Het ‘Europees Semester’ is een procedure die in september 2010 werd goedgekeurd, en vanaf 2011 wordt toegepast. Het Europees Semester verplicht de lidstaten van de EU hun begrotingsplannen voor het volgende jaar aan de Europese instellingen voor te leggen nog vóór ze in het nationaal parlement komen. Daarbij moeten de lidstaten tevens een vooruitblik geven voor de komende drie jaar. De Europese instanties geven hierop commentaar en doen aanbevelingen. Dit alles verloopt ieder jaar opnieuw volgens een vast
stramien.
In januari brengt de Europese Commissie haar ‘Jaarlijkse Groeiraming’ of ‘Jaarlijkse Groeianalyse’ uit. (Sinds 2012 is dit reeds in november van het jaar ervoor). Daarin zet ze haar visie uiteen van wat er prioritair moet gebeuren door de lidstaten. In april moeten de lidstaten twee documenten voorleggen: hun ‘stabiliteitsplan’ waarin ze hun begrotingsplannen voor het volgend jaar en op middellange termijn uiteenzetten, en hun ‘nationaal hervormingsplan’ waarin ze aangeven wat ze zoal zullen hervormen in het komende jaar.
Hierbij moeten ze rekening houden met de oriëntaties die uiteengezet zijn in de Jaarlijkse Groeiraming. In juni geeft de Europese Commissie commentaar op de stabiliteits- en hervormingsplannen van de lidstaten. Daarbij doet de Commissie aanbevelingen over de te voeren economische politiek. Dit kan bijvoorbeeld zijn: verhoging van de pensioenleeftijd, vermindering van het aantal ambtenaren, meer indirecte belastingen (zoals BTW), loonmatiging…