, maar het blijft in de lucht hangen omdat het afhankelijk blijft van de goede intenties van de bestaande organen.
Conventie
GroenLinks stelt voor om een nieuw verdrag (ter vervanging van de mislukte Grondwet) op te laten stellen door een nieuwe Conventie, waarvan ook direct door de bevolking gekozen leden deel uitmaken. In het persbericht waarmee de nota werd gelanceerd stond dat punt zelfs centraal: ‘GroenLinks bepleit dat de Europese burgers het leeuwendeel van de leden van de Conventie kiezen, twee per lidstaat. Ook niet-politici moeten zich kandidaat kunnen stellen. Daarnaast dienen de Europese instellingen en de nationale regeringen vertegenwoordigd te zijn in de nieuwe Conventie.’
GroenLinks pleit niet voor een direct door de Europese bevolking gekozen Conventie, maar slechts voor het kiezen van een deel van een dergelijk orgaan. (Het leeuwendeel van twee per land). Dat geeft aan hoeveel moeite het GroenLinks kost om te breken met het intergouvernementele en institutionele denken als het over Europa gaat.
Het idee van een gekozen Conventie om een nieuw basisverdrag of nieuwe Grondwet op te stellen is al oud. Tijdens de referendumcampagne pleitten wij als Comité Grondwet Nee daar voor, waarbij we GroenLinks op onze weg vonden omdat het resultaat van de van bovenaf benoemde Giscard-Conventie immers het ‘best haalbare’ was.
Het idee van een direct gekozen Conventie of grondwetgevende vergadering is al zo oud als het idee van een Grondwet zelf. Het is onlosmakelijk verbonden met het idee van volkssoevereiniteit. In tegenstelling tot het ancien régime waar de macht voortkwam uit de wil van God, is in de moderne tijd het soevereine volk de bron van de macht. En met soevereiniteit is het net als met zwangerschap: je ben het wel of je bent het niet. Een beetje soeverein bestaat niet.
Een Conventie die voor een deel direct is gekozen (maar liefst twee leden per land, wat een representativiteit) en verder wordt aangewezen door regeringen en Europese instellingen belichaamt niet de volkssoevereiniteit, maar is een typisch Europees institutioneel compromis. Een dergelijk orgaan is ondemocratisch en zal zeker niet het gezag hebben dat nodig is om een nieuw Europa te grondvesten. Een van de opstellers van de nota, Joost Lagendijk, maakte in een interview in het GroenLinks Magazine van juni duidelijk wat de bedoeling van deze constructie is: ‘Zo’n verkiezing staat garant voor maatschappelijk debat. En je maakt burgers “medeplichtig” aan de compromissen die hun vertegenwoordigers in de Conventie noodzakelijkerwijs zullen moeten sluiten.’ Ook naar haar eigen electoraat heeft GroenLinks een beschavingsmissie. Geef mij maar echte democratie. Dat is wel zo beschaafd.
————————-
(1) In de brochure Een ander Europa is mogelijk, ideeën voor een nieuw Europa wordt een dergelijk idee verder uitgewerkt.