Komende evenementen

De EU, hoeder van de vrije media ?

 

door Herman Michiel
5 januari 2024

 

Er is een Europese verordening in de maak die waarborgen moet bieden voor een degelijk informatieaanbod, de zgn. European media freedom act, EMFA. In de ontwerptekst die de Europese Commissie in september 2022 voorlegde ontbreekt het natuurlijk niet aan vermeldingen van de media als economische sector, maar volgens de toelichting spelen de media ook “een cruciale rol bij het behouden van de integriteit van de Europese informatieruimte en zijn essentieel voor de werking van onze democratische maatschappijen en economieĂ«n.”

Over de ontwerptekst namen de Raad (bevoegde ministers van de lidstaten) en het Europees Parlement in de voorbije maanden een standpunt in, inclusief amendementen, en zoals gebruikelijk werd gepoogd via geheime onderhandelingen in beperkte kring (‘trialoog’) tot een compromis te komen tussen de drie instellingen (Commissie, Raad, Parlement). Dat compromis werd bereikt op 15 december laatstleden, en het zal in de komende maanden ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad en aan het Europees Parlement.

 

EMFA in het kort

In grote trekken handelt EMFA over het volgende:

  • Er moet voldoende ‘transparantie’ zijn over de eigendomsverhoudingen van mediabedrijven, die vaak een ondoordringbaar kluwen vormen van financiĂ«le constructies, waarachter ook politieke belangen kunnen schuilgaan. Inkomsten door staatsadvertenties kunnen ook een vorm van politieke beĂŻnvloeding zijn, ook hier dus is transparantie vereist. Het valt af te wachten welke precieze informatievereisten door de verordening gesteld worden over de financiĂ«le vervlechtingen in het medialandschap. Het wordt ook uitkijken in hoeverre belangen in mediabedrijven onverenigbaar geacht worden met hoge politieke ambten.
  • Publieke mediabedrijven zoals omroepen moeten onafhankelijk van de politieke overheid kunnen werken, en voldoende middelen ter beschikking krijgen. “Lidstaten moeten waarborgen dat publieke aanbieders van mediadiensten beschikken over adequate en stabiele financiĂ«le middelen voor het vervullen van hun openbaredienstverleningstaak” staat er in het ontwerp. Het valt te betwijfelen of de EU-verordening zal zorgen voor een betere financiering van openbare omroepen, die nu al op reclameboodschappen aangewezen zijn om hun karige budgetten aan te vullen.
  • De grote online-platforms oefenen een steeds grotere rol in de verspreiding van informatie, onder andere bij het onderscheppen van ‘ongeoorloofd’ geachte berichten (zie bv. een onderzoek van Human Rights Watch naar de praktijken van Meta/Facebook), of de plaats die berichten krijgen in de informatiestroom. EMFA probeert door een ‘media-privilege’ (voorafgaande gemotiveerde aankondiging van het ingrijpen) misbruiken te voorkomen.
  • Er wordt een ‘Europese Raad voor Mediadiensten’ opgericht die moet waken over de toepassing van de mediawetgeving. Hij is samengesteld uit vertegenwoordigers van nationale regulerende instanties. Deze Raad moet onafhankelijk zijn van de Europese Commissie, maar deze heeft wel een vertegenwoordiger (zonder stemrecht weliswaar) in de mediaraad. (Van een waarnemer vanuit het Parlement is geen sprake.) De mediaraad kan deskundigen en waarnemers uitnodigen, maar “ in overleg met de Commissie”. De mediaraad stelt haar intern reglement op “ in overleg met de Commissie”.

Het is ook de vraag hoe onafhankelijk zulke raad zal zijn, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Zal daarbij de juiste partijkaart niet primeren op de bezorgdheid voor onafhankelijke kritische media? Men weet hoe gepolitiseerd beheerraden van openbare omroepen nu al zijn.

 

Gedaan met journalisten afluisteren?

Het meest bekende en omstreden onderdeel van het EMFA- voorstel is echter de bescherming van journalisten en hun bronnen, in het bijzonder het verbod om journalisten af te luisteren of te eisen dat ze hun bronnen vrijgeven. Het Commissievoorstel maakt wel een uitzondering: “tenzij dit gerechtvaardigd is door een dwingende reden van algemeen belang”, en voor het installeren van spyware wordt de “nationale veiligheid” als een geldige uitzondering aangehaald, die wel geval per geval moet bekeken worden.

Nu waren afluisterpraktijken door overheden in de voorbije jaren in de actualiteit gekomen toen bleek dat in diverse lidstaten spyware (zoals Pegasus of Predator) werd ingezet tegen politici en ook tegen journalisten, met medeweten en/of op instigatie van de hoogste politieke verantwoordelijken. Niet alleen in Polen en Hongarije werden/worden uitgevers, activisten en journalisten afgeluisterd, hetzelfde kwam aan het licht in Griekenland onder premier Mitsotakis, een land dat net als Cyprus illegale spyware uitvoert. In Spanje werden diverse ministers, waaronder premier SĂĄnchez, afgeluisterd, men vermoedt vanuit Marokko, maar de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging werd op haar beurt vanuit Madrid massaal elektronisch bespioneerd. Een Europese mediawet kon dus moeilijk zonder bepalingen hieromtrent.

We vermeldden reeds dat het EMFA-ontwerp van de Commissie het vrijgeven van journalistieke bronnen en het afluisteren van journalisten in sommige gevallen wel geoorloofd vindt. Ook het Parlement vond dat zulks in het uiterste geval moet kunnen. Maar voor sommige landen zijn deze gevallen te nauw omschreven, en wil men eigenlijk een blanco cheque om “in het belang van de veiligheid van de staat” de rechten van de journalist drastisch in te perken. Onder druk van Frankrijk, daarin vooral gesteund door ItaliĂ« en Griekenland,  werd in het standpunt van de Raad een expliciete uitzondering op het verbod van het afluisteren van journalisten toegevoegd: “Dit artikel laat de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de bescherming van de nationale veiligheid onverlet.”

Volgens Politico is men het in het trialoog-compromis van 15 december dan eens geworden over een tussenformule: het artikel over het verbod op bespioneren van journalisten moet de verantwoordelijkheden van de lidstaten, zoals vastgelegd in de verdragen, “respecteren”. Diplomaten zullen tevreden zijn dat ze met deze formulering een deal konden bereiken. Of dit in de praktijk iets uitmaakt is echter zeer de vraag.

 

Is er echt zoveel reden tot gejuich?

De precieze inhoud van het compromis moet nog geanalyseerd worden (en formeel goedgekeurd door Raad en Parlement), maar journalistenverenigingen reageren opmerkelijk positief. De Europese Federatie van Journalisten jubelt dat door haar lobbycampagne “de definitieve versie niet langer verwijst naar de mogelijkheid om journalisten te bespioneren op basis van vage nationale veiligheidsvereisten. Dit is een overwinning voor alle verdedigers van persvrijheid en democratie.” Verwijst het compromis dan niet langer naar de gehate mogelijkheid? Heeft Politico het verkeerd voor? De eveneens enthousiaste Reporters zonder Grenzen zijn toch iets genuanceerder, en zijn blij dat er niet meer expliciet verwezen wordt naar de uitzonderingsmogelijkheid om journalisten af te luisteren. Ik hoop dat ik me vergis, maar ik heb de indruk dat de journalistenverenigingen, net zoals diplomaten, zich vastklampen aan een juridische zinswending en daarvan wonderen verwachten.

Men moet zich inderdaad de vraag stellen wat er zal gebeuren als bijvoorbeeld blijkt dat een Franse journalist toch afgeluisterd wordt, met medeweten of op vraag van het Elysée. Van sancties is geen sprake in de tekst, en waar de verantwoordelijkheid voor de naleving expliciet wordt vermeld zijn het de  nationale regulerende instanties. Zal de Commissievoorzitter een publieke blamage geven aan Macron? Zullen de Franse landbouwsubsidies ingetrokken worden? Men kent het antwoord op deze retorische vragen.

Hoe belangrijk ook, de bescherming van journalisten is maar Ă©Ă©n aspect van een degelijk mediabeleid in een democratische samenleving, en de eenzijdige focus daarop door journalistenverenigingen trekt de aandacht weg van alle andere voorwaarden. EFMA stelt bijvoorbeeld plechtig dat burgers (in het EU-jargon “afnemers van mediadiensten”) “recht hebben op een verscheidenheid aan inhoud op het gebied van nieuws en actualiteit, ten behoeve van het openbaar debat”, eraan toevoegend “met inachtneming van de redactionele vrijheid van de aanbieders van mediadiensten”. Met redactionele vrijheid wordt hier eerder de vrijheid van onderneming bedoeld, en de “aanbieders van mediadiensten” zijn, op een openbaar sectortje na, kapitalistische ondernemingen die nu al  aan het uitzoeken zijn hoe ArtificiĂ«le Intelligentie het redactioneel proces kan goedkoper maken.

 


 

 

Een reactie op “De EU, hoeder van de vrije media ?”

  1. Thanks Herman voor dit overzichtelijk verslag. De laatste paragraaf vat goed samen waar het gevaar schuilt. In de kapitalistische wereld gaat het inderdaad zoals de goochelaars het doen op het podium ” met de ene hand trekken ze aandacht van het publiek en met de andere voeren ze de verdwijn truc uit !

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *