door Ronald Janssen (*)
verschenen op 25 maart 2013 in Social Europe Journal
Nederlandse vertaling: Ander Europa
(Dit is de derde bijdrage in een serie van drie artikels door Ronald Janssen over het stappenplan naar een Economische Unie en de sociale dimensie ervan.)
Van een sociale dimensie is geen sprake als het regime van economisch bestuur niet verandert. En om tot fundamentele veranderingen te komen zal het ook niet volstaan om het idee van sociale benchmarking [i] te koppelen aan het bestaand systeem van economisch bestuur (zie Deel 2 van deze reeks).
Om het economisch bestuur en zijn economische foltertuigen werkelijk onder controle te krijgen, moet een duidelijke grens gesteld worden aan het systeem van economisch bestuur zelf. De haast onbeperkte macht die de meesters van de financiën (EU Raad van ministers van financiën, DG ECFIN [ii]) en de meesters van het geld (Europese Centrale Bank en IMF) zich hebben kunnen toe-eigenen over het nationaal economisch en sociaal beleid, moet van in den beginne beperkt worden, en binnen het systeem zelf.
Niettegenstaande het stappenplan voor een ‘echte’ Economische Unie dat momenteel in de maak is de omgekeerde bedoeling heeft om de macht van de economische pijler nog te versterken (zie Deel 1), kan dit stappenplan gebruikt worden om sociale beperkingen te plaatsen op het economisch bestuur.
Coördineer de hervormingen om de coherentie met de eenheidsmunt te garanderen
Laat ons beginnen met het voorstel in het stappenplan om alle belangrijke structurele hervormingen te coördineren alvorens ze op nationaal vlak worden beslist. In plaats van alle aandacht te richten op de hervormingen die beantwoorden aan het conservatieve ideaal van een volledig flexibele arbeidsmarkt waarin ondernemers op geen enkele manier worden gehinderd door collectief overleg, minimumlonen en arbeidersrechten, zou men moeten denken aan een ander soort coördinatie. Een coördinatie die instaat voor de coherentie tussen, enerzijds, het hervormingsbeleid van 17 verschillende lidstaten en, anderzijds, de noden van de eurozone in haar geheel. Inderdaad, als we iets van de eurocrisis kunnen leren, is het dat de eenheidsmunt niet leefbaar is als de lidstaten voortdurend in andere richtingen gaan.
In dit opzicht zijn drie hervormingsdomeinen van bijzonder belang. Alle hervormingen, of ze nu gaan over arbeidsmarktbeleid, belastingen of sociale politiek, moeten kritisch onderzocht worden van zodra de kans bestaat dat ze tot een ‘beggar -thy-neighbour’-beleid [iii] aanleiding geven, en dus jobs en economische activiteit van andere lidstaten inpikken. Dergelijke hervormingen brengen het risico mee dat ze een neerwaartse spiraal op gang brengen over een groot deel van de eurozone, en aldus de globale vraag ondermijnen zonder de onderlinge competitiviteitspositie te verbeteren.
Het tweede domein dat voor coördinatie in aanmerking komt in de eurozone betreft alle structurele hervormingen die de prijsstabiliteit van de eenheidsmunt aan de onderzijde zouden kunnen bedreigen. Het gevaar op deflatie zou moeten erkend worden als een even groot risico als een iets hogere inflatie.
Ten slotte zouden beleidsmakers in de eurozone moeten waakzaam zijn voor alle soorten hervormingen die een lidstaat kunnen drijven in de gevarenzone van exploderende schuld en activaprijzen. Dit slaat in het bijzonder op hervormingen die de arbeidsmarkt verstoren door ‘ goede’ jobs te vervangen door ‘slechte’. Gecombineerd met de liberalisering van financiële markten (waarvan men hoopt dat die de globale vraag zullen ondersteunen door de ontwikkeling van het krediet, ter compensatie voor het gebrek aan degelijke lonen en jobs) leiden dergelijke hervormingen naar een nieuwe ronde financiële instabiliteit.
Contractuele overeenkomsten: DG ECFIN aan een sociale leiband houden
Contractuele overeenkomsten, zoals die voorgesteld worden in het stappenplan voor een Economische Unie, kunnen aan DG ECFIN nog grotere macht verlenen om een specifiek beleid op te leggen aan de lidstaten, inclusief een beleid dat de afschaffing inhoudt van lang verworven sociale rechten en bescherming.
Dit gevaar kan voorkomen of beperkt worden door expliciet vast te leggen dat deze contractuele overeenkomsten alle sociale principes van het Europees Verdrag en alle bepalingen van het wettelijk bindend Handvest van de Grondrechten strikt en volledig moeten respecteren.
Het Europees Verdrag bevat inderdaad een heel aantal principes die de Europese beleidsmakers toelaten en zelfs dwingen om de economische dimensie in evenwicht te brengen met de sociale. Zo zijn er de doelstellingen om een hoge graad van tewerkstelling te bereiken (VwEU artikel 151) [iv], om de leef- en werkomstandigheden te verbeteren en te harmoniseren (VwEU artikel 151), om een degelijke sociale bescherming te genieten (VEU artikel 2). Zo is de Europese Unie ook verplicht om de sociale rechtvaardigheid en bescherming te bevorderen (VEU artikel 3), om de dialoog tussen sociale partners aan te moedigen met respect voor hun autonomie en voor de diversiteit van de systemen van industriële relaties. Er is ook het feit dat de Unie niet bevoegd is voor de lonen (VwEU artikel 153) [v]. Ten slotte is er ook de horizontale sociale clausule die de Unie verplicht om rekening te houden met de bevordering van de werkgelegenheid, aangepaste sociale bescherming en de waarden van democratie en gelijkheid wanneer ze haar beleid vastlegt en uitvoert (VwEU artikel 9).
Als we oordelen naar de inhoud van de reddingspakketten voor landen in moeilijkheden, of aan de hand van de specifieke aanbevelingen van de Commissie voor de lidstaten, lijken deze fundamentele sociale principes vergeten te zijn in de verwarring van de eurocrisis. Maar, zoals we reeds zegden, ze maken deel uit van het Europees Verdrag en het Handvest van de Grondrechten; een methode om deze operationeel te maken is het aanbrengen van specifieke verwijzingen naar de sociale principes wanneer de wetteksten over contractuele overeenkomsten worden opgesteld.
Contractuele overeenkomsten: een sociaal Europa met tanden
Ook al is het belangrijk om systematisch te verwijzen naar de sociale dimensie, dit is maar een eerste stap. Om te vermijden dat er alleen lippendienst bewezen wordt aan het behalen van sociale objectieven, moet er ook gezorgd worden voor doeltreffende processen en procedures die DG ECFIN en de ministers van financiën verplichten om het sociaal Europa ernstig te nemen wanneer ze beleidsplannen of contracten opstellen voor de lidstaten.
Een dergelijk beleidsvoorstel is het opzetten met de sociale partners van een Europees observatorium over het Europees sociaal acquis [vi]. Het idee daarachter is om per lidstaat systematisch op te volgen of de letter en de geest gerespecteerd worden van de Europese sociale richtlijnen, de sociale overeenkomsten en de sociale principes van het Europees Verdrag. Een jaarlijkse conferentie op hoog niveau zou dan met de werkgevers de meest dringende problemen moeten bespreken en erover onderhandelen.
Als volgende stap zou het Europees Hof van Justitie de macht moeten krijgen om een contractuele overeenkomst en de daaraan verbonden sancties ongeldig te verklaren als het contract een fundamentele inbreuk inhoudt op de sociale doelstellingen die door het Verdrag gegarandeerd worden.
“Als we niet strijden, zijn we reeds verloren”
De hoger geformuleerde voorstellen kunnen qua politieke haalbaarheid vrij ambitieus klinken. Maar men moet met twee dingen rekening houden. Enerzijds is er de toenemende weerstand bij brede lagen van de Europese bevolking tegen het soberheidsbeleid en de deregulering. Dat is een belangrijke politieke hefboom om beleidsmakers ertoe te dwingen deze voorstellen ernstig in overweging te nemen. Anderzijds is er reeds een precedent: de loonbeschermingclausule in de verordening over buitensporige macro-economische onevenwichtigheden [vii], die stipuleert dat de verordening geen inbreuk kan maken op het recht op vrije onderhandelingen en op actie voeren, en dat de nationale loonformatiesystemen ten volle moeten gerespecteerd worden.
[i] Benchmarking is een term afkomstig uit de bedrijfswereld (kwaliteitscontrole) en beoogt het meten van prestaties door vergelijking met best practices. [Noot van de vertaler]
[ii] De Europese Commissie beschikt over een uitgebreide administratie, de zgn. directoraten-generaal of DG’s (te vergelijken met nationale ministeries). De DG ECFIN bv. is het ‘ministerie van economie en financiën’, met aan het hoofd de Finse commissaris Olli Rehn. [Noot van de vertaler]
[iii] Met een ‘beggar -thy-neighbour’-politiek wordt een beleid bedoeld dat probeert de (economische ) problemen van een land op te lossen door ze af te wentelen op een ander. [Noot van de vertaler]
[iv] VwEU is de afkorting voor Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, VEU staat voor Verdrag betreffende de Europese Unie. Meer uitleg over de Europese verdragen vindt u hier. [Noot van de vertaler]
[v] Dat de Europese Commissie hieraan minder tilt dan men zou wensen blijkt bv. uit het antwoord van commissaris Olli Rehn op een parlementaire vraag (P-003247/2012) van Ivo Belet, Belgisch christen-democratisch europarlementslid. Belet verwees expliciet naar dit artikel 153 en vroeg of de aanbeveling van de Commissie betreffende de hervorming van zowel het Belgisch systeem voor het voeren van loononderhandelingen als het Belgisch loonindexeringssysteem te verzoenen zijn met het primaire recht van de EU. Het korte antwoord van Rehn (op 26 april 2012) was dat deze aanbeveling niet berust op art. 153, maar op artikels 121 lid 2 en art. 148 lid 4 … [Noot van de vertaler]
[vi] Het ‘sociaal acquis’ is het geheel van EU-verdragen, verordeningen, richtlijnen, uitspraken van het Hof van Justitie, voor zover die betrekking hebben op sociale politiek.
[vii] Dit is één van de teksten van de zgn. sixpack (rapporteur Ferreira). In art. 1.1 ervan leest men: “Deze verordening houdt rekening met artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en doet bijgevolg geen afbreuk aan het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en naleving ervan af te dwingen, of om collectieve actie te voeren overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken.” Ook hiernaar had Ivo Belet verwezen in zijn vraag aan de Commissie (zie noot 5), maar ook daarover zei commissaris Rehn dat de aanbevelingen niet op deze tekst gebaseerd zijn. [Noot van de vertaler]