Interview met Olivier Bonfond
Olivier Bonfond, economist van opleiding, was medewerker van CADTM (Comité voor de kwijtschelding van de Derde Wereldschuld) en werkt nu als vormingswerker voor CEPAG (Centre d’Education Populaire André Genot). In augustus 2012 verscheen zijn boek “Et si on arrêtait de payer?” (“En als we nu eens zouden ophouden te betalen?”) als co-editie van uitgeverij Aden, CADTM en CEPAG. In 10 vragen en 10 antwoorden wordt de schuldenproblematiek uit de doeken gedaan, en aangetoond aan de hand van het concrete geval België dat er wel degelijk alternatieven zijn voor het asociale begrotingsbeleid in Europa.
Hieronder een interview met Olivier Bonfond, afgenomen door het tijdschrift La Gauche (vertaling SAP-Rood).
Vandaag wordt België geconfronteerd met het probleem van de openbare schuld, net als de andere landen van Europese Unie. Maar, in tegenstelling tot de heersende opvatting, toon jij in je boek aan dat deze schuld niet voortkomt door buitensporige openbare uitgaven. Kan je ons daar wat meer over vertellen?
Het idee dat België boven zijn stand zou hebben geleefd de laatste tientallen jaren is compleet fout en het is noodzakelijk om dat tegen te gaan. Dit idee wordt door de bestuurders van dit land in hoofdzaak gebruikt om het streng budgettair beleid dat vandaag wordt gehanteerd te rechtvaardigen als een fataliteit. Ze willen ons laten geloven dat het normaal is dat de Belgen de broeksriem moeten aanhalen. Het volstaat echter om de evolutie van de overheidsuitgaven in België t.o.v. het BBP te analyseren (Bruto Binnenlands Product, de jaarlijks geproduceerde rijkdom van een land) om zeer duidelijk vast te stellen dat de publieke uitgaven de laatste dertig jaar stabiel zijn gebleven (rond de 43% van het BBP).
Eigenlijk is net het omgekeerde gebeurd. Sinds het begin van de jaren ’80 hebben de opeenvolgende regeringen een zeer harde besparingspolitiek opgelegd om zo elk jaar wat men een positief primair saldo noemt, te bekomen ( een primair overschot), ontvangsten bovenop de uitgaven, maar zonder rekening te houden met de betaling van intresten op de schuld.
Tussen 1993 en 2007, hebben de Belgische openbare diensten een gecumuleerd primair overschot gerealiseerd van 180 miljard euro. En tot wat hebben deze 180 miljard euro besparingen geleid? In plaats van terug te vloeien naar de burgers onder de vorm van openbare dienstverlening, werden ze volledig aangewend om intersten op de schuld te betalen. De Belgen hebben dus niet boven hun stand geleefd maar integendeel onder hun middelen, en dit enkel en alleen om te voldoen aan de vraatzuchtvan de schuldeisers.
Maar als de schuld niet voortkomt uit grotere openbare uitgaven, van waar komt die dan?
De Belgische openbare schuldcrisis komt voornamelijk voort uit 4 factoren:
1. De explosie van de intrestvoeten in de loop van de periode 1978-1982. Meer bepaald in 1979 heeft de regering van de USA eenzijdig beslist, om zo de inflatie te lijf te gaan, kapitaal aan te trekken en de Amerikaanse economische machine te herlanceren (meer bepaald door een groot militair-industrieel programma), om de intrestvoeten zeer sterk op te trekken. Deze verhoging had zeer snel zijn weerslag op wereldvlak en België ontsnapte niet aan de besmetting. In die periode leende België aan een intrestvoet die opliep tot 14%. Met zo’n intrestvoeten exploderen de intrestlasten: in de loop van de jaren ’80 betaalde België jaarlijks om en nabij de 20 miljard euro, enkel en alleen aan intresten op de schuld (vandaag lopen die op tot ongeveer 13 miljard). Omdat men verplicht was te lenen om de intresten terug te betalen, maar deze keer aan nog hogere intrestvoeten, kwam het “sneeuwbaleffect” in de plaats en werd men geconfronteerd met een echte explosie van de openbare schuld: de schuld van de Belgische staat ging van 39% van het BBP in 1974 naar 78% van het BBP in 1982.
2. Een sociaal onrechtvaardige fiscale politiek. De stijging van de staatsschuld van de afgelopen 30 jaar is bovenaleen politieke keuze die er in bestaat om een fiscale politiek te voeren die de grote fortuinen en de grote privé-bedrijven bevoordeelt: notionele intrest, vermindering van de belastingsprogressiviteit, vrijmakende roerende voorheffing, fiscale amnestie…Deze maatregelen hebben op hun beurt een belangrijke vermindering aan publieke inkomsten met zich meegebracht. In die zin kan men zeggen dat de Belgische overheidsschuld een crisis van inkomsten is en niet een crisis van uitgaven.
3. Een sociaal onrechtvaardige monetaire politiek. Sinds 1992 en het Verdrag van Maastricht hebben de landen van Europese Unie afgezien van de mogelijkheid bij hun eigen centrale bank te lenen aan 0%, en zijn zij verplicht zich te richten tot grote privé-banken aan intrestvoeten die zijn vastgelegd door de internationale kapitaalmarkten. Deze keuze heeft veel geld gekost aan België. Laten we een kleine berekening maken: In de periode 1992-2011 bedroeg de gemiddelde intrestvoeten op Belgische openbare schuldaandelen 5,2%. Tijdens dezelfde periode betaalde de Belgische staat intresten terug op de schuld voor een bedrag van omgerekend 313 miljard euro. Als de Belgische staat hetzelfde bedrag zou hebben kunnen lenen bij haar centrale bank, maar dit aan een intrestvoet van 1%, dan zou zij ongeveer 63 miljard euro hebben moeten terugbetalen en geen 313, wat een besparing is van 250 miljard euro…Ter herinnering, de Belgische schuld bedraagt 360 miljard euro.
4. De redding van de banken in 2008 en 2011. In tegenstelling met wat Didier Reynders telkens verklaart, is de kost van de opeenvolgende reddingen een zeer zware kost voor de openbare financiën. Eigenlijk veroorzaakte de redding van de banken in 2008 en 2011 een verhoging van de openbare schuld met 32,5 miljard euro (27,5 miljard voor de redding in 2008, 4 miljard voor de redding van Dexia in 2011 en 1 miljard bijkomende intresten op schuld). Zonder dan nog te spreken over eventuele nieuwe herkapitaliseringen en waarborgen (voor meer dan 100 miljard euro) die aan de Belgische banken zijn verschaft, en die een ernstig gevaar betekenen voor de Belgische publieke financiering…
De titel van je boek “En als we zouden ophouden te betalen?” heeft een uitdagend kantje. Volgens jou zou België moeten stoppen met het terugbetalen van haar schuld?
Deze titel probeert effectief twee elementen in een duidelijk licht te plaatsen die ingaan tegen de heersende ideologie maar die me fundamenteel lijken. Ten eerste gaat het er om te benadrukken dat de terugbetaling van de schuld niet langer een taboe mag zijn. Vandaag beschouwen de politieke leiders, ten gevolge van de crisis, het als normaal om op een keiharde manier alle sociale verworvenheden aan te vallen, wat de sociale kostprijs hiervan ook moge zijn.
Bijvoorbeeld de hervormingen van het werkloosheidssysteem (een jaarlijks budget van 7 miljard euro) laten toe om enkele tientallen miljoenen euro te besparen maar gaan tienduizenden mensen in de onzekerheid storten en sociaal uitsluiten. Terzelfdertijd zou het ondenkbaar zijn om de terugbetaling van de schuld aan de schuldeisers in vraag te stellen? Een terugbetaling aan de grote privebanken, die elk jaar 45 miljard euro (intrest + kapitaal) bedraagt. Ik stel een vraag: wie zijn de belangrijkste verantwoordelijken van de economisch-financiële ramp die nu bezig is? De werklozen of de grote financiële instellingen?
Ten tweede, en dat is tevens een van de sleutelelementen in het boek, is de weigering tot terugbetaling alles behalve waanzinnig. Langs de ene kant bestaan er talrijke argumenten die aantonen dat een belangrijk gedeelte van de Belgische openbare schuld als onwettelijk of illegitiem kan worden beschouwd.
Aan de andere kant zijn er talrijke recente voorbeelden die aantonen dat, verre van een economische en sociale catastrofe te ontketenen, een kordate aanpak tegenover de schuldeisers tot positieve resultaten kan leiden en concrete stappen vooruit teweegbrengen voor de mensen, de economie en de democratie. Alhoewel deze ervaringen niet direct naar België over te plaatsen zijn, wat de regering van Ecuador, Argentinië en IJsland hebben gedaan, zou een bron van inspiratie kunnen zijn voor de regeringen van Europese Unie.
Een stopzetting van de schuldbetaling is dus best mogelijk, perfect legitiem en kan positieve gevolgen hebben. Maar we moeten ons niets wijsmaken: op dit moment is er geen enkele Europese regering die in die richting wil gaan. Voor hen is de terugbetaling van de schuld onbespreekbaar en verplicht. Een zaak moet duidelijk zijn: zich onderwerpen aan het kapitaal door de schuld te betalen en veralgemeende besparingen opleggen, leidt er toe dat het oude continent in een recessie wordt gestort.
Het is dus dringend nodig een andere weg in te slaan. Het komt er op aan om radicale alternatieven naar voor te schuiven: fiscale maatregelen die tientallen miljarden euro’s kunnen opleveren, de socialisering van de banksector of bijvoorbeeld een echt relanceplan dat op massale schaal sociaal nuttige en ecologisch duurzame tewerkstelling creëert en de koopkracht van de burgers verhoogt (meer bepaald die van de bestaansonzekere lagen van de bevolking). Deze maatregelen zouden gecombineerd moeten worden met een audit over de Belgische openbare schuld met de bedoeling alle schulden te schrappen die illegaal of illegitiem blijken te zijn.
Als de regering zich hiertoe niet wil engageren, moeten de burgers zich deze kwestie toe-eigenen en een stevige campagne lanceren voor een audit over de openbare schuld om zo de Belgische regering te dwingen krachtige politieke beslissingen te nemen die compatibel zijn met haar belangrijkste missie: het garanderen van het welzijn van de bevolking.