door Herman Michiel en Klaus Dräger (*)
11 november 2020
Toen de Europese Commissie uiteindelijk doorkreeg dat er met corona toch wel iets ernstigs aan de hand was lanceerde ze onder andere een initiatief ter ondersteuning van de kortere werktijd, een maatregel die in veel landen ingevoerd werd. Op 2 april lanceerde ze SURE 1; het idee was dat lidstaten goedkope leningen konden aangaan om daarmee een tijdelijke verkorting van de werktijd financieel te ondersteunen. Veel bedrijven werken immers maar met een deel van de capaciteit, en zonder overheidssteun dreigen ze veel werknemers aan de deur te zetten.
Misschien zeg je: leningen zijn toch geen echte steun aan overheden, want lenen kunnen ze sowieso, en het betekent in ieder geval zich in de schulden steken? Het feit is wel dat de Commissie (EC) als uitvoerend orgaan van de EU goedkoper kan lenen dan veel lidstaten. Sinds de financiële crisis weten we dat dat zelfs waar is binnen de eurozone, waar bijvoorbeeld Griekenland veel meer moet afdokken voor een staatslening dan Duitsland. In het financieel jargon spreekt men van de spread, het verschil tegenover Duitsland in interestvoet voor staatsleningen. Het zou anders zitten als die lidstaten rechtstreeks konden lenen bij de Europese Centrale Bank (ECB), die voor iedereen hetzelfde lage tarief zou kunnen aanrekenen. Maar zoiets wordt door de Europese verdragen expliciet verboden. Overheden moeten dus lenen bij private banken en financiële instellingen, en die rekenen een ‘risicopremie’ aan die des te hoger is naarmate een land het economisch moeilijker heeft. Als de Europese Commissie haar SURE-initiatief (en andere gelijkaardige leningen in het kader van het corona-herstelbeleid) nu voorstelt als een schitterend voorbeeld van Europese ‘solidariteit‘ is dat toch maar een zeer gedeeltelijke correctie op een fundamenteel onsolidaire en op marktdiscipline gebaseerde constructie.
Een half jaar om te reageren op een noodsituatie
Een ander gevolg van het verbod van ECB-leningen aan lidstaten is dat er omslachtige, tijdrovende manoeuvres moeten gebeuren als de EU nu (voor de eerste maal, en haar eigen regels overtredend) leningen aangaat om ze door te geven aan lidstaten. De ECB kan in een handomdraai miljarden ter beschikking stellen van banken, zoals bij ‘QE’ (quantitative easing) ook gebeurt. Het SURE- initiatief daarentegen, officieel gelanceerd op 2 april, deed er tot eind oktober, meer dan een half jaar dus, over om de eerste ‘solidaire’ leningen door te geven aan Italië (10 miljard), Spanje (6 miljard) en Polen (1 miljard). De ‘support in an emergency’ komt dus rijkelijk laat.
Hoe komt dit? Om te lenen moest de Commissie eerst zorgen voor een ‘waarborg’. Daartoe moesten alle 27 lidstaten akkoord gaan om zich borg te stellen voor een totaalbedrag van 25 miljard €, a rato van het nationaal inkomen van elke lidstaat. Pas op 22 september kon de Commissie melden dat deze operatie afgerond was, alhoewel er eigenlijk alleen toezeggingen moeten gebeuren, geen betalingen. Met deze waarborg op zak kon de Commissie dan voor een viermaal hoger bedrag gaan lenen (de zgn. leveraging of hefboomwerking ). Daarvoor moest een bankensyndicaat aangezocht worden dat instaat voor de uitgifte van obligaties, een operatie die via Barclays, BNP Paribas, Deutsche Bank, Nomura en UniCredit verliep. Voor toekomstige leningen (waarschijnlijk nog één in 2020, de volgende in 2021) moet deze procedure terug doorlopen worden.
Selectieve belangstelling van de lidstaten…
In zekere zin, naar EU-standaarden gemeten, waren de waarborgtoezeggingen van de 27 lidstaten een ‘succes’. Immers, in landen waar fulmineren tegen de ‘schuldenunie’ tot de identiteit van een aantal partijen behoort kunnen daar politieke rellen rond ontstaan. Deze kaap werd blijkbaar wél genomen en op 22 september jubelt de Commissie dan ook dat “the voluntary commitment of guarantees is an important expression of solidarity in the face of an unprecedented crisis”. Als een maand later een bankenconsortium, tegen een ongekende vergoeding, de ‘social bonds’ (obligaties) in een mum van tijd en onder onstuimig enthousiasme van de beleggers verkocht krijgt, is het opnieuw aanleiding tot enthousiaste verklaringen van de Commissie. Dit enthousiasme bewijst immers het grote vertrouwen dat de markten stellen in de kredietwaardigheid van de EU…
Ondertussen publiceerde de Commissie een overzicht van de leningbedragen die diverse landen eventueel zouden aanvragen:
Men zal opmerken dat een hele reeks landen (Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Denemarken, Finland, …) ontbreken. Daar is ook een goede reden voor: ze lenen goedkoper op de markt. Volgens de Financial Times (19 oktober) leende de Commissie aan ongeveer minus 0.24% 2, maar een reeks landen doen beter, zoals Duitsland (minus 0.61%) of Frankrijk (minus 0.33%); België lijkt een land op de wip te zijn, dat hoopt enig voordeel te halen uit een ‘Europese’ lening.
Als we het SURE- programma globaal bekijken is er al bij al weinig reden om van een succes van ‘solidair Europa’ te spreken. Het gaat vooreerst om leningen, die door de nationale staten en dus grotendeels door de werkende bevolking zullen betaald worden. Ten tweede is het, zoals reeds vermeld, hoogstens een correctie op het zelfopgelegd verbod van rechtstreekse leningen door de ECB aan de lidstaten. Voorts kan men niet van een noodinterventie spreken als er meer dan een half jaar over gaat om in een dramatische context een beperkt initiatief te nemen. Want beperkt is dit in ieder geval: 100 miljard, waarvan er maar 17 miljard in 2020 uitbetaald worden, terwijl Europa volop in een tweede coronagolf beland is. Honderd miljard is uiteindelijk minder dan 1% van het EU-BBP
We moeten dus afwachten wat er echt gaat gebeuren. Misschien zijn de huidige regeringen van bijvoorbeeld Italië, Spanje en Portugal wanhopiger geworden door de tweede corona lockdown in hun respectievelijke landen en zijn ze nu bereid om SURE-leningen op te nemen waar ze eerder niet op in zijn gegaan. De situatie in Italië is inderdaad zeer wanhopig. Misschien zullen ook andere armere landen, zoals Roemenië, deze leningen aanvragen. De Europese Centrale Bank lijkt ze wel in deze richting te sturen.
… maar enthousiasme bij beleggers
Als de EU van een enorm succes spreekt voor haar eerste SURE-lening klopt dat wel, maar dan omwille van het enthousiasme van de beleggers. Er werden maar voor 17 miljard € obligaties aangeboden, maar de overweldigende vraag was goed voor 233 miljard… De uitgifte werd dertienvoudig overvraagd, en dit tegen een negatieve interest!
Dat wijst op een van de grote contradicties van het neoliberaal kapitalisme, en van de EU in het bijzonder. Sinds de financiële crisis 12 jaar geleden uitbrak werd die eigenlijk nooit overwonnen. Investeringen blijven achterop, bedrijven en financiële instellingen zitten op een fenomenale berg geld, maar zien te weinig winstkansen en een te onzekere toekomst. De ECB probeerde daar iets aan te doen door duizenden miljarden QE geld in het systeem te pompen 3, maar het enige gevolg was dat bedrijven en beleggers nóg grotere spaarpotten aanlegden, en in plaats van te investeren er financiële operaties mee aangingen zoals het terugkopen van aandelen, financiële beleggingen, vette uitbetalingen aan aandeelhouders, en het aanleggen van grote spaarpotten. Nog nooit was het eigen vermogen van Duitse bedrijven zo groot, schrijft Thomas Fricke in Wenn Unternehmer zu viel Geld haben. Volgens Fricke steeg het aandeel van liquide bedrijfsmiddelen (liquid corporate assets) van 6% van het BBP ten tijde van de Duitse hereniging (1990) naar 15% in 2013. Dezelfde trend kon wereldwijd vastgesteld worden, ook in de VS, Japan en elders, en dit vanaf het begin van de jaren ’90 (zie grafiek).
En zo komt men tot de absurde situatie dat er geld van de centrale bank en de overheid wordt uitgeleend tegen negatieve rentetarieven, dat er duizenden miljarden ter beschikking gesteld worden aan bedrijven en banken, maar die zijn nog steeds terughoudend om te investeren (met name in de richting van de sociale en ecologische transities, die hard nodig zijn). De ‘marktmotor’ werkt dus niet en de ECB slaagt er zelfs niet in om haar doelstelling van bijna 2 procent inflatie te halen. In plaats daarvan is de economie van de EU zeer dicht bij een deflatiespiraal, met alle negatieve gevolgen van dien.
De rol van SURE: bedenkelijk neoliberaal medeleven
SURE wordt gepresenteerd als een sociaal programma dat werknemers in staat stelt hun baan te behouden ondanks de corona-crisis. Dat investeerders er ook van profiteren, zullen sommigen beschouwen als een win-win operatie. Maar het resultaat is dit: de belastingbetalers (de ‘staat’) redden de bedrijven en zorgen voor het geld om de werknemers op de een of andere manier financieel overeind te houden.
De hoop is: als er een herstel komt, kunnen bedrijven rekenen op gekwalificeerde arbeidskrachten die hen helpen om hun zakelijke kansen weer te vergroten. Dit kan ook goed zijn voor de beroepsbevolking – zij worden tenminste niet onmiddellijk werkloos (zoals in vroegere tijden, zoals in de jaren 1920/30). Maar de ontberingen (van inkomensverlies etc.) worden aan de beroepsbevolking opgelegd – terwijl de grote bedrijven bijna elke vorm van overheidssteun krijgen die ze eisen.
Als we dan naar het bredere plaatje kijken, zijn het opnieuw – zoals tijdens de financiële crisis – de nationale regeringen die in de bres moeten springen als de winstvooruitzichten van de particuliere sector in gevaar komen. Aangezien de staatsschulden en -tekorten nog helemaal niet zijn hersteld van de financiële crisis, wordt hier nog vele decennia lang een rampscenario opgebouwd.
Tekorten in de nationale financiën worden altijd betaald door de arbeidersklasse, of het nu gaat om loonmatiging, hogere belastingen of lagere sociale uitkeringen. En dat geldt niet alleen voor het SURE-programma, maar voor alle coronaherstelmaatregelen van de nationale en Europese overheden. Het aangaan van meer overheidsschuld, het maken van putten om deze te vullen, het zal allemaal terechtkomen op de rug van de arbeidersklasse.
Alternatieven?
Monetaire financiering lijkt een beter idee: de ECB stelt aan de lidstaten leningen ter beschikking met nul-interestvoet en een looptijd van bijvoorbeeld 1000 jaar, wat betekent dat ze niet terugbetaald moeten worden. De staatsschulden stijgen niet. Dit zijn de zgn. consols waarover vroeger reeds sprake was 4. Natuurlijk valt dit niet te rijmen met de Europese verdragen, maar een duurzame oplossing zoeken we ook niet binnen deze verdragen, want daar is die niet te vinden. Maar er is een ander bezwaar. Weliswaar verhogen consols de staatsschuld niet, maar eens te meer wordt een overheidsinstrument (de monetaire bevoegdheid) ingezet om de winstperspectieven van de privésector te redden. Dit is laakbaar, vanuit het standpunt van de sociale rechtvaardigheid, maar ook vanuit dat van de economische efficiëntie.
Er is immers een derde mogelijkheid: via belastingen het geld halen waar het zit. Dat is natuurlijk sociaal rechtvaardiger, en het gaat ook in op de bezorgdheid die recent zelfs door IMF en Wereldbank geuit wordt, namelijk de formidabele ongelijkheid, de nog groeiende kloof tussen arm en rijk. Maar zoals gezegd: een dergelijke aanpak is ook economisch efficiënter. De reeds genoemde Thomas Fricke wijst de ‘oppotzucht’ van de kapitaalbezitters onder andere toe aan belastingshervormingen die dat soort praktijken aantrekkelijker maken. Het logisch gevolg is dat zware belasting op het opgepotte geld van de financiële actoren dat geld terug in omloop zal brengen. Het zal noodgedwongen geïnvesteerd in plaats van opgepot worden. Een deel van de investering kan gaan naar de arbeidskracht, een verkorting van de werktijd zonder loonverlies, een verhoging van de lonen, die in tegenstelling tot speculatieve beleggingen in de kortste keren terug in het economisch circuit terechtkomen, en op den duur voor wat inflatie zorgen (waar de ECB zo koortsachtig en tevergeefs naar op zoek is). Een ander deel kan voor duurzame groei zorgen, door het bijvoorbeeld te investeren in een fossielvrij productieapparaat.
De fiscale aanpak, in tegenstelling tot de monetaire, heeft ook het voordeel voor herverdeling te kunnen zorgen. Daarmee komt men ook tegemoet aan het bezwaar dat niet alle bedrijven gelijk zijn, dat sommige met moeite overleven en andere niet weten waar met hun geld naartoe. Een aangepaste fiscale politiek kan daar veel aan doen. Die zou dwars staan op het neoliberaal denkkader van de EU, maar is het al niet vaak genoeg gezegd: uitzonderlijke problemen vereisen uitzonderlijke maatregelen.
Er bestaan dus wel degelijk alternatieven voor het marktgericht beleid van de EU. Er bestaat echter geen alternatief voor een intense, langdurige, internationalistische strijd om alternatieven door te drukken.
(*) Klaus Dräger werkte als adviseur voor tewerkstelling en sociale zaken voor de linkse fractie (GUE/NGL) in het Europees Parlement.
Voetnoten
- SURE: temporary Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency
- Een negatieve interest dus, wat betekent dat de financiële markten bereid zijn een premie te betalen om ‘veilige’ obligaties in hun bezit te krijgen. Dit soort omgekeerde wereld zijn we stilaan gewoon, en het wijst op de fundamentele crisis van de kapitalistische economie.
- Dit is geen literaire overdrijving. Het QE-programma van de ECB had tot eind 2018 voor 2600 miljard euro goedkoop geld ter beschikking gesteld, en in 2019 werd een nieuw programma gelanceerd.
- Zie bijvoorbeeld Europees relanceplan in quarantaine
Whow een verplichte lektuur voor eenieder die wenst te weten ! Een begrijpbaar en aanbevelenswaardig essay !