Marjan Cauwenberg bracht in de afgelopen zomer een aantal weken door in Griekenland, en trok er daar op uit om met eigen ogen te zien hoe het er aan toe gaat. Het inspireerde haar tot het schrijven van een aantal artikels, die we de lezers van Ander Europa graag aanbieden. In een eerste bijdrage komt ze terug op een weinig gemediatiseerd verband tussen Guy Verhofstadt, voorzitter van de liberale fractie in het Europees Parlement, en de privatiseringen die aan Griekenland worden opgelegd . | |
door Marjan Cauwenberg, oktober 2015
Kort na het ‘akkoord’ over het nieuwe memorandum lekte voorzitter van de Eurogroep Jeroen Dijsselbloem zelf een lijst van 40 staatsbedrijven die de Griekse regering in de komende maanden moet verkopen. Een daarvan is het staatsbedrijf EYATH dat de watervoorziening in Thessaloniki, de tweede grootste stad van Griekenland, beheerst. Dat is tegen de opvatting van de meerderheid van de Europees parlement die vindt dat overheden niet gedwongen mogen worden hun watervoorziening te privatiseren. Voor landen met schulden gelden duidelijk andere regels.
De privatisering van EYATH dateert al uit vorige memoranda, en eigenlijk zit ze al in de finale fase, met nog twee consortia die het contract binnen kunnen halen. Het ene is Europa’s tweede grootste waterbedrijf Suez, het andere Mekorot, een Israëlisch bedrijf. Ironisch genoeg is het eerste voor 25% in eigendom van de Franse staat, het tweede is zelfs voor 100% een staatsbedrijf. Een ‘privatisering’ is het dus nauwelijks te noemen. President Hollande bezocht in 2013 de toenmalige Griekse premier Samaras en liet hem toen al weten “geïnteresseerd te zijn in het water, het openbaar vervoer en de energiemarkt.” “In het kader van de opgelegde privatiseringen zijn het dus veeleer andere staten die onze winstgevende en gezonde staatsbedrijven voor een prikje komen opkopen”, zegt Yiorgos Archontopoulos, werker bij EYATH en lid van Sostetonero, de beweging die zich verzet tegen de privatisering.
Die beweging heeft sinds 2010 al heel wat acties ondernomen om de privatisering tegen te gaan. Vorig jaar organiseerde ze een referendum. 98% van de 200.000 stemmers sprak zich uit tegen de privatisering. Referenda zijn in Griekenland niet bindend, maar een duidelijker signaal naar de eigen overheid, maar tegelijkertijd ook naar Europa kon de bevolking niet geven. In Athene waar dezelfde strijd woedt, waren de burgers zelfs naar het Hooggerechtshof gestapt. Die besliste toevallig een week na het referendum in Thessaloniki dat een waterbedrijf voor minstens 51% in handen van de staat moeten zijn, om de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen garanderen. De rechter oordeelde dat private bedrijven eerder zijn gericht op lage kosten en hoge winsten, in plaats van op een kwalitatieve en betaalbare dienstverlening, wat in het geval van watervoorziening prioritair moet zijn.
Waterprivatiseringen zijn overigens nog nooit een groot succes geweest. Voor de consument wordt de prijs veel te hoog, voor het bedrijf brengt het onderhoud veel te hoge kosten mee. Veel privébedrijven in verschillende steden wereldwijd hebben de laatste jaren de dienst terug gegeven, omdat ze zo moeilijk winstgevend te maken is.
Noch het referendum, noch de gerechtelijke uitspraak, noch Tsipras, die de privatisering na zijn verkiezing in januari on hold had gezet, kon de Trojka – intussen hernoemd naar ‘de instellingen’- er van weerhouden om door te gaan met haar plannen, dus dook het in het nieuwe memorandum weer op. Het druist nochtans in feite tegen de eigen Europese visie over water als fundamenteel basisrecht.
Zowel de Europese Raad als het Europees Parlement erkennen het recht op water als een mensenrecht. Op 8 september jl. keurde het Parlement een resolutie van de milieucommissie goed die erop neerkomt dat water (en de toegang daartoe) een universeel mensenrecht moet zijn, niet opgenomen mag worden in handelsakkoorden en dat overheden niet gedwongen mogen worden hun watervoorziening te privatiseren. Dat recht gaat eveneens over de beschikbaarheid, toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het water. Hoe de verschillende politieke fracties stemden over deze resolutie kunt u hier nagaan.
De resolutie verwijst bovendien naar de Structurele Aanpassingsprogramma’s (SAP’s) die in de jaren ’90 aan een aantal Afrikaanse landen werden opgelegd door het IMF. Die bestonden meestal uit hetzelfde recept als wat vandaag in Griekenland wordt gebruikt: privatiseringen, besparingen op publieke dienstverlening en liberalisering. De resolutie zegt dat deze privatisering van basisvoorzieningen de verwezenlijking van de Millenniumdoelen op het gebied van water en sanitair heeft belemmerd.
De liberale fractie ALDE van Guy Verhofstadt onthield zich bij de stemming. Dat hoeft niet zozeer te verbazen, maar wellicht had Verhofstadt nog een ander, meer persoonlijk motief. Hij zit namelijk in de Raad van Bestuur van Sofina. Deze Belgische investeringsmaatschappij heeft een aandeel in de Franse energiemultinational GDF Suez en haar dochtermaatschappij Suez Environnement, dat het meeste kans maakt om het contract in Griekenland binnen te halen.
In 2014 behaalde de groep Suez Environment een omzet van 14.324 miljoen euro. Water Europe, één van de drie divisies binnen de groep, die iets meer dan 31% van die omzet vertegenwoordigt, wordt voornamelijk beheerd door Lyonnaise des Eaux en Agbar (Aguas de Barcelona).
De omzet van de afdeling Water Europe groeide vorig jaar onder impuls van de ontwikkeling van ‘gereguleerde activiteiten in Chili en de tariefverhogingen in Frankrijk en Spanje’, zo staat op hun website.
Het watermanagement is pas de laatste jaren geprivatiseerd in het door de crisis getroffen Spanje, ook met een beetje ‘druk’ vanuit Europa. Bijna 57% van de bevolking krijgt haar kraantjeswater nu van een privé bedrijf en betaalt daar een hoge prijs voor. Bovendien is intussen aan het licht gekomen dat het bedrijf Aquagest, een dochteronderneming van Agbar-Suez betrokken is bij het grootste corruptieschandaal in Galicia. Meer dan honderd politici zijn beschuldigd van omkoping en nepotisme.
In een niet zo ver verleden beschuldigde Guy Verhofstadt op onbeschofte manier premier Tsipras niets te doen tegen omkoping en nepotisme in Griekenland. Toch heeft hij geen woord van kritiek op het feit dat Suez het bod samen doet met Aktor, één van de grootste zakengroepen in Griekenland. Aktor is één van de bedrijven van de familie Bobolas, één van de rijkste Griekse families. Die haalde bij zowat alle voorgaande regeringen heel wat contracten binnen voor openbare werken. Aktor heeft onder andere heel wat tolwegen aangelegd, vaak met Europese subsidies. Het tolgeld strijkt Aktor ook op. Naast water aast het bedrijf ook op de vrijmaking van de electriciteitsmarkt. En zoals zowat elke Griekse oligarchenfamilie heeft de familie ook in de media- en uitgeverswereld haar tentakels. De naam Bobolas komt ook verschillende keren voor op de lijst die Tsipras na zijn aanstelling in januari openbaar maakte van Grieken met een geheime rekening in Zwitserland.
Verhofstadt lijkt hier echter geen probleem te hebben met ‘belangenverstrengeling’ of nepotisme. Hij streek vorig jaar bij Sofina dan ook een aardig zakcentje van 138.000 euro op. We hoeven er niet aan te twijfelen dat hij voor zijn medewerking aan het nieuwe contract ook rijkelijk zal worden beloond.
De prijs die het bedrijf zal betalen voor EYATH is onbekend. Dat kan tussen de 35 en 90 miljoen zijn, afhankelijk of men zich baseert op de reële waarde of die op de aandelenmarkt. Maar omdat de uitverkoop van staatsbedrijven, eigendommen en gronden van Europa snel moet gebeuren, is de kans groot dat het bedrijf onder haar waarde zal worden verkocht. Ook omdat Europa heeft bepaald dat, hoewel het waterleidingsnetwerk in Thessaloniki in 2014 nog werd vernieuwd, ‘dit geen effect mag hebben op de te onderhandelen prijs bij een privatisering’.
Toch is er ook een beetje hoopgevend nieuws. Op dit moment staat ‘slechts’ 23% van EYATH te koop. De andere 77% is dan toch door de druk van de gerechtelijke uitspraak uit het fonds gehaald en blijft in overheidshanden van Thessaloniki. Maar Yiorgos Archontopoulos vreest dat de privatisering steeds verder zal gaan. “Bij ons nationaal postbedrijf is het ook stapje voor stapje gegaan”, zegt hij.