Door Herman Michiel, 7 juni 2015
Schrijven over de toekomst van Griekenland kan in de huidige omstandigheden niet méér zijn dan een opinie. Het klinkt als een platitude, maar het is een objectief feit: Griekenland staat op een kruispunt der wegen. Indien ‘normale’ politici het bewind voerden in Athene, zou er te elfder ure (en veel vroeger reeds) toch een compromis uit de bus komen, wat naar de gewoontes van de ‘normale’ partijen het inslikken van de verkiezingsbeloften zou betekenen, en het aanvaarden van een nieuw besparingsplan zoals de Trojka er reeds twee oplegde aan de Helleense republiek.
Het regime in Athene is echter niet ‘normaal’, in de zin dat het zijn verkiezingsprogramma niet helemaal beschouwt als suikerstroop waarmee achterlijke kiezers voor weer vier of vijf jaar kunnen worden gevangen. Zeker, de Griekse regering heeft al heel veel water in de ouzo gedaan tijdens de voorbije vier maanden van onderhandelingen (of wat daarvoor moet doorgaan) met de Europese Unie en het IMF. De linkervleugel van Syriza kan terecht wijzen op het aanvaarden van het principe van de terugbetaling van de schulden, het voortzetten van de privatiseringen (zoals die van de haven van Piraeus), het uitstel van het optrekken van de minimumlonen, de toezeggingen tot verhoging van de BTW op een reeks producten (zie Over de onderhandelingen tussen Brussel en Athene , en een uitgelekt onderhandelingsdocument van de Griekse regering ) enzovoort. Toch is de regering Tsipras niet bereid om toe te geven op een minimum minimorum van de sociale en democratische welvoegelijkheid (de ‘rode lijnen’). Ze wil de pensioenen niet verlagen, en ze wil de pensioenkassen blijven met belastinggeld ondersteunen, wat twee maal tegen de eisen van de kredietverleners ingaat. Ze wil het minimumloon geleidelijk optrekken (maar wees wel: tot het niveau van … 2010 !) en de procedures voor het sluiten en respecteren van collectieve arbeidsovereenkomsten herstellen.
De ‘partners’ in Europa en het IMF vinden dit onaanvaardbaar, en hebben daar blijkbaar een risicovolle crisis voor over. Het is moeilijk te geloven dat het terugbetalen van de schulden hierin de grote bekommernis is. De besparingen in de pensioenen die de EU eist gaan over 1,8 miljard per jaar; het herstel van de koopkracht en de economische activiteit zou veel meer overheidsinkomsten garanderen. Dat de instellingen toch het ‘stropen van de kei’ verkiezen heeft alles te maken met de verdediging van het ideologisch denkkader van de Europese leiders. Ze hebben zich zo ver geïdentificeerd met de idee van het opruimen van de welvaartstaat als garantie op economische competitiviteit en – in hun visie – welvaart, dat een terugkeer daarop zwaar gezichtsverlies zou betekenen. Het zou ook de ‘goede’ regeringen, in Spanje, Portugal, Ierland, Letland … die van dit ideologisch denkkader hun beleidsplan maakten, met de billen bloot zetten. Over de (zeer doorlaatbare) grenzen van de politieke families heen is de Europese variant van het neoliberalisme trouwens de politieke horizon geworden. Vandaag nog maande Martin Schulz, de sociaaldemocratische voorzitter van het Europees Parlement, de Griekse regering in een kranteninterview aan om de “uitgestoken hand van de EU” niet te weigeren.
Wat zou de open confrontatie tussen Griekenland en de EU dan nog kunnen verhinderen? Het is niet onmogelijk dat de Verenigde Staten druk uitoefenen op de Europese leiders om toch een compromis te sluiten. Als dominante kapitalistische mogendheid zit de VS niet te wachten op het avontuur van een grexit. In de wandelgangen van de top van de G7 zal het ongetwijfeld ook daarover gaan. Een andere mogelijkheid is dat de Grieken er door verkiezingen of een referendum ‘democratisch’ voor kiezen om het trojkabeleid verder te zetten, daarin gesteund door een EU-propagandaoffensief en de afschrikwekkende scenario’s waarmee de Griekse media en oppositiepartijen zouden zwaaien.
Als we willen dat het eerste offensief tegen het neoliberaal EU-fort niet eindigt in een ‘democratisch’ afblazen ervan, is een Europese solidariteitscampagne van enorm belang. Het Griekse volk moet zich gesteund weten door vakbonden, progressieve krachten en sociale bewegingen in heel Europa om de moedige stap te zetten die voor de hele Europese werkende klasse een giant leap zou zijn.