Welke lessen zal Brussel trekken uit de verkiezingen?
door Ander Europa, 12 juli 2014
In Deel 1 en Deel 2 van onze analyse van de Europese verkiezingen hebben we het gehad over de sterke vooruitgang van uiterst rechtse partijen zowat overal in Europa, en de bescheiden successen van radicaal links in een aantal lidstaten. In dit derde en laatste deel proberen we na te gaan welke lessen de leidende politieke elites uit het verkiezingsresultaat kunnen trekken, welke nieuwe zetten er kunnen verwacht worden vanuit de Europese hoofdkwartieren.
Het belang van de verkiezingen
Dat we een stand van zaken in de EU opmaken na de Europese verkiezingen betekent niet dat we deze verkiezingen zien als een doorslaggevende factor op zich. Zoals we in Deel 1 reeds uitlegden wordt het Europees beleid slechts marginaal beïnvloed door de krachtsverhoudingen in het Europees Parlement. De ‘wetgever’ in de EU is immers de Commissie, die haar wetgevend initiatief uitoefent binnen de krijtlijnen getrokken door de Raad van staats-en regeringsleiders. Daarenboven werd binnen deze Raad in de voorbije jaren haast systematisch een ’tweesporenbeleid’ gevolgd, waardoor de soberheidspolitiek zowel vastgelegd werd in Europese wetten (verordeningen, richtlijnen, zoals sixpack, twopack, …) die via het Parlement passeren, als in interstatelijke verdragen waar dit Parlement niet aan te pas komt (Europluspact, Begrotingsverdrag, …). En of het nu het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad van ministers of de Europese Commissie betreft, ze worden bevolkt door personeel van dezelfde partijen, waaronder een globale consensus bestaat over het te voeren beleid, en dat is … het gekende soberheidsbeleid. Het nieuwe pas aangetreden Europees Parlement zal wel voor 51% uit nieuwe leden bestaan, maar voor 100% hetzelfde soberheidsbeleid blijven steunen. Zelfs de leider van de Britse ‘eurocritici’ van ECR [i] zei na zijn gesprek met toekomstig Commissievoorzitter Juncker dat ze hem steunen wanneer het flexibiliteit op de arbeidsmarkt of een digitale eenheidsmarkt betreft … [ii].
Het belang van de Europese verkiezingen ligt elders. De Europese elites weten dat ze met hun soberheidsbeleid een hoog spel aan het spelen zijn. Het is een antisociale politiek, frontaal gericht tegen de werkende bevolking, de vakbonden en de ‘Europese sociale verworvenheden’, een politiek helemaal gedicteerd door de Europese bedrijfslobbys. Al zijn die elites er zelf over verbaasd hoe ver ze het reeds hebben kunnen drijven [iii], ze zijn zich ook wel bewust van het gevaar voor sociale explosies. In Zuid-Europa heerst er een sfeer van permanent verzet, in Griekenland scheelt het weinig of een radicaal-linkse partij komt er aan de macht. Anderzijds zien de christen-democratische, sociaal-democratische en liberale establishmentpartijen (respectievelijk in de EVV-, de S&D- en ALDE-fractie van het Europees Parlement) hun hegemonie bedreigd door extreem-rechts, dat surft op de golf van het ongenoegen onder de bevolking. Partijen die sinds decennia de burgerlijke staat beheren hebben een sterk ontwikkeld gevoel voor zelfbehoud, en trekken uit verkiezingsresultaten conclusies voor wat betreft hun eigen toekomst (eerder dan die van de samenleving).
Wat vertellen de verkiezingen aan de partijen?
De christen-democraten en aanverwanten in de EVP, de grootste Europese fractie, kregen een flinke tik, van 36 % naar 29,4% van de zetels. Toch mag men de betekenis daarvan niet overdrijven. Merkels CDU/CSU verloor slechts lichtjes, en niettegenstaande het verlies van de EVP kan ze wel de commissievoorzitter leveren, de Luxemburgse ex-premier en ex-voorzitter van de eurozone Juncker. De sociaal-democraten houden globaal stand met een kwart van de zetels; tegenover een spectaculair verlies van Hollande’s PS in Frankrijk staat bijvoorbeeld een aanzienlijke vooruitgang van de SPD in Duitsland, en een zegetocht van Renzi’s Partito Democratico in Italië. Zeker, in diverse lidstaten is er onrust in de traditionele partijhoofdkwartieren; in het Verenigd Koninkrijk worden zowel Labour als Tories voorbijgestoken door Farages UKIP, hetzelfde overkomt UMP en PS in Frankrijk door de monsterscore (24.86%) van het Front National.
Maar spreken over de ‘neergang van de traditionele partijen die in verschillende EU-lidstaten, waarschijnlijk definitief hun dominante plaats hebben verloren’ zoals Georges Spriet het stelt [iv] lijkt fel overdreven. In het Europees Parlement zelf hebben EVV, S&D en ALDE – goed voor 64% van de zetels – haast alle posten in het bureau en de commissies onder elkaar verdeeld [v], het parlementair voorzitterschap zelf wordt verdeeld tussen S&D (Martin Schulz tot 2017) en EVV (vanaf 2017), en Juncker dankt S&D voor de steun aan zijn kandidatuur door hen de belangrijke commissaris voor economie en financiën te beloven [vi] . Van elkaar bestrijdende ‘Spitzenkandidaten’ tijdens de campagne zijn Schulz en Juncker post-electorale spitsbroeders geworden, en ze staan daarmee symbool voor de fundamentele eensgezindheid van hun politieke families over het te voeren beleid. Anderzijds slaagde Martine Le Pen er ook niet in binnen het Europees Parlementsamen met Wilders’ PVV, het Vlaams Belang, Lega Nord en de Oostenrijkse FPÖ een politieke groep rond het Front National te vormen. Binnen de Europese instellingen zal van een neergang van de traditionele partijen niet veel te merken zijn…
En binnen de nationale politieke arena’s? Eerder dan een machtswissel is te vrezen dat centrum-rechtse en centrum-linkse coalities in hun beleid accenten zullen leggen geïnspireerd door extreem-rechts: anti-migratie, anti-asiel, anti-moslim, pro-identitair (geen Nederlands, geen bijstand), minder ontwikkelingshulp, enz. Slechts drie dagen na de Europese verkiezingen kondigde de Franse regering aan niet verder te gaan met haar plan bij lokale verkiezingen stemrecht te verlenen aan niet-EU ingezetenen, een van de beloften die Hollande deed tijdens zijn presidentscampagne.
Een dilemma
Daarmee wil niet gezegd zijn dat er voor de traditionele beleidspartijen geen vuiltje aan de lucht is. Hun dilemma is het volgende. Enerzijds zijn ze voorstanders voor de voortzetting van het huidig Europees besparingsbeleid, uit overtuiging of bij gebrek aan alternatief. Maar dit besparingsbeleid is net de golf waarop een groot deel van extreem- rechts surft. Bij voortzetting ervan kan ook het demagogische extreem- rechtse verzet tegen dit beleid blijvend stokken in de wielen steken. Het was opmerkelijk hoe trouwe pro-EU krachten in de nasleep van de verkiezingen kritischere stemmen lieten horen over het beleid dat ze volop gesteund hadden. Barroso (26 mei): de bekommernissen van wie een proteststem uitbracht of niet stemde kunnen best aangepakt worden door een energieke politiek initiatief voor groei en jobs, en een echt democratisch debat; Van Rompuy (29 mei): de Unie moet beter voor haar burgers zorgen, en niet enkel voor een business elite; Jean-Claude Juncker (8 juli): de Unie is te bureaucratische geworden; Lazlo Andor, uittredend sociaal-democratisch eurocommissaris voor sociale zaken, viel op 13 juni scherp uit naar de soberheidspolitiek die hij vijf jaar lang mee had goedgekeurd, de Monetaire Unie omschreef hij als fout geconstrueerd vanaf de start …
Zou het dan kunnen dat er eindelijk een kentering op komst is in de EU? Als het zelfs voor de rechtse en centrumrechtse partijen steeds moeilijker wordt het Europees beleid verkocht te krijgen aan de kiezers, dan is dit des te meer waar voor groenen en sociaal-democraten. Vooral waar deze laatsten een electorale oplawaai kregen (Frankrijk, Spanje, Griekenland, Ierland, …) wordt gebeden om een teken uit de hemel. Verder gaan op het pad van het Europees besparingsbeleid lijkt suïcidair, dit pad verlaten een roekeloos avontuur… En de twee grote partijen die hand in hand zich op dit avontuurlijke pad zouden kunnen wagen hebben elk een handicap. De Duitse SPD zit in een coalitie met Merkel, en de Franse PS kan zich nauwelijks nog op straat vertonen.
Renzi, de deus ex machina
En toch kwam er een teken uit de hemel. Of toch uit de heilige stad Rome: het fenomeen Matteo Renzi, de nieuwe Italiaanse premier, die zijn Partito Democratico (PD) op 25 mei naar een onwaarschijnlijke hoogte van 41% bracht. Deze PD, vroeger reeds deel van de sociaal-democratische fractie S&D in het Europees Parlement, had zich begin 2014 bovendien aangesloten bij de partij van de Europese socialisten PES. De hele Europese sociaal-democratie deelt dus in de vreugde en de eer, een opsteker in bange dagen. Op de koop toe werd Italië vanaf 1 juli voorzitter van de Europese Unie, zodat deus ex machina Renzi vaak ten tonele zal verschijnen in het komende half jaar. Dit is niet alles. Renzi is jong, flamboyant, scherp gebekt, hij laat zich graag zien in jeans en leren jas. Voor het oog dat jarenlang de beelden van de Barroso’s, de Van Rompuys, Draghis, Olli Rehns, Merkels en Schäubles gepresenteerd kreeg is dat een verademing. En ook het oor van de Europeaan lijkt gestreeld te worden door Renzi-quotes als “Europa behoort aan de burgers, niet aan de bankiers, of ze nu Duits of Italiaans zijn”, of “Als we Europa willen redden, moeten we Europa veranderen“.
Maar wat moeten we ons voorstellen bij dit ‘veranderen van Europa’? Wat het sociaal-democratische kamp hierover in de voorbije weken gezegd en geschreven heeft, is heel wat minder flamboyant. Het komt neer op wat meer tijd om aan de Europese begrotingseisen te voldoen, door een flexibele toepassing van het Stabiliteitspact; op de Europese top van juni heeft Merkel daar haar zegen voor gegeven [vii]. Uit Parijs komen nog meer ideeën om de budgettaire strop die men zichzelf opgelegd heeft wat losser te maken, maar de kans dat Berlijn daarmee instemt is zo goed als onbestaande. Zo zou de Franse regering willen dat de uitgaven voor haar ‘verantwoordelijkheidspact’ niet meetellen in de Europese evaluatie van het begrotingstekort; dit pact voorziet in 30 miljard € subsidies aan de bedrijven die in ruil zouden moeten zorgen voor meer tewerkstelling. Renzi opperde dan weer dat onderwijskosten niet zouden mogen meetellen, dat de Europese Investeringsbank (EIB) overheidsinvesteringen zou ondersteunen. Enzovoort.
Wordt Brussel nu door Rome bedreigd?
Vormt het elan dat Renzi de Europese sociaal-democratie inboezemt een bedreiging voor de Europese soberheidskruistocht? Nee. Zoals Perry Anderson in zijn essay The Italian Disaster [viii] betoogt: Renzi is – in tegenstelling tot Berlusconi – voor Brussel een betrouwbare ‘structurele hervormer’. Een beetje flexibiliteit in de toepassing van de begrotingsorthodoxie is dan ook een kleine prijs voor blijvende ingrepen op de arbeidsmarkt. Op dat vlak heeft Renzi zijn geloofsbrieven al afgegeven. Zijn Jobs Act [ix] laat acht opeenvolgende tijdelijke contracten toe voor 20% van het personeel van een bedrijf (en voor méér mits een boete), een maatregel toegejuicht door de grootste bedrijfslobby Cofindustria als ‘een goede start’ [x]. Zijn economieminister Padoan denkt aan een verhoging van de pensioenleeftijd, steunt volop het EU-US vrijhandelsverdrag TTIP, en hij beloofde aan de ondernemers “tastbare verbeteringen van het ondernemersklimaat binnen de zes maanden”. Er wordt flink gesneden in de overheidsuitgaven, ambtenaren worden meer naar ‘prestatie’ vergoed en er staat een uitgebreid privatiseringsprogramma op stapel. Kortom, de regering in Rome is een even grote bedreiging voor het EU-establishment als die in Parijs: niente, zéro. Essentieel dezelfde conclusie trekt Barbara Spinelli [xi] (dochter van de ‘grote Europeaan’ Altiero Spinelli) die in het Europees Parlement verkozen werd voor de linkse Italiaanse formatie Altra Europa con Tsipras.
De Renzi-aanpak als Europees toekomstperspectief
Het lijkt aannemelijk dat het Europees beleid de komende jaren een richting zal uitgaan die veel gemeen heeft met de Renzi-aanpak. Het doel blijft hetzelfde, afbouw van de ‘welvaartstaat’, maar regeringen moeten zich wel in het zadel kunnen houden. De stugge teutoonse aanpak van de overheidsfinanciën is daarbij een te groot obstakel, dat zien ze in Berlijn nu ook stilaan in [xii]. Misschien zal het Italiaans overheidstekort toch eventjes over de 3% gaan? Tot daaraan toe, Renzi heeft het vast voornemen de arbeidsmarkt te ‘moderniseren’. Dat is de essentie. Het vraagt tijd en behendigheid, en ook wat ruggensteun uit Brussel. Voorts zorgt Renzi er ook voor dat hij niet onbeslagen op het ijs verschijnt. Voorafgaand aan de grote manoeuvres rond arbeidsrecht en openbare diensten gaf hij een belastingsreductie van 80 euro per maand voor de laagste lonen, vakkundig rondgetwitterd een week voor de Europese verkiezingen.
Kan de EU hem dat nadoen? Juncker of Schulz zijn natuurlijk niet zo een blitse verschijningen, en een belastingsvermindering kunnen ze al evenmin toekennen. Maar sinds enige tijd ligt in de Europese koelkast een dossier met een zekere Renzi-allure. Lidstaten zouden met de Europese Commissie contracten afsluiten over de hervorming van hun arbeidsmarkt. In ruil zouden ze een beperkte financiële premie kunnen krijgen, of volgens andere versies goedkope leningen kunnen krijgen. Het plan broedde in de vorige regering Merkel en kwam al in oktober 2012 ter sprake. Er bestaan verschillende versies van (o.a. beperkt tot de eurozone of voor de hele EU), uitgaande van diverse instanties (Commissie, Van Rompuy) en het is gekend onder uiteenlopende namen: ‘overeenkomsten van contractuele aard’, ‘Competitiviteitspact’, ‘Convergence and Competitiveness Instrument’… [xiii]. Alhoewel het plan op verzet stuit bij verschillende landen, o.a. Nederland [xiv], waardoor het op de top van december 2013 niet uit de startblokken geraakte, staat het terug op de agenda van de top van oktober 2014. Is het ver gezocht om daar een compromis te zien ontstaan, waarbij het Italiaans voorzitterschap in de figuur van signore Renzi de eerste euro-obligaties of iets soortgelijks als een pluim op de hoed kan zetten, mits een door het Europees Hof van Justitie gehomologeerd contract om de collectieve arbeidsovereenkomsten af te bouwen, de pensioenleeftijd te verhogen of de werkloosheidsvergoeding te ‘activeren’ ?
“Let them eat cake”
Werk van Mathijs Hendrix, met zijn welwillende permissie hier te bewonderen
Daarmee is natuurlijk niet alles gezegd wat op de EU-agenda kan staan de komende jaren. Er zijn de vrijhandelsverdragen met Canada (CETA) en de VS (TTIP), de Oekraïense kwestie en het daaraan gekoppelde energievoorzieningsprobleem, het onoplosbare probleem van de eenheidsmunt (met in het onmiddellijke het deflatiespook), de nog-niet-gescheiden-maar-niet-meer-samenwonende lidstaat Groot-Brittannië, de claim van de NATO voor een grotere Europese ‘verantwoordelijkheid’, enzovoort.
En aan deze reeks problemen zouden wij …
… wij, sociale bewegingen, vakbondsactivisten, geëngageerde burgers en politieke militanten, er één moeten toevoegen: een toenemende onstuitbare verzetsgolf tegen dit Europa van het kapitaal, een netwerk van wederzijdse informering en toenemend gecoördineerde actie, dat de kiemen bevat van een Europa van solidariteit, emancipatie en échte vooruitgang. Het verzet tegen het TTIP-vrijhandelsverdrag met de VS neemt reeds de vormen van een dergelijk netwerk aan, en hopelijk kunnen ook de Blockupy-initiatieven in het najaar tegen de inauguratie van het nieuwe ECB-gebouw in Frankfurt op een grote Europese mobilisatie rekenen. En last not least blijft het zaak om binnen de lidstaten het verzet tegen de nationale versie van het Europees soberheidsbeleid te bestrijden.
Met zeer hartelijke dank aan Mathijs Hendrix voor het gebruik van een van zijn creaties. U kunt meer van zijn werk vinden op http://mathijshendrix.wordpress.com/
[i] ECR: Europese Conservatieven en Hervormers, fractie in het Europees Parlement met de Britse Conservatieven als kern. De vier europarlementariërs van de Vlaamse N-VA hebben zich onlangs bij deze fractie aangesloten.
[ii]Euractiv, 9 juli 2014, Juncker tells Parliament Eurosceptics he is no federalist.
[iii] Getuige daarvan Barroso’s vaak geciteerde uitspraak in 2010 over de ‘stille revolutie’: “Wat te gebeuren staat, is een stille revolutie op het vlak van een sterker economisch bestuur in kleine stappen. De lidstaten hebben ermee ingestemd – ik hoop dat ze dat goed hebben begrepen – om de Europese instellingen zeer verregaande bevoegdheden te geven betreffende het toezicht op de lidstaten en een veel striktere controle op hun overheidsfinanciën.”
[iv] Georges Spriet, De neergang van de traditionele partijen, vrede.be, 1 juli 2014.
[v] Zie het handig overzicht dat Euractiv samenstelde, http://www.euractiv.com/files/infographic-who-who-european-parliament-0
[vi]http://euobserver.com/institutional/124898
[vii]Euractiv, 26 juni 2014, Merkel, Renzi agree on EU budget rules flexibility.
[viii] Perry Anderson, The Italian Disaster, London Review of Books, 22 mei 2014,
[ix] Zie Raffaele Laudani, Matteo Renzi, un certain goût pour la casse, Le Monde Diplomatique, juli 2014.
[x]The Economist, 28 juni 2014, Raising a half-full glass to Renzi.
[xi] Euractiv 3 juli 2014, Renzi must unshackle himself from the chains of defunct economists
[xii] Vicekanselier en economieminister Sigmar Gabriel (SPD) liet ook al iets dergelijks verstaan bij een bezoek half juni aan Frankrijk, zie Euractiv, 17 juni 2014, Germany’s Gabriel says open to debate on EU deficit rules. Maar zelfs dit beetje pragmatisme is in de EU niet vanzelfsprekend, zie Eurobusiness, 7 juli 2014, Eurozone leaders in tussle over budget rules.
[xiii] Enkele bronnen: Ander Europa, Wil de Europese Top van 19-20 december ontslagen subsidiëren?; Troika Watch, 18 december 2013, Facts about the Competitiveness Pact; CEO, 14 januari 2014, Cracks in the armour; TNI, 21 februari 2014, Is EU’s Competitiveness Pact Doomed?
[xiv] De reden voor dit verzet is kenmerkend voor de aard van de ‘Unie’: een reeks regeringen vindt het niet de taak de competitiviteit van andere lidstaten te subsidiëren …