Andrew Bowman en Leigh Phillips (*)
Dit is de Nederlandse versie van het artikel ‘Austerity for the people, welfare for the banks’ dat verscheen in augustus 2012 in het uitstekende Britse magazine Red Pepper. De vertaling werd verzorgd door Ander Europa; we hebben ook een aantal verduidelijkingen toegevoegd via voetnoten en hyperlinks.
Illustratie: Andrzej Krauze
Terwijl de eurozone op de rand van de afgrond staat, zijn er bouwwerken aan de gang in de financiële wijk van Frankfurt voor een nieuw hoofdkwartier van de Europese Centrale Bank (ECB). De wolkenkrabber van 185 m met futuristisch design die in 2014 moet klaar zijn zal dubbel zoveel kantoorruimte hebben als de huidige Eurotower. Hij drukt de toekomstverwachtingen uit voor de eenheidsmunt vanwege die ene instelling die geen toekomst heeft erzonder.
Gedurende het drama van de financiële crisis, zoals het zich ontvouwde over de voorbije vijf jaar, was de pers en het politiek debat hoofdzakelijk gericht op wat nationale politieke leiders deden. Op meerdere vlakken waren de verantwoordelijken van de centrale bank echter de meest invloedrijke actoren, al bleven ze in de schaduw.
Nergens geldt dit meer dan bij de ECB. Terwijl het EU-beslissingsproces niet in staat was nationale en pan-Europese belangen te verzoenen , en zonder budgettaire politiek voor de eurozone, was het de ECB die het vacuum opvulde.
Eerste ministers die de leningkosten van hun land wilden onder controle houden, banken die hun liquiditeit wilden vrijwaren gedurende de lange periode van kredietschaarste, en de ongrijpbare ‘markten’ die terug een’ sfeer van vertrouwen’ wilden creëren: ze richtten zich alle op de ECB. Samen met de Amerikaanse Federal Reserve en de Bank of England was dit de reddingsboei voor de losgeslagen financiële sector van het Westen.
Centrale banken zijn de machtigste, en terzelfdertijd de minst onderzochte instellingen van het hedendaags kapitalisme. De reden is dat centrale banken niet ondersteld worden macht te hebben in de politieke betekenis. Het modern centraal bankiersysteem wordt ondersteld een politiek neutrale technocratische functie te vervullen, met een bescheiden rol die zich beperkt tot het onder controle houden van de inflatie door simpele methodes, zodat ze onafhankelijk van formele politieke controle kunnen opereren.
De crisis heeft dit script in stukken gescheurd, want centrale banken, en de ECB in het bijzonder, hebben hun afgesproken rol laten varen om allerlei controversiële functies te vervullen, zoals het garanderen van een onbeperkte welvaart voor het banksysteem, het arbitreren in geschillen over de houdbaarheid van nationale schulden, inclusief de macht om een regering te laten vallen, en in het geval van de ECB, het onverbloemd propageren van budgettaire soberheid en verdere ondemocratische Europese integratie. Het is hoog tijd dat we dat van naderbij bekijken.
Geschiedenis
Sinds de eerste centrale banken werden opgericht in de 17e eeuw, hebben ze steeds een beladen verhouding gehad met de politiek. Op geregelde tijdstippen werden hun taken, methodes en onafhankelijkheid opnieuw bekeken. Van hun oorspronkelijke rol om fondsen bijeen te brengen voor de oorlogvoering van de staten, kwam het tot een rol van onafhankelijke ‘ bank voor de banken’ in de periode van de goudstandaard voor 1914, om vervolgens ten dienste te gaan staan van de groei- en tewerkstellingspolitiek van overheden na de oorlog. En dan verengde de stagflatiecrisis van de jaren ’70 en de politieke triomf van het neoliberalisme de focus in monetaristische zin, gericht op inflatiebeperking door controle van de geldtoevoer en later door de korte-termijn intrestvoet.
Het ideaal werd de formele onafhankelijkheid ten opzichte van de corrumperende invloeden van de democratische politiek, die beschuldigd werd van het falen van de centrale banken om de inflatie van de jaren 70 onder controle te brengen. De historische rol als bewaker van de financiële stabiliteit kreeg een lagere prioriteit omdat men er vanuit ging dat risicospreidende financiële innovaties en vooruitgang in de monetaire ‘wetenschap’ het uitbreken van financiële crisissen minder waarschijnlijk maakte.
Ook de ECB vertoont dergelijke kenmerken, maar het beste is de ECB te zien als een nakomeling van de Duitse Bundesbank. Monetaire stabiliteit is een gevoelig thema in de Duitse geschiedenis. Hyperinflatie baande de weg voor extreem-rechts in de jaren 30, en Hitlers industriële economische successen berustten onder meer op de verplichte financiering van de herbewapening door de Reichsbank. Na de oorlog werd de Reichsbank ontmanteld, het grootste deel van Duitslands gigantische schuld werd afgeschreven in het Marshallplan, en de onafhankelijke Bundesbank werd opgericht om zeker te zijn dat de geschiedenis zich niet herhaalde.
Het sterk anti-inflatoire beleid van de Bundesbank en haar verwerpen van een expansionistische budgettaire politiek als gevaarlijk waren een integrerend deel van het Duitse ‘ ordoliberalisme’. De Bundesbank eiste de verantwoordelijkheid op voor het naoorlogse Duitse Wirtschaftswunder, dwarsboomde een reeks Duitse kanseliers, en maakte van de Duitse mark Europa’s ‘sterke munt’. De monetaire politiek op het vasteland schaarde zich onder de leiding van de Bundesbank middels regelmatige operaties van muntaanpassing.
De euro wordt gewoonlijk afgeschilderd, ofwel als een naïef idealistisch politiek project, ofwel als een snood, bijna imperialistisch plan. De euro kwam er echter ook op grond van weinig romantische doelstellingen van monetaire politiek: om een eind te stellen aan de instabiele wisselkoersen en muntspeculatie, om Duitsland een zwakkere munt te geven en zo zijn uitvoer te bevorderen, om Frankrijk te bevrijden van zijn ondergeschikte status ten opzichte van de Bundesbank, en om investeringen gemakkelijker te maken.
Het was niet simpel voor Duitsland om vaarwel te zeggen aanzijn mark. Terwijl ze de eenheidsmunt aan het bediscussiëren waren, zou Helmut Kohl tegen Mitterrand gezegd hebben: “De D-mark is onze vlag. Het is de basis van onze naoorlogse heropbouw. Het is de kern van onze nationale trots; we hebben niet veel anders. “
Om dergelijke bekommernissen te sussen, werd de ECB in Frankfurt gevestigd, met een gelijkaardige beheersstructuur en opdracht als de Bundesbank, inclusief de prijsstabiliteit als primaire doelstelling. Een eenheidsmunt zou onmogelijk kunnen functioneren, zo werd gezegd, als de monetaire politiek de inzet was van gemarchandeer tussen nationale regeringen. Daarom zouden monetaire operaties uitgevoerd worden door nationale centrale banken (NCBs), maar de beslissingen zouden onafhankelijk van de regeringen genomen worden door de ECB, op basis van een zeskoppige beheerraad en vertegenwoordigers van de NCBs van de eurozone. De vergaderingen waarop beslissingen worden genomen zouden geheim zijn. Het werd de ECB wettelijk verboden instructies van EU-instellingen of nationale regeringen op te volgen, of de uitgaven van de lidstaten te financieren door directe aankoop van staatsobligaties. Aangezien er ook geen begrotingsautoriteit is om tegenwicht te vormen, werd de ECB daardoor één van ’s werelds machtigste centrale banken die het minst verantwoording moet afleggen.
Crisisbeheer en opgelegde soberheid
Aanvankelijk vertoonde de euro geen enkele van de gebreken die tegenstanders hadden voorspeld. De eurozone deelde in de zogenoemde ‘ grote matiging’ [1] van de jaren 2000: gestadige groei, lage inflatie, lage intrestvoeten een lichtvoetige financiële regulering. De geloofwaardigheid van centrale bankiers was aan het stijgen, en de ECB werd, zoals de Fed en de Bank of England, de cheerleader voor financiële diensten.
Jean Claude Trichet, voorzitter van de ECB in groeitijden, verzekerde de twijfelaars dat de integratie de economische onevenwichten in de eurozone zou uitvlakken: het kapitaal zou daarheen vloeien waar het op de meest efficiënte manier kon aangewend worden, zonder dat er nood was aan politiek controversiële herverdelingsoperaties. De sterkere groei in Ierland, Griekenland, Spanje en aanverwanten in het begin van de jaren 2000 leek dit te bevestigen. De grote investeringsbanken deden het goed, door kapitaal van Noord-Europese landen met begrotingsoverschotten – Duitsland in het bijzonder – te investeren in kredietzeepbellen in de periferie van de eurozone. Op die zeepbellen sloeg men weinig acht, evenmin op de toenemende verschillen in betalingsbalans, lonen en inflatie.
De aanmatigende houding van de centrale bankiers vóór de crisis steunde op het vertrouwen dat ze hadden in de voorspellende kracht van de monetaire economische theorie, die net zoals de economische theorie in het algemeen nog esoterischer was geworden en nog meer complexe algebra gebruikte. Dit ‘wetenschappelijk’ kleedje ondersteunde ook de aanspraak op politieke neutraliteit. Met de crisis stortte deze façade in.
De ECB reageerde op de kredietschaarste in 2007 met het verschaffen van liquiditeiten aan de banken, ook de daarop volgende jaren. Maar in tegenstelling tot de Bank of England en de Fed ging ze niet over tot het massaal aankopen van overheidsobligaties – quantitative easing (QE) in het jargon – gezien haar mandaat haar verbood regeringen te financieren, omdat dit niet zou aanzetten tot budgettaire voorzichtigheid. De ECB volgde Angela Merkel in haar afwijzing van de ‘Angelsaksische’ QE wegens het inflatiegevaar.
De schuldencrisis van de eurozone, gestart in Griekenland vanaf mei 2010, noopte tot een ommekeer. De ECB had de keus: volop gaan aankopen op de markt van overheidsobligaties en de overheidsschuld van de perifere landen monetiseren om zo de rente op hun schuldleningen te verlagen en de kans op bankroet van banken die dergelijk schuldpapier bezaten te verminderen (een gruwel vanuit het standpunt van de Bundesbank), of het risico lopen dat de muntunie uiteenvalt.
De ECB koos voor het eerste, en kocht voor 74 miljard euro Grieks, Portugees en Iers schuldpapier via het zogenoemde Securities Market Programme’ (SMP) op de secondaire obligatiemarkt (dus door te kopen van bestaande eigenaars van obligaties, eerder dan direct van de regeringen). Gezien de dalende vraag ten gevolge van de desastreuze soberheidsprogramma’s, werd de ECB voortdurend tot actie aangemaand. Toen de SMP stopte in maart 2011, begon de rente op staatsobligaties opnieuw te stijgen. En toen ook Spanje en Italië in de crisis werden gezogen, en het tijdelijk Europees steunfonds EFSF onvoldoende bleek, kwam de ECB terug op de proppen en kocht voor 210 miljard euro problematische overheidsschuld in 2011, a rato van ongeveer 14 miljard euro per week gedurende die zomer.
Maar de ECB gebruikte haar macht selectief, onder de aanvallen van Merkel die laksheid verweet, en die van Sarkozy en Cameron (die smeekten de ‘grote bazooka’[2] te hanteren) om tegenovergestelde redenen. Gebakkelei over de grootte van het SMP bracht tweedracht binnen de ECB, waarbij zowel Jürgen Stark, de Duitse hoofdeconomist van de ECB, als Axel Weber van de Bundesbank de organisatie uit protest verlieten.
Voor de volkeren van de periferie van de eurozone was er een prijskaartje verbonden aan de acties van de ECB: soberheid. De ECB staat ervoor bekend afkerig te staan tegenover elke vorm van politieke tussenkomst in haar beleid. Maar Frankfurt kent geen remmingen in het omgekeerde geval, want ze komt regelmatig tussen in de aangelegenheden van democratisch verkozen regeringen. De huidige ECB-voorzitter Mario Draghi loopt in het spoor van zijn voorganger en herhaalt het valse argument dat onverantwoorde overheidsuitgaven de crisis veroorzaakt hebben – een analyse die hun eigen tekortkomingen onder de mat veegt – en hanteert die boodschap ook tegenover de ontvangers van de hulpfondsen.
De meeste burgers in ‘ programmalanden’, een eufemisme dat de geslonken soevereiniteit in ruil voor reddingsfondsen uitdrukt, zullen ondertussen vertrouwd zijn met de gevreesde driemaandelijkse aankomsten van de inspecteurs van de trojka, die de opvolging van de soberheidsplannen en de structurele aanpassingsprogramma’s komen nagaan vanwege de Europese Commissie, het Internationaal Monetair Fonds en de ECB. Nadat de Portugese eerste minister José Socrates en meer recent zijn Spaanse ambtgenoot Mariano Rajoy het vernederende schouwspel van het bijna totaal opgeven van de budgettaire soevereiniteit hadden gezien, stribbelden ze tegen om ook een dergelijk lot te ondergaan. De ECB moest een financiële staatsgreep plegen om Socrates te doen plooien.
” Ik heb gezien wat er met Griekenland en Ierland gebeurde, en ik wil niet dat hetzelfde gebeurt met mijn land. Portugal zal het zelf wel aankunnen, we zullen geen reddingsfondsen nodig hebben”, verklaarde hij. Enkele dagen nadat hij uiteindelijk toch toegegeven had in april vorig jaar, lekte het uit dat de chef van de ECB hem daartoe had gedwongen, door de geldkraan naar de Portugese staat dicht te draaien. Toen Portugese banken aankondigden dat ze niet langer staatsobligaties zouden kopen als Lissabon geen reddingsprogramma aanvroeg, had Socrates geen andere keuze dan om een externe reddingsboei te vragen. Later die week zei de voorzitter van de Portugese bankenassociatie, Antonio de Sousa, dat hij ‘ duidelijke instructies’ had gekregen van de ECB en de Portugese centrale bank om de kraan dicht te draaien. Zelfs doorgewinterde cynici in Lissabon en Brussel stonden versteld, en zegden in privé-gesprekken dat de ECB een grens had overschreden.
In augustus verleden jaar snelde de ECB ter hulp om Italië en Spanje te redden via het massaal aankopen van obligaties, nadat de intrestvoet een niveau had bereikt zoals Griekenland en Ierland hadden meegemaakt wanneer ze leningen zochten op de internationale markt. In een geheime brief van de toenmalige ECB-voorzitter Jean-Claude Trichet en zijn opvolger Mario Draghi, brief die openbaar werd gemaakt door de Italiaanse krant Corriere della Sera, werden de voorwaarden bekendgemaakt voor deze hulp: nog meer soberheid en deregulering van de arbeidsmarkt. De brief legde precies uiteen wat de Italiaanse regering moest doen, inclusief de kalender en de wetgevingsprocedures. De onverkozen ECB die aan niemand verantwoording verschuldigd is stond nu aan het roer van de Italiaanse begrotingspolitiek en arbeidsmarktreglementering. Alles in het geheim. Zelfs Silvio Berlusconi zei indertijd: “Het leek alsof we een regering onder een bezettersregime waren. “
Toen de Griekse eerste minister George Papandreou in oktober 2011 aankondigde een referendum te willen houden alvorens zijn regering zou instemmen met een tweede reddingsoperatie en nog meer soberheidspolitiek, barstten de markten in woede uit. Op 2 november werd hij binnengeroepen voor een uitbrander door de ‘ Frankfurt groep’, gekend als GdF, de letters op hun badge waardoor ze herkenbaar zijn voor de bewakingsagenten. Dit onverkozen zelf aangeduid achttal kwam tot stand in oktober verleden jaar, naar verluidt in de achterkamer van het oud operahuis in Frankfurt, tijdens het afscheidsfeestje voor Jean-Claude Trichet.
De GdF bestond indertijd uit IMF baas Christine Lagarde, de Duitse kanselier Angela Merkel, de Franse president Nicolas Sarkozy, de nieuwe ECB-baas Mario Draghi, de voorzitter van de Europese commissie José Manuel Barroso, Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad en Olli Rehn, de EU commissaris voor economische en monetaire zaken. Ze waren het erover eens dat ze genoeg hadden van een man die niet in staat was het niveau van besparingen en deregulering op te leggen dat ze van hem verlangden.
Enkele dagen later trok Papandreou zijn referendum in en nam ontslag, om vervangen te worden door de onverkozen technocraat Lucas Papademos, voormalig vicevoorzitter van de ECB en onderhandelaar bij de eerste reddingsoperatie voor Griekenland. De trojka was nog een stap verder gegaan dan het manoeuvre waardoor de Portugese leider verplicht werd tegen zijn wil een reddingsoperatie aan te vragen: ze hadden voor de eerste maal een regering doen vallen en de democratie in Griekenland opgeheven, om er een te installeren naar hun smaak. Nog enkele dagen later zouden ze hetzelfde doen in Italië.
Het neerhalen van de Griekse eerste minister was eerder een gezamenlijk initiatief van dat Europees politbureau, zij het met de ECB op kop; maar de meeste analisten zijn het erover eens dat het neerhalen van Berlusconi, tot dan toe ongenaakbaar zelfs na 18 jaar gerechtzaken, bunga-bunga sexparty’s en corruptieschandalen, rechtstreeks bewerkstelligd was door de ECB. Er waren berichten van alle kanten dat ECB-baas Draghi Berlusconi onder druk zette om ontslag te nemen toen de rente op Italiaanse staatsobligaties naar 6,5% steeg, in de gevarenzone waarin Athene, Dublin en Lissabon om een reddingsoperatie hadden gevraagd. Een teken dat daarop wees was dat de ECB uiterst weinig Italiaanse obligaties opkocht de maandag voor Berlusconi ontslag nam om vervangen te worden door de voormalige EU-commissaris Mario Monti. Frankfurt s wapen van de obligatiemarkt was ettelijke malen zwaarder van kaliber dan om het even welk drukkingsmiddel vanuit Berlusconi’s eigen partij of uit de oppositie.
Twee eerste ministers op een week ontslaan: het was een ondubbelzinnige gespierde waarschuwing aan het adres van andere regeringen dat de ECB kan geven en dat de ECB kan nemen. Toen de Spaanse eerste minister Mariano Rajoy de aanvraag voor een reddingsoperatie maar bleef uitstellen, in de wetenschap dat hij daarmee de soevereiniteit van zijn land zou opgeven, werd de druk op Madrid verhoogd om te capituleren. Misschien werd hij er beleefd aan herinnerd hoe Berlusconi was moeten opstappen, in ieder geval moedigden leden van de raad van bestuur van de ECB Rajoy publiek aan om niet langer te dralen.
Op 25 juni werden voorstellen bekendgemaakt voor een EU ‘politieke unie’, door het zelfbenoemde kwartet bestaande uit de voorzitters van de Europese Raad, de Europese commissie, de eurogroep [3] en de ECB. Deze voorstellen gaan een stuk verder dan het gecentraliseerd EU-nazicht van de nationale begrotingen, geflankeerd door eventuele boetes, zoals verleden jaar goedgekeurd [4]; het gaat over de overdracht van soevereiniteit zonder democratisch toezicht. Brussel zou ertoe gemachtigd worden nationale begrotingen te herschrijven, en als een lidstaat meer zou willen lenen, zou dit de toelating vereisen van de andere eurolanden. Dit is in overeenstemming met de visie op een politieke unie van de toenmalige ECB-voorzitter Jean Claude Trichet, toen hij in juni sprak over een gecentraliseerd veto over nationale begrotingen gezamenlijk uitgeoefend door de commissie en de raad ‘in overeenstemming met’ de ECB, waarbij de kwistige regeringen onder curatele zouden worden geplaatst.
Trichet noemde deze zienswijze van de ECB, die herhaaldelijk door hem en zijn opvolger publiek werd verdedigd, een “quantumsprong “. Ze omvat twee aspecten: een radicaal liberaliseringsprogramma van deregulering van de arbeidsmarkt, pensioenhervorming en loonsverlaging aan de ene kant; en anderzijds het ontnemen van de begrotingspolitiek uit de handen van de parlementen en de toewijzing ervan aan ‘experten’ – op lange termijn een EU ministerie van financiën – op dezelfde manier dat de monetaire politiek uit handen werd genomen van democratische lichamen en overgeheveld naar Frankfurt.
Orthodoxe analisten staan nogal positief tegenover de doelstellingen van de ECB. Zo schreef Jacob Funk Kirkegaard van het Petersen Institute, een economische denktank in Washington: “De ECB is in een strategisch spel gewikkeld met de democratische regeringen in Europa”, een duidelijk politieke strategie die erop gericht is “tegendraadse politici van de eurozone ertoe te brengen dingen te doen die ze anders niet zouden doen.” De bank is aan het “denken over de vorm van de politieke instellingen die de eurozone moeten besturen de volgende decennia.” Voor Kirkegaard en een aantal andere ECB- watchers met een lange staat van dienst is het uiteindelijk doel niet Spanje of Italië, maar Frankrijk, dat sinds jaar en dag weerstand biedt tegen meer bindende budgetregels in de eurozone, die beschouwd worden als een radicale inbreuk op de soevereiniteit. Door weinig te ondernemen tegen marktaanvallen op Spanje en Italië, geeft Frankfurt een waarschuwing aan Parijs en zijn nieuwe president om te zeggen dat er geen andere keuze is dan in te stemmen met de technocratische visie op het budgettair bestuur.
Een welvaartstaat voor de banken
De meedogenloosheid waarmee de ECB schuldbeladen soevereine staten bejegent staat in scherp contrast met haar houding tegenover de banken. De enorme hoop goedkope liquiditeiten die ze toeschoof naar de banken sinds het begin van de crisis laat haar steun voor de soevereine schulden in het niets verdwijnen.
De soevereine schuldencrisis is in werkelijkheid steeds een voortzetting geweest van de bankencrisis van 2008. Terwijl serieuze hervormingen uitbleven, bleven de banken kwetsbaar, met overdreven veel schulden en sterk verweven over de grenzen heen. Het bankroet van een staat zou een catastrofe betekenen voor veel van de grootste banken in de kernlanden van de eurozone – om niet te spreken van Groot-Brittannië. Want bij gebrek aan veilige AAA-investeringsmogelijkheden, en anderzijds voorzien van nieuwe liquiditeiten dankzij de steunprogramma’s van hun centrale banken, keken deze banken in 2008-2009 zuidwaarts en investeerden in soevereine schuld van de perifere landen. Reddingsprogramma’s voor deze landen waren dus ook reddingsoperaties voor de banken.
Naast het risico op bankroet stelt de crisis van de overheidsschuld bijkomende problemen voor de banken. De meesten zijn sterk afhankelijk van korte-termijnleningen op de interbancaire geldmarkten, waarbij ze activa als onderpand moeten geven om een lening te kunnen krijgen. Eenmaal een lener een dergelijke waarborg heeft gekregen van een ontlener, kan hij die ook gebruiken als waarborg om zelf leningen aan te gaan, waarbij een schuldenketting ontstaat, een procedure die soms als ‘herhypothekering’ wordt aangeduid.
Voor de crisis waren de nu berucht geworden effecten met AAA-waarborg [AAA asset- backed securities] belangrijk voor leningen met onderpand [collateralised lending]. Maar eenmaal aan hun waarde getwijfeld werd en hun rating naar beneden ging, konden ze niet meer dienen, en dat was een belangrijke oorzaak voor de kredietschaarste [credit crunch]. Overheidsobligaties worden over het algemeen aanvaard als veilige waarborg bij leningen, maar de schuldencrisis en ratingverlaging van de perifere schuld door de kredietbeoordelaars maakten vele daartoe onbruikbaar, wat de liquiditeitsproblemen nog versterkte.
De ECB sprong in de bres om de bankensector te ondersteunen, en verschafte massa’s goedkope leningen om ‘zombiebanken’ in leven te houden. Sinds 2007 zijn de leningen van de ECB aan kredietinstellingen van de eurozone meer dan verdrievoudigd, van ongeveer 400 miljard euro naar meer dan 1200 miljard euro. De balans van de ECB expandeerde van ongeveer 15% tot meer dan 30% van het BBP van de eurozone.
Door nog steeds effecten als onderpand te aanvaarden die op de markt niet meer verhandelbaar zijn, laat de ECB banken toe hun slechte investeringen van de vette jaren om te ruilen voor geld van de hoogste kwaliteit: reservegeld van de centrale bank.
Dit soort operaties begonnen bij het opsteken van de kredietschaarste in augustus 2007, toen de ECB vlugge actie ondernam om 95 miljard euro dag-op-dag-leningen [overnight liquidity] in noodlijdende banken van de eurozone te storten. En zo ging het verder de volgende jaren, maar de meest dramatische interventie had plaats in december 2011, met de lange-termijn-herfinancieringsoperatie (Long Term Refinancing Operation, LTRO). Deze droge term dekt wel een nooit eerder gezien initiatief.
Men vreesde inderdaad dat het banksysteem van de eurozone op instorten stond zoals eerder met Lehman Brothers gebeurde, en de ECB opende een onbeperkte stroom van leningen aan de banksector op drie jaar tegen 1% intrest, een eerste keer op 21 december 2011, en opnieuw op 28 februari 2012. Het totaal kwam neer op ongeveer 1 triljoen euro (1000 miljard), en ongeveer alle belangrijke banken van de eurozone en veel van het Verenigd Koninkrijk namen eraan deel. Wetende dat de banken hun slechte papieren als onderpand gebruikten, kwam dit bijna neer op gratis geld.
De officiële bedoeling van de LTRO-operatie was dat banken opnieuw zouden lenen aan de ‘reële economie’. Maar het is weinig waarschijnlijk dat dit ook gebeurde. Analisten van ING schatten dat van de 489 miljard euro uitgeleend in december 2011, er slechts 50 miljard hun weg vonden naar de reële economie.
Een van de gevolgen van al dit ondersteuningswerk was dat banken de voordelige leningen die ze kregen van de ECB gebruikten voor ‘carry-trade’- operaties met regeringen van de eurozone: geld lenen tegen een lage intrestvoet en het uitlenen tegen een hoge. Aangezien het de ECB verboden is leningen rechtstreeks toe te staan aan regeringen, staat ze goedkope leningen toe aan banken, die op hun beurt uitlenen aan regeringen, waarvoor ze een veel hogere intrest ontvangen. Zo hebben Spaanse banken voor 83 miljard euro Spaanse schuldpapieren gekocht sinds december 2011. Dit is méér dan zomaar een carrousel van gemakkelijk geldgewin: het betekent ook een hechte band tussen commerciële banken en de Staat, wat inhoudt dat de één niet zonder de ander kan overleven.
Ten gevolge van deze steun aan de banken, heeft de ECB nu een grote portfolio met honderden miljarden twijfelachtig bankpapier. Dit gaat een hele stap verder dan optreden als lener in laatste instantie (lender of last resort) voor het banksysteem, wat men traditioneel verwacht van centrale banken; het betekent een massale overdracht van risico’s van de private naar de publieke sector. De werkelijke waarde van dit bankpapier, waarvan er veel verbonden is met de uiteengespatte vastgoedmarkt, is een zeer groot vraagteken.
De gevolgen voor centrale banken zijn onduidelijk. Sommige economisten zeggen dat ze niet kunnen bankroet gaan aangezien ze geld kunnen drukken; anderen vrezen dat dit een vertrouwenscrisis in de munt zou voor gevolg hebben wat een dure (en politiek explosieve) herkapitalisering van de ECB door de regeringen van de eurozone zou vereisen.
De ondersteuningsoperaties van de financiële sector door centrale banken werden door de band voorgesteld als technische ingrepen om het kredietsysteem overeind te houden. Maar de schaal waarop deze operaties doorgingen stelden een politiek probleem: waarom zou een openbare instelling de bankindustrie in haar huidige vorm moeten overeind houden, terwijl deze zo groot, zo kwetsbaar en sociaal zo dubieus is?
Er gaan steeds meer stemmen op die zeggen dat het banksysteem eenvoudig weg te groot en te complex is, en dat de enige redelijke oplossing is het kleiner en eenvoudiger te maken, en van bankieren terug een nutsvoorziening te maken. Maar dergelijke meer radicale hervormingen worden niet in overweging genomen door de centrale banken, die het ‘ welvaartstaatregime’ van de financiële sector in stand houden in zijn huidige vorm.
En bijgevolg gaat het er aan toe zoals in de ergste clichés in de rechtse pers over het ‘ vangnet van de welvaartstaat’: de begunstigden van de bankenwelvaartstaat hebben geen enkele consideratie voor het algemeen belang, en zijn absoluut niet van plan hun gedrag te veranderen, zoals het Libor- schandaal [5] nog recent aantoonde. In vergelijking met het strafbeleid in de periferie van de eurozone, of de hervorming van de openbare sector in het Verenigd Koninkrijk, was de hervorming van de banken een lachertje.
Wat te zeggen over de toekomst van de centrale banken? Zowel de Bank of England en, zoals het er nu naar uitziet, de ECB, zullen nieuwe verantwoordelijkheden krijgen op het gebied van bankregulatie. Als de huidige trend aanhoudt, zullen regeringen steeds meer verantwoordelijkheden op het gebied van de economie buiten het bereik van de democratische controle houden. Nu de centrale banken de giftige activa van de commerciële banken in hun balans opnemen, is het een spannende kwestie of ze eventueel de verantwoordelijkheid zouden nemen om die af te schrijven, door hun onbeperkte geldscheppende kracht in te zetten om schulden te schrappen. Aangezien we nog heel wat financiële turbulentie en economische veranderingen kunnen verwachten, is de onafhankelijkheid van de centrale banken onhoudbaar geworden.
Die onafhankelijkheid stoelde op drie dingen: technische competentie, politieke neutraliteit, en een strikte afbakening van de activiteiten. In het geval van de ECB en de andere grote centrale banken, werden deze drie voorwaarden met voeten getreden. In het Verenigd Koninkrijk is het hoog tijd om de democratisering van de banken terug op de agenda te plaatsen, nu de medeplichtigheid tussen de Bank of Engeland en de grote commerciële banken voor de manipulatie van de Libor aan de oppervlakte komt.
(*) Dit artikel is gebaseerd op het researchproject ‘Central bank-led capitalism’ uitgevoerd aan het ‘Centre for Research on Social-Cultural Change’ van de universiteit van Manchester. Men kan gratis onderzoeksartikels raadplegen die de crisis analyseren op de site www.cresc.ac.uk.
Leigh Phillips levert regelmatig bijdragen voor Red Pepper, en was voorheen journalist in Brussel en de Europese correspondent van Red Pepper.
Andrew Bowman is redacteur bij Red Pepper en bij Manchester Mule.
[1] Met de term’ grote matiging’ (great moderation) werd een fenomeen aangeduid dat optrad vanaf het midden van de jaren tachtig: een verlaging van de ‘volatiliteit’ (sterke veranderlijkheid) van de conjunctuurcycli, lonen, inflatie, enz. Dit werd vooral gebruikt als propagandainstrument: het bewees de deugdelijkheid van de neoliberale formules en de sterk verbeterde inzichten van de economische theorie. Sinds het uitbreken van de crisis in 2007 wordt wel een toontje lager gezongen, zonder dat evenwel op dat gebied van ‘grote matiging’ kan gesproken worden. [Noot van de vertaler]
[2] Bazooka: de term wordt gebruikt om een Europees hulpfonds aan te duiden dat sterk genoeg is om de speculatie rond mogelijke faillissementen van eurolanden te vermijden. Indien bv. geweten zou zijn dat de EU of de ECB voldoende veel miljarden (een ‘bazooka’) in stelling brengt om Griekenland, Portugal, Ierland, Spanje onvoorwaardelijk te ondersteunen met goedkope leningen, zouden de ratings van kredietbeoordelaars niet terzake doen. [Noot van de vertaler].
[3] De Eurogroep bestaat uit de ministers van Financiën van de landen van de eurozone. . [Noot van de vertaler]
[5] Libor-schandaal: Libor staat voor ‘London interbank offered rate’ en is de rente die banken elkaar aanrekenen wanneer ze aan elkaar lenen. De rente wordt elke ochtend berekend op basis van een opgave van 16 internationale banken. Nu is gebleken dat Barclays en andere banken een te hoge rente opgaven, wat extra winst oplevert en de gebruikers (bedrijven, burgers) extra kost. [Noot van de vertaler]