Afgelopen woensdag vergaderde de Britse regering in Chequers, het officiële buitengoed van de premier, voor het eerst over Brexit.
Ze nam meteen een belangrijke beslissing: voor de toekomstige relatie met de Europese Unie wordt geen bestaande oplossing (Noorwegen, Zwitserland) uit de rekken gehaald, maar zal een specifiek akkoord voor het Verenigd Koninkrijk worden onderhandeld. De conservatieve regering van Theresa May wil immers het onverzoenbare verzoenen, of tenminste een zo gunstig mogelijk compromis uit de brand slepen: enerzijds controle verwerven over de immigratie, wat betekent dat er ook een rem komt op de instroom van arbeidskrachten uit de EU; anderzijds een zo breed mogelijke toegang behouden tot de gemeenschappelijke markt.
De gemeenschappelijke markt
De Europese Unie heeft onmiddelijk na het Brexit-referendum duidelijk gemaakt dat het vrij verkeer van personen (lees: arbeidskrachten) en de gemeenschappelijke markt onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Je kan je inderdaad moeilijk vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten voorstellen, zonder vrij verkeer van personen. De spreekwoordelijke Poolse loodgieter moet echt wel de grens over kunnen om in Nederland een douche te installeren. De Europese leiders vrezen dat toegevingen aan de Britten het signaal vormen voor andere landen om ook kersen uit de eenheidstaart te plukken in functie van hun eigen specifieke belangen, zodat de samenhang van de interne markt verloren gaat.
Gans de Europese constructie is onder de sociaaldemocraat Jacques Delors gevestigd op die interne markt: waar Europese regelgeving tekort schoot of niet haalbaar was, zou de onzichtbare hand van de markt het werk doen. De concurrentie van allen tegen allen als basis voor de Europese eenheid… Wanneer die hoeksteen gaat barsten, stort het Europese bouwsel in. ‘Geen sprake van’, zo kregen de Britten snel te horen.
Migratie
De Britse regering moet willens nillens rekening houden met het referendum. Over de uitslag is al veel inkt gevloeid, maar vast staat dat veel kiezers sociale onvrede geprojecteerd hebben op de massale immigratie van goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa. Een rechtse conservatieve regering kan daar niet onderuit, ook al probeert Theresa May met een socialere toon dan haar voorganger Cameron een breder respons te geven op die sociale onvrede (ze fulmineert tegen het financieel grootkapitaal, benadrukt dat het beleid iedereen ten goede moet komen, enz.). Ze komt er niet onderuit iets te doen aan de vrije toegang voor werknemers uit de EU.
Dat betekent meteen dat behoud van de volledige toegang tot de Europese binnenmarkt een onhaalbare kaart is. Nu zijn er sectoren van de City die daar niet om malen: zij zien dat het zwaartepunt van de wereld zich verplaatst naar Azië, en hopen daar veel geld te verdienen wanneer ze vrij hun gang kunnen gaan, niet geremd door Europese regels. Maar dat is een minderheid. Het gros van het Britse bedrijfsleven wil de deuren naar Europa zo open mogelijk houden.
Harde onderhandelingen, maar discreet
Theresa May zet dus in op lange onderhandelingen met de EU om een zo gunstig mogelijk compromis uit de brand te slepen. Daarbij heeft ze een troefkaart: ook de elites binnen de EU willen de Britten zo dichtbij mogelijk houden, ook al zijn er altijd uitzonderingen die een slaatje hopen te slaan uit het Britse vertrek.
In de Europese democratie worden kiezers beschouwd als vervelende pottenkijkers. Daarom zijn er al Britse stemmen opgegaan om de onderhandelingen uit te stellen tot na de Franse en Duitse verkiezingen in 2017. Dat heeft Theresa May afgewezen. Ze heeft wel beslist dat de Brexit wordt opgestart (het fameuse artikel 50) zonder inspraak van het Britse Parlement. Er komt ook geen tweede referendum, eenmaal de resultaten van de onderhandelingen bekend zijn. Schotland krijgt geen vetorecht. Theresa May regelt het allemaal zelf wel, en hoopt haar termijn volledig uit te doen voor er nieuwe verkiezingen komen. (fs)