Door Herman Michiel, 1 oktober 2011
Op 28 september 2011 keurde een meerderheid in het Europees Parlement zes teksten over een Europees ‘economisch bestuur’ goed, net een jaar nadat de Europese Commissie ze had gelanceerd. Voor de volledige afronding van de procedure moet ook de raad van ministers (Ecofin) ze nog goedkeuren, en dit wordt op 4 oktober verwacht. Twintig dagen na het verschijnen in het Publicatieblad van de Europese Unie krijgt het goedgekeurde pakket dan kracht van wet (behalve één richtlijn, die eerst in nationaal recht moet worden omgezet). Vanaf 2012 zal dus niet alleen de begrotingspolitiek, maar ook de sociaal-economische agenda voor elk land grotendeels door de Europese Commissie bepaald worden.
Dat hier iets aan het gebeuren is waarvan de business-hoofdkwartieren enkele jaren geleden enkel konden dromen, kan men moeilijk opmaken uit de nonchalante en vluchtige melding die ervan gemaakt wordt in de media. Met een paar vuistregels van de goede huisvader wordt het ‘economisch bestuur’ voorgesteld als de redelijkheid zelve: “Europa stelt orde op zaken”, “Beter voorkomen dan genezen”, “Niemand is gediend met schulden”, enz. De voorzitter van de Europese Commissie, Manuel Barroso, had het dichter bij het rechte eind als hij sprak over een “stille revolutie”. Vooraleer we ingaan op inhoud en historische situering, eerst een blik op de omstandigheden waarin deze revolutie haast geruisloos kon plaatsgrijpen.
Zeg niet zomaar “crisis”; zeg “eurocrisis”
In 2007 breekt in de Verenigde Staten de “subprime”-crisis uit: de zeepbel in de huizenmarkt spat uiteen, schudt de hele banksector door elkaar, en veroorzaakt een zware economische crisis, ook in Europa. Maar tegen begin 2010 is die eigenlijk al op zijn retour, zij het dat de werkloosheid hoog blijft. Toch begint de “eurocrisis” pas dan goed en wel. Waarom eurocrisis en niet dollarcrisis? In beide gevallen, EU en USA, is de economie de laatste decennia – sinds de neoliberale wending vanaf de jaren ’80 – toenemend getekend door het hoge financiële gehalte van het economisch gebeuren. En het spiegelbeeld van veel geld in de financiële sector (“de markten”) is: weinig geld bij overheden, die belastingen systematisch omlaag geschroefd hebben. Een crisis slaat in die omstandigheden om zich heen als een lucifer in een droog dennenbos. Toch is er een groot verschil tussen EU en USA. Hoe groot de Amerikaanse schuldenberg ook mag zijn, hoezeer hun staatshuishouding ook afhangt van het Chinese en Japanse spaargeld, de beleggers twijfelen er niet aan dat de Amerikaanse overheid zal tussenkomen als bv. Californië of Iowa dreigt bankroet te gaan. Niet zo voor de euro! Eind 2009 werd duidelijk dat Griekenland (2,6% van het BBP van de eurozone) moeilijk aan zijn leningverplichtingen zou kunnen voldoen. De Europese Centrale Bank (ECB) of de andere lidstaten kwamen niet tussen. Maar zelfs als ze dit gewild hadden: het was verboden(1) door het Verdrag van Lissabon! Dit “incidentje” was voldoende voor de financiële markten om ook de uitstaande schuld van andere eurolanden met meer argwaan te bekijken. Van Ierland bv., het lievelingskindje van neoliberaal Europa tot dan toe, dat zich tot diep achter de Keltische tijgeroren in de schulden gestoken had om de Ierse banken te redden. Of van Spanje, met een spaarzame overheid maar een roekeloze private bouwsector die, net als in de US, tot zeepbel verworden was. De financiële sector bekeek haar eigen creaties, en zag dat het slecht was. Wetend dat er van de ECB of de EU in het algemeen niets te verwachten was, gingen de rentes op staatsleningen fel de hoogte in, het felst voor de zgn. PIGS-landen (Portugal, Ierland, Griekenland, Spanje) maar ook voor andere leden van de eurozone.
Dit was geen pech, het was een lang aangekondigd gevolg van een constructiefout van de Europese Muntunie (EMU). Eén munt maar geen economisch beleid, integendeel, verdragsrechterlijk opgelegde concurrentie tussen de lidstaten, applaus voor wie zijn handelsbalans kan opdrijven ten koste van zijn buren (en zijn eigen werknemers) , ziedaar de tijdbom onder de EMU. Of het nu de Amerikaanse huizencrisis of vervalste Griekse statistieken waren die de constructiefout aan het licht brachten, doet er dan niet zoveel toe.
Vanaf mei 2010 hebben de Europese instellingen dan noodgedwongen hun idée fixes over monetaire orthodoxie moeten overboord gooien, en zijn ze begonnen hulpfondsen op te richten waarbij de lidstaten zich voor honderden miljarden euro garant stellen in geval van… De ECB heeft ook al voor 150 miljard euro staatsschuldpapieren opgekocht; toch lijkt de pleister telkens te klein te zijn of te laat aangebracht, nu is er al sprake van een fonds van twee biljoen euro (tweeduizend miljard; het BBP van de eurozone is ongeveer 9 biljoen euro.) Maar dit is eigenlijk een apart verhaal, waarvan absoluut nog niet vaststaat dat het een happy end heeft.
Crisistijd: grijp je kans!
Wat wel vaststaat, is dat de crisis van de neoliberale gefinancialiseerde Europese Unie aangegrepen werd en wordt om “hervormingen” op te leggen die reeds lang op het verlanglijstje staan van de bedrijfswereld. Het net goedgekeurde pakket van zes wetten (“sixpack”) is daar het koninginnenstuk van, want meer nog dan andere elementen van het Europees economisch bestuur krijgt het kracht van wet. Inderdaad, het sixpack is de knuppel waarmee voor het reeds bestaande ‘Europees semester’ of het Stabiliteitspact of het Europluspact respect zal afgedwongen worden. Ter herinnering: door het Europees semester moet elke lidstaat jaarlijks zijn begrotingsplannen van het volgende jaar aan de EU voorleggen nog vóór ze in het nationale parlement besproken worden, en ook de “gezondheid” van de staatsfinanciën over meerdere jaren aantonen. Ook moet jaarlijks een “hervormingsplan” ingediend worden waarmee men aantoont de aanbevelingen van de Europese Commissie (“Jaarlijkse Groeiraming”, voorgesteld in januari) ernstig te nemen. Het Stabiliteitspact, ietwat listig “Stabiliteits- en Groeipact” genoemd, bepaalt sinds 1997 dat begrotingstekorten de 3% van het BBP niet mogen overtreffen, de staatsschuld de 60% niet. Op overtreding stonden er boetes, maar aangezien ook grote lidstaten als Duitsland en Frankrijk de norm overtraden, werden ze niet toegepast. Het Europluspact ontstond in het voorjaar van 2011 onder aansturen van Sarkozy en Merkel, en bevatte vooral expliciete ideeën voor de invulling van het ‘economisch bestuur’ (lonen drukken, einde loonindexering, flexicurity, verhoging pensioenleeftijd, verankering van het stabiliteitspact in de nationale wetgeving enz.)
Het sixpack is dus de meest samenhangende, en de meest dwingende uitdrukking van het geheel van ideeën die nogal verspreid zaten over een reeks pacten en afspraken tussen regeringen. De teksten werden door de EC voorbereid vanaf begin 2010, en bekendgemaakt op 29 september 2010. De grondgedachte ervan is kort samen te vatten:
(1) De crisis waarin de EU, en in het bijzonder de eurozone, is beland, is in de eerste plaats het gevolg van het laten verloederen van de staatsfinanciën, het laten oplopen van begrotingstekorten en schulden. Had men het stabiliteitspact gerespecteerd, dan was dit niet gebeurd.
(2) Deze tekorten en schulden zijn het gevolg van macro-economische onevenwichten, vooral het gebrek aan concurrentievermogen van een aantal landen. Bijgevolg moet het stabiliteitspact niet alleen dwingender gemaakt worden, maar ook aangevuld met een toezicht op het economisch gebeuren in de lidstaten, zodat dreigende onevenwichten opgespoord en geremedieerd kunnen worden vóór ze zich uitdrukken in de staatsfinanciën. “Drijf je concurrentievermogen op, en je schulden zullen verdwijnen”, zo luidt de boodschap.
Men moet werkelijk geen doctoraat in de economie hebben om hierin een totaal gebrek aan logica te zien. De crisis is natuurlijk niet het gevolg, maar de oorzaak van de snel oplopende begrotingstekorten, een blik op de tijdsas volstaat. Bovendien waren de overheidsfinanciën steeds meer onder druk komen te staan door de neoliberale afkeer voor correcte belastingen, de fiscale concurrentie tussen lidstaten (cfr. Ierland met zijn vennootschapsbelasting van … 12.5%). En op het vlak van het wegwerken van macro-economische onevenwichten schijnen de spin doctors te vergeten dat tegenover een exporteur een importeur moet staan, en dat een exportoverschot voor iedereen zowat neerkomt op een oorlog met alleen maar winnaars. Op de vraag waarom bezuinigingen zo sterk gepropageerd worden terwijl de overheidsschulden niet de oorzaak maar het gevolg zijn van de crisis(2) , kan het Nederlandse CDA-europarlementslid Corien Wortmann-Kool (die een belangrijke rol speelde in het totstandkomen van het sixpack) niet veel méér bedenken dan: “De lidstaten die het meest voorzichtige begrotingsbeleid en groeistrategieën hadden, doen het nu het beste. Dit is het bewijs dat fiscale stabiliteit leidt tot groei en werkgelegenheid.”
Men ontkomt moeilijk aan de conclusie dat de grootste crisis sinds 1929, en de totale afgang van de Europese Muntunie, nu aangegrepen worden als een “window of opportunity” voor het realiseren van langgekoesterde dromen van het Europa van het kapitaal. De EU heeft daartoe een bedreven deskundige onder de arm genomen: het Internationaal Muntfonds (IMF). Gevreesd in De Derde Wereld voor zijn structurele aanpassingsprogramma’s, bevaart deze kaper nu ook de Europese kusten. U wil lenen? Kan, maar eerst hervormen, buigen naar de neoliberale oekazes. Hoe weinig het ook met de Griekse perikelen te maken heeft, op het eisenprogramma staat nu de liberalisering van de Atheense taxidiensten. Speelde er zich geen sociaal drama af, men zou ermee kunnen lachen…
Ja, er wordt wat gemorreld aan de controle op de financiële sector, maar dat is zo ondermaats dat de betrokkenen zelf er weinig van wakker liggen. En een ernstiger belasting op het kapitaal is zó ver weg dat miljardairs het zich kunnen veroorloven zélf om wat meer belasting te vragen(3). De installatie daarentegen van een permanent neoliberaal soberheidsbeleid voor de werkende bevolking is een feit geworden, dank zij onder andere uw Europees parlement…
6-pack: staatsfinanciën en sociaal-economische politiek voortaan onder EU-curatele
Op 23juni was er reeds een stemming(4) in het Europees Parlement, waarbij het sixpack zo goed als goedgekeurd werd. Alleen de ‘legislatieve resolutie’ ontbrak nog om er een standpunt van het EP van te maken. Waarom deze juridische spitsvondigheid? Het is ongewoon dat de bevoegde commissie van het EP en de Raad niet via voorafgaand onderling overleg tot een akkoord komen over voorstellen van de Europese Commissie die door hen beide moeten goedgekeurd worden om aanvaard te zijn (de zgn. codecisie of medebeslissingsprocedure). Dat dit bij het sixpack niet meteen lukte, is zeker niet omdat het EP meer democratische reflexen had en dergelijke machtsgreep op de nationale soevereiniteit verwierp. Integendeel: het EP had de voorstellen van de Europese Commissie nog wat aangescherpt, om liefst een automatische sanctionering te laten ingaan als een lidstaat een of andere norm (3%, 60%, onevenwicht …) overtreden had. Voor de Raad, de ministers die in eigen land met dergelijk automatisme geconfronteerd zouden worden, ging dit te ver; bovendien zou het de machtsbalans tussen Raad en Europese Commissie te veel in dezer laatste richting laten overslaan. Er kwamen nog drie maanden gependel achter de schermen aan te pas, tot half september een compromis bereikt werd en het EP uiteindelijk op 28 september zijn definitieve zegen gaf aan deze aanfluiting van de democratie. Het compromis is toch vooral een overwinning voor het EP, met veelvuldig gebruik van de ‘omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsstemming’ (5). Aan de rechterzijde hoort men vooral gejuich: ‘Het Europees toezicht krijgt tanden’ is de standaard triomfkreet. Toch is de commentaar van het Nederlandse Groenlinks dat het sixpack “gehavend uit de onderhandelingen komt”, en hun europarlementariër Bas Eickhout vindt dat “de onderhandelingsdelegatie van het Europarlement hierover een flinke veer heeft gelaten” …
Vier van de zes teksten van het sixpack specifiëren in detail een dwingende invulling van het Stabiliteitspact: hoe de lidstaten de Europese Commissie moeten informeren (o.a. via het Europees semester), hoe de EC besluit dat een land een ‘onvoorzichtige’ begrotingspolitiek voert (zonder dat de 3%-grens hoeft overschreden te zijn) en een borg moet storten tot de situatie verbeterd is, hoe de EDP (excessive deficit procedure) ingezet wordt en welke sancties er staan op het niet naleven van de aanbevelingen van de EC, enz. Eurozonelanden riskeren hierbij flinke boetes van minstens 0,2% van het BBP (0,2% betekent 700 miljoen euro in België, meer dan een miljard in Nederland).
De twee andere wetteksten hebben het over het macro-economisch toezicht op de lidstaten, één voor de vaststelling van ‘onevenwichtigheden’, één voor de correctie en eventuele bestraffing ervan bij onvoldoende opvolging van de aanbevelingen (“slechts” 0,1% BBP). Wat de EU-instanties (EC en Raad) hiermee in handen hebben wordt duidelijk als men de definitie leest van wat “onevenwichtigheden” zijn: “elke trend die macro-economische ontwikkelingen in de hand werkt die een ongunstige invloed uitoefenen of kunnen uitoefenen op de goede werking van de economie van een lidstaat dan wel van de economische en monetaire unie of van de Unie als geheel.” Het is duidelijk dat stijgende lonen, indexaanpassingen, kortere werktijd of gelijkblijvende pensioenleeftijd daar alle kunnen onder vallen, alleszins als de Europese Commissie bepaalt wat de goede werking van de economie is.
Noteer dat het hier niet gaat om tijdelijke crisismaatregelen (hoe misplaatst die ook zouden zijn), maar om wetten die voortaan in voege treden. Met deze vaststelling kunnen we de hele “Europese eenmaking” als een consequente stapsgewijze uitvoering van een liberaal programma beschouwen.
Het ‘economisch bestuur’ als sluitstuk van het liberale Europese project
In 1951 werd een eerste stap gezet van wat de “Europese integratie” is gaan heten; het was de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) tussen Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux. Wat men van dit initiatief ook mag denken, men kon in de bepalingen ervan nog duidelijk het stempel zien van de gunstiger krachtsverhoudingen voor de arbeidersbeweging in relatie tot het kapitaal (6): maatregelen tegen loonconcurrentie, een zekere planning van de productie, overheidssteun enz.
Het Verdrag van Rome (1957), de geboorteacte van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) die uitgroeide tot de Europese Unie, was reeds een ander verhaal. Het idee was Europa te verenigen rond een gemeenschappelijke markt, en hier deden de “vier vrijheden” hun intrede: het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen. Gedurende meer dan twee decennia hield deze liberale geest zich nog gedeisd, zich beperkend tot een groter wordende markt van goederen. Maar ook toen was een crisis (om slechte redenen vaak de “oliecrisis” genoemd) het begin van een nieuwe stap in het neoliberaal project. Begonnen in de Angelsaksische wereld met Reagan en Thatcher vanaf begin jaren ’80, kon het neoliberalisme ook op het continent voet aan wal krijgen via de Europese instellingen. Het toen met bloedarmoede kampend Europees project vond plots weer inspiratie, en kon terug aanknopen met zijn vier vrijheden. Als hier één naam moet vallen, is het die van Jacques Delors, lid van de Franse PS en voorzitter van de Europese Commissie van 1984 tot 1994. Met een enthousiasme een betere zaak waardig ging hij alle barrières slopen die de droom van die grote Europese ruimte van “vrijheid” nog in de weg stonden; alleen voor de diensten was er nog een Bolkestein nodig, maar daar tegenover staat dat hij de basis legde voor de muntunie en de euro, en die waren niet voorzien in de stichtingsacte van 1957. Zijn rol was in 1994 trouwens niet uitgespeeld, want het is opvallend hoe bepalingen van het ‘Europees semester’ bijna woordelijk terug te vinden zijn in een denkoefening (7) (ondertekend JD) uit 1997 van Delors’ denktank Notre Europe.
2011, opnieuw crisis, opnieuw een opportuniteit voor het neoliberalisme. Met het ‘sixpack’ en de ‘economic governance’ krijgen banken en bedrijven nu datgene in de schoot geworpen waarvoor hun lobbies zo lang hebben geijverd. Zestig jaar duurder het om de neoliberale cirkel te sluiten. Hoelang zal het duren om terug een sociale wind te voelen in Europa?
De manier waarop de politieke partijen in Europa, in het bijzonder groenen en sociaal-democraten, op dit ‘pact tegen de arbeidersbeweging’ hebben gereageerd is het onderwerp van een apart artikel (8).
NOTEN:
(1) Hiermee ziet men eens te meer hoe fout diegenen waren die in 2005 de goedkeuring van de “Europese grondwet” aanprezen als een belangrijke stap voorwaarts voor de Europeanen. Verworpen door de referenda in Frankrijk en Nederland, kwam de tekst in 2007 terug op de proppen, deze keer zonder referenda, als het Verdrag van Lissabon.
(2) Interview op 26 september 2011, zie Europa Nu.
(3) Zie hierover F. Slegers, Willen rijken meer belast worden?
(4) Zie H. Michiel, Europees parlement stemde inderdaad tegen de democratie
(5) Een ‘gekwalificeerde meerderheidsstemming’ (QMV of qualified majority vote) in de Raad betekent dat een voorstel ten minste 255 van de 345 stemmen krijgt, en minimaal 14 van de 27 lidstaten vóór stemmen, waarbij minstens de helft plus één van de lidstaten aanwezig is. Elk land heeft een vastgesteld aantal stemmen: Nederland 13, België 12, de grootste landen (Duitsland, Frankrijk, UK, Italië) hebben er 29. ‘Omgekeerde gekwalificeerde meerderheid’ (reverse QMV) betekent dat een EC-voorstel aangenomen is behalve als het door de Raad verworpen wordt met een gekwalificeerde meerderheid.
Om een idee te geven over de aard van de ‘meningsverschillen’ tussen Raad en EP, hierbij een uittreksel uit het verslag van de Eurogroep en de Informele Ecofin Raad van 16 en 17 september 2011 in Polen.: “Het resterende knelpunt in de onderhandelingen tussen het EP en de Raad ging over de vraag hoe de Raad zou moeten beslissen over de vraag of een lidstaat in de preventieve arm van het SGP [Stabiliteits- en Groeipact; de ‘preventieve arm’ heeft betrekking op de dreiging voor overtreding van het SGP] wel of geen effectieve actie heeft genomen. Het EP en de Raad zijn overeengekomen dat er in deze stap van de procedure met gewone gekwalificeerde meerderheid gestemd zal worden. Wel is er een ‘beroepsmogelijkheid’ voor de Europese Commissie gecreëerd; als de Raad een kritisch geluid van de Commissie naast zich neerlegt, wordt de Commissie de mogelijkheid gegeven om binnen een korte periode nogmaals een oordeel over de lidstaat te vellen als de Commissie dan nog steeds van mening is dat de lidstaat in kwestie te weinig effectieve actie toont. Dit maal kan de Raad het oordeel van de Commissie echter alleen naast zich neerleggen als daar een gewone meerderheid voor te vinden is (er is in deze stap dus sprake van omgekeerde gewone meerderheidsbesluitvorming).”
(6) Zie bv. Yves Salesse, Manifest voor een ander Europa, (p. 42-43) Academia Press (Gent), 2004.
(7) Notre Europe, Pacte pour la coordination des Politiques économiques, 6 augustus 1997
(8) H. Michiel, Sixpack: sociaal-democraten en groenen tegen het rechts Europa?