door Frank Slegers,
16 juli 2018
Op het recente congres van Die Linke in Leipzig werd het standpunt van de partij over vluchtelingen en migratie met een overtuigende meerderheid bevestigd. De centrale resolutie kreeg een grote meerderheid. Dat ging echter niet zonder slag of stoot.
Een minderheid was het met name niet eens over een open grenzenbeleid voor ‘economische migranten’. In deze minderheid vinden we bekende namen terug zoals die van de fractievoorzitster in de Bundestag Sahra Wagenknecht: in de partij in de minderheid, maar buiten de partij erg populair (haar toespraak op het congres hier). Ook Fabio De Masi, die op onze site regelmatig aan het woord komt, behoort bijvoorbeeld tot deze minderheid. Zijn argumenten vind je terug in dit interview. In de aanloop naar het congres publiceerden een reeks bekende figuren uit Die Linke, ook uit de vakbondswereld, in dezelfde zin een aantal stellingen.
Argumenten ter ondersteuning van de meerderheid vind je in dit stuk van een andere stroming binnen Die Linke, de Antikapitalistische Linke (AKL).
Het debat werd ontsierd door persoonlijke rivaliteiten. Toch kan je er niet omheen dat Die Linke een rijke democratische debatcultuur kent.
Iedereen ondersteunt het recht van vluchtelingen op asiel in Europa. Iemand als De Masi vindt bijvoorbeeld dat vluchtelingen niet alleen recht hebben op asiel, maar ook vrij hun verblijfplaats moeten kunnen kiezen binnen de Europese Unie: landen waar ze familie hebben, of een netwerk, of waarvan ze de taal kennen. Landen die dan minder vluchtelingen moeten opvangen kunnen andere landen financiële steun geven voor de kosten van de opvang.
Economische migranten
Het debat draait rond de ‘economische migranten’. We proberen de kern van beide standpunten te vatten, waarbij de formuleringen die volgen volledig voor onze rekening zijn.
In het centrum van de politiek van Sahra Wagenknecht, Fabio De Masi of ook veel syndicale verantwoordelijken staat de verdediging van de na-oorlogse welvaartsstaat. Die is door de arbeidersbeweging binnen de nationale grenzen afgedwongen, en vastgelegd in een reeks wetten en instituties. Onder druk van een grote toevloed van arbeidskrachten uit derde landen wordt deze welvaartsstaat onhoudbaar: niet enkel door een overaanbod aan arbeidskrachten, maar ook omdat het hier om kwetsbare mensen gaat die sowieso op de arbeidsmarkt een zwakkere positie hebben. De welvaartsstaat heeft het recht zichzelf te verdedigen door het controleren van haar buitengrenzen. Links moet deze verdediging van de welvaart, tegen een race to the bottom, koppelen aan strijd tegen de grondoorzaken van de ellende elders (dus verzet tegen militaire interventies, geen wapenexport naar dubieuze regimes, geen neoliberale vrijhandel, echte ontwikkelingshulp, enz.), om zo het perspectief te openen van een meer rechtvaardige wereld.
Daartegenover staat de mening dat dergelijke opvatting over de verdediging van de nationale welvaartsstaat voorbijgaat aan de realiteit van de geglobaliseerde wereld: het kapitaal gebruikt de grenzen als beschot tussen rijke landen en lageloonlanden waar het goedkope arbeidskrachten kan inzetten. Hoe harder de grenzen, hoe meer het kapitaal kan profiteren van een wereldwijd gesegregeerde arbeidsmarkt, en die uitspelen tegen onze lonen. Meer dan ooit is het fundament van een linkse politiek daarom niet de verdediging van grenzen, maar de solidariteit wereldwijd, ook met de mensen die bij ons een beter bestaan willen opbouwen. Hoe gaat links bovendien bepalen wie economische migrant is en wie niet? Wie binnen mag en wie niet? Met welke middelen andere dan politiegeweld en militarisering gaan de ongewenste migranten buitengehouden worden? Hoe bouw je eenheid op de werkvloer of in de wijk wanneer je een grote groep mensen feitelijk als ongewenst beschouwt? Links moet dus niet meedoen aan gecontroleerde grenzen, maar een eigen praktijk uitbouwen van solidariteit ongeacht waar iemand geboren is of opgegroeid.
Laat een reactie achter