door Willem Bos, sept. 2005
In het referendum heeft de Nederlandse kiezer zich duidelijk uitgesproken. Maar of er aan deze uitspraak ook consequenties worden verbonden is nog maar de vraag. Kamer en kabinet doen in ieder geval alle moeite om zich zo weinig mogelijk van de uitspraak aan te trekken. Als we willen dat er met onze tegenstem iets gebeurt, moeten we dat afdwingen.
De uitspraak van de kiezer liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Het massale nee stond lijnrecht tegenover de 85 procent van de kamerleden die de grondwet steunde. Het is duidelijk dat wat betreft de toekomst van Europa het parlement in deze samenstelling niet de mening van de kiezers vertegenwoordigde. Maar wie gedacht had dat daaruit politieke conclusies getrokken werden, kwam bedrogen uit.
De ene na andere woordvoerder spoedde zich naar het spreekgestoelte om te verklaren dat het referendum een groot succes was en de uitkomst geaccepteerd moest worden. Maar wat dat concreet betekent, bleef onduidelijk. Het verdrag werd niet ondertekent, maar iedere discussie over het Europese project bleef uit.
De meest voor de hand liggende conclusie was: dit parlement verschilt op een zo belangrijk punt van mening met de meerderheid van de kiezers, dat er een nieuw kiezersmandaat nodig is. Een besluit tot nieuwe verkiezingen was zuiver geweest en had recht gedaan aan de uitspraak van de kiezer. Het had ook duidelijkheid gegeven over de vraag hoe zwaar de kiezer haar oordeel over deze Grondwet wil laten wegen. De politieke partijen hadden dan immers hun visie op de toekomst van Europa in de verkiezingscampagne kunnen presenteren en de kiezer had daar een oordeel over kunnen geven. Een nieuw parlement met een nieuw mandaat had vervolgens de lijnen voor de Nederlandse opstelling in een Europa zonder grondwet uit kunnen zetten.
Conflict
Natuurlijk is dat niet de normale situatie bij een referendum. De kracht van dat instrument is juist dat de bevolking zich direct over een zaak uit kan spreken, zonder de bijgedachte van politieke consequenties voor regering en kamer. Maar in dit geval lag het geheel anders. De inzet van het referendum was fundamenteel: de toekomst van het Europese project.
In de tweede plaats moeten we ook naar het verloop van de campagne kijken. Er valt moeilijk vol te houden dat de voorstanders en met name de regering een zakelijke campagne hebben gevoerd. Aan de ene kant weigerde de regering haar politieke lot aan de uitslag te verbinden, zoals bijvoorbeeld de Luxemburgse premier JĆ¼ncker wel deed. Aan de andere kant waren het de ministers die het ergste doemscenario schetste als de Grondwet niet aangenomen werd. Dan kwamen we in Joegoslavische toestanden terecht (Donner), de vrede in Europa zou in gevaar komen (Balkenende) en het licht zou uitgaan (Brinkhorst).
Dan moet er toch een keuze worden gemaakt. Of je legt de keuze op min of meer zakelijke wijze aan de kiezer voor, maakt duidelijk wat jouw voorkeur is maar legt ook uit dat je met een andere keuze politiek kan leven. Of je schetst een doemscenario, maar dan kan je met goed fatsoen niet blijven regeren als je de slag verliest.
Brede discussie
Het enige wat op 2 juni wel werd aangenomen was het besluit dat kamer en kabinet gezamenlijk een ābrede maatschappelijke discussieā gaan organiseren over Europa. Na drie en een halve maand en het nodige gekibbel over de samenstelling is er nu een āpolitiek forumā opgericht bestaande uit staatssecretaris Nicolai en kamerleden van de zeven (grootste) partijen in de kamer. Het is maar zeer de vraag of het wat wordt met deze officiĆ«le discussie. De VVD is helemaal tegen en ook de andere partijen die voor de grondwet waren lijken weinig zin te hebben om voor de tweede keer de voorstanders van een ander Europa een podium te verschaffen.
Als tegenstanders van dit Europa staan we nu dus voor een dubbele opgaaf. Aan de ene kant de vraag hoe we onze opvattingen over een ander Europa kunnen vormgeven, aan de andere kant de vraag hoe we een zo breed mogelijk publiek kunnen aanspreken en overtuigen.
Maar hoe de discussie zich ook gaat ontwikkelen, in ieder geval is het noodzakelijk dat wij als linkse nee stemmers onze visie op Europa verder ontwikkelen. Als we praten over Europa hebben we het over de vraag hoe we onze samenleving willen inrichten. Want Europa is niet Brussel of Straatsburg. Europa is hier, in onze eigen straat, op ons eigen werk. De discussie over Europa is de discussie over onze sociale voorzieningen, ons openbaar vervoer, onze werkgelegenheid en onze sociale woningbouw.
Een ander Europa
Wij willen een alternatief voor het Europa waar de vrije markt tot heilig principe is verheven. Een sociaal, groen en solidair Europa. Wat verstaan we daar onder? En hoe bereiken we een ander Europa?
In negatieve zin kunnen we een aantal zaken formuleren: geen marktwerking om de marktwerking; geen privatiseringen; geen verzelfstandigingen. Op het vlak van milieubeleid, arbeidsomstandigheden en belastingpolitiek verzetten we ons tegen nivellering naar beneden onder het mom van gelijke arbeidsverhoudingen. We keren ons tegen Brusselse bemoeienis met de sociale woningbouw, het openbaar vervoer of andere nutsvoorzieningen. We willen geen dienstenrichtlijnen, geen thuislandbeginsel, geen Europees bewapeningsbureau, geen stabiliteitspact, geen Europese centrale bank met als enige doelstelling inflatiebestrijding en zonder enige democratische controle. We zijn tegen politieke, militaire of economische beslissingen op Europees vlak zonder volledige democratische controle. En tegen de Lissabon agenda, het landbouwbeleid met tonnen subsidie voor de Veermannen en honger voor boeren in de derde wereld.
Ook in positieve zin valt er een aardig lijstje te maken. Hogere Europese milieueisen en een betere naleving op dat vlak. Duidelijke Europese normen voor dierenwelzijn. Gelijk en volledig burgerschap voor alle inwoners van Europa. Effectieve solidariteit met de bewoners van de rest van de wereld.
Meer of minder Europa
Met het formuleren van dergelijke eisen en voorwaarden zijn we er natuurlijk niet. Er blijft steeds de vraag wat er op Europees en wat op nationaal, (of regionaal, of plaatselijk) vlak geregeld moet worden. De vraag wat er op welk niveau geregeld moet worden kan niet in zijn algemeenheid beantwoord worden. Het is onzinnig om te discussiĆ«ren of we nu meer of minder Europa nodig hebben. Op veel punten – markt, militarisme, betutteling ā hebben we behoefte aan minder Europa. Op andere vlakken – milieu, mensen- en dierenrechten – discussie en burgerschap, menselijkheid, solidariteit en democratie, is meer Europa hard nodig.
Het moet duidelijk zijn dat de Europese bevolking zelf en niet de Europese Raad, of de Commissie moet beslissen over de vraag of zaken op Europees vlak geregeld moeten worden of niet. Dus moeten er instrumenten komen waarmee de Europese bevolking zich uit kan spreken: een Europees referendum, gelijktijdig in alle lidstaten, Europese lijsten bij Europese verkiezingen enzovoort. Want het belangrijkste punt bij een ander Europa is dat de bevolking zelf eindelijk een rol van betekenis gaat spelen in de Europese politiek. Europa is te belangrijk om aan politici en bureaucraten over te laten.
Het huidige Europa is nooit opgebouwd met de bedoeling om democratisch te zijn of in dienst te staan van de belangen van de meerderheid van de bevolking. Het is er altijd op gericht geweest om een grote vrije thuismarkt te creƫren voor het Europese bedrijfsleven. Het ondemocratische karakter van de huidige Unie is geen schoonheidsfoutje maar hoort bij het soort supranationale organisatie dat men in Europa heeft willen creƫren.
Het andere Europa dat wij voorstaan zal dan ook in zijn hele structuur en functioneren een ander Europa moeten zijn. Een Europa waar het niet draait om de winst, om de best concurrerende economie, maar een Europa waarin de mens en het milieu centraal staan. Een Europa dat zich niet afsluit van de rest van de wereld en probeert om een zo effectief mogelijke militaire macht te vormen, maar een solidair Europa dat begrijpt dat alleen mogelijkheden voor ontwikkeling in het zuiden en respect voor andere culturen op lange termijn een basis voor een duurzame en vreedzame wereld vormen.
Machtsvorming
Het referendum heeft laten zien dat er een ruime meerderheid tegen het huidige Europa is. Allerlei onderzoeken – zowel analyses van het stemgedrag bij het referendum als andere onderzoeken waarbij mensen gevraagd wordt welke toekomst ze willen – laat zien dat er een grote meerderheid is voor een meer sociale en solidaire maatschappij. Een meerderheid van de Nederlanders geeft zelfs aan daarvoor in materieel opzicht een stapje terug te willen doen.
Wat natuurlijk ontbreekt is de macht om stappen in die richting te zetten. De macht ligt bij het politieke establishment dat er alles aandoet om ons te doen geloven dat er gewoon geen alternatieven zijn. Dat āde globaliseringā, āde vergrijzingā, āde opkomst van China en India,ā het noodzakelijk maken dat we steeds verder mee gaan in de ratrace van het neoliberalisme. Tot voor kort was āEuropaā ook zoān argument. Steeds werd ons voorgehouden dat allerlei verslechteringen noodzakelijk waren vanwege Europa. Het referendum heeft duidelijk gemaakt dat die redenering door de meerderheid inmiddels wordt doorzien. Daarmee is de ban een beetje doorbroken. Europa en daarmee onze toekomst is te belangrijk om aan de profeten van de vrije markt over te laten.
De brede maatschappelijke discussie over Europa is misschien een mogelijkheid om de discussie verder te voeren. Maar in ieder geval moeten we, versterkt door de uitslag van het referendum en de wetenschap dat een ruime meerderheid van de bevolking achter ons staat, doorgaan met de strijd tegen de concrete uitdrukkingen van dit Europa zoals de dienstenrichtlijn, de Lissabon agenda, de steun aan de oorlog in Irak en het beleid van Verdonk.
[Dit artikel verscheen in Grenzeloos nummer 83, september – oktober 2005.]