Verschenen op 29 juli op de website van IUF (*)
Nederlandse vertaling door Ander Europa
Private investeringsmaatschappijen hebben zich in de Verenigde Staten geworpen op ambulance- en brandweerdiensten, met desastreuze en zelfs levensbedreigende gevolgen, aldus een recent artikel in de New York Times [1].
Ervaringen in de Verenigde Staten
In het zog van Obama’s ziektezorghervorming gokten private investeringsfondsen op steeds meer uitbesteding van diensten (‘outsourcing’) en een snelle toename van hun inkomsten. Ze visten naar noodhulpbedrijven, kochten deze op via deals die puilden van de schulden, gingen nog meer schulden aan om nog meer cash op te strijken en waren niet meer in staat om basisdiensten te leveren wanneer het misging met hun gok. Daarop volgden dan drastische besparingen.
Van de twaalf noodhulpbedrijven die eigendom werden van private investeringsmaatschappijen in de periode die door de New York Times onderzocht werd, gingen er drie bankroet en lieten daarbij een erfenis achter van leeggeplunderde balansen, verworden dienstverlening (in sommige gevallen met de dood van een patiënt tot gevolg) en afgedankte werknemers.
Als TransCare EMS, opgekocht door de private investeringsmaatschappij Patriarch Partners, zich in februari 2016 failliet verklaarde, stelden steden aan de Oostkust van de Verenigde Staten plots vast dat er geen ambulances en paramedisch personeel meer waren. Private investeerders “bedreigen de openbare veiligheid”, verklaarde de burgemeester van Mount Vernon, New York.
Op het ogenblik van het bankroet waren 30% van de ambulances van TransCare buiten dienst door gebrek aan onderhoud; voertuigen die zogezegd nog functioneerden konden soms maar na uren de weg op. Patriarch Partners was er blijkbaar over verbaasd dat noodhulpdiensten investeringen vereisen in medisch materiaal, maar er was geen geld ter beschikking, want dat was reeds in de zakken verdwenen. Ambulances werden niet gedesinfecteerd zoals het hoort en hadden geen noodmedicamenten noch apparatuur aan boord. Aan bestuurders van de ambulances werd opgedragen om in hospitalen medisch materiaal, dat het bedrijf zelf niet meer kon bekostigen, scheef te slaan.
Volgens Lynn Tilton, eigenaar van Patriarch, ging TransCare ten onder aan “de problemen die eigen zijn aan het onderliggende businessmodel”.”Met een beperkte cash flow kan elke hapering in het bedrijfsgebeuren voor onoverkomelijke problemen zorgen.” Mensen die hulp nodig hadden waren een ‘hapering’ geworden voor bedrijven die leeggezogen werden om de intresten kunnen betalen op hun junkobligaties.
Nog een voorbeeld.In 2011 kwam private investeerder Warburg Pincus in het bezit van RuralMetro, dienstverlener voor private ambulancediensten en brandweer in heel de Verenigde Staten. Warburg betaalde voor RuralMetro 730 miljoen $, waarvan 40% via leningen. De nieuwe eigenaars stapelden dan nog vlug een bijkomende lening van 500 miljoen $ bovenop de reeds met schulden overladen balans. Net zoals in het geval van TransCare werd het geld uit het bedrijf gezogen ten koste van de dienstverlening. Er kwamen steeds meer boetes van steden omwille van falende noodhulp. Maar ook besnoeiingen op lonen en pensioenen konden de financiële ineenstorting niet voorkomen, en in 2014 kwam het bedrijf in handen van een andere private investeerder, Oaktree Capital Management.
Oaktree bleef besparen op investeringen en legde zich toe op het innen van rekeningen. “In de vier jaar dat private investeerders de leiding hadden van RuralMetro vocht het bedrijf voor zijn financieel overleven”, aldus de New York Times. “Het verhoogde zijn prijzen, maar de patiënten konden dit niet aan. Het bedrijf zette dan nog meer in op het innen van facturen, en wanneer mensen niet konden betalen daagde RuralMetro ze voor de rechtbank.”
Terwijl de dienstverlening allengs verminderde, opende het bedrijf tientallen rechtszaken omwille van onbetaalde rekeningen voor brandinterventies en medische hulpverlening, alhoewel veel mensen die om hulp telefoneerden er zich niet bewust van waren dat ze met een winstbelust privé-bedrijf te doen hadden en niet met een overheidsdienst. De New York Times beschrijft een geval waar RuralMetro er een uur over deed om bij een brand te komen na een oproep. Het huis was volledig afgebrand, maar het bedrijf stuurde toch een factuur naar de eigenaar en vervolgde hem ter betaling, wat uiteindelijk zelfs tot pandrecht op het herbouwde huis leidde.
Maar deze agressieve manier van het innen van rekeningen kon het bankroet van RuralMetro in 2015 niet vermijden. Gevolg: de overheid moest met publieke gelden de knoeiboel gaan opruimen.
Toch ziet het er niet naar uit dat faillissementen, dodelijke slachtoffers en afgebrande huizen de private investeerders er zullen van weerhouden zich te gooien op noodhulpdiensten. Reeds vóór de financiële crash van 2008 waren ze zich op een agressieve manier aan het toespitsen op gezondheidszorg en verzorgingsinstellingen, met voorspelbare gevolgen voor de patiënten [2]. Maar het gebrek aan belastingsinkomsten van overheden na de crisis en hun neoliberale privatiseringsdrang waren een gedroomde kans voor private investeerders in hun zoektocht naar plunderbare activa, en voor pensioenfondsen die altijd op zoek zijn naar hoge opbrengsten. Sinds de ineenstorting van Lehman Brothers verviervoudigden de activa van private investeringsmaatschappijen, van ongeveer 1000 miljard $ in 2008 naar 4300 miljard $ vandaag, wat meer is dan het Duitse BBP en ongeveer een kwart van dat van de VS. Ongeveer de helft daarvan is afkomstig van de fondsen voor werknemerspensioenen.
Een beperkt aantal transnationale bedrijven leveren private brandbestrijdings- en/of ambulancediensten, maar ze opereren op grote schaal. Bedrijven zoals Falck, G4S en DHL breiden snel uit, en richten zich, elk op hun manier, op diversificatie en sterkere penetratie van de openbare sector. Net zoals Patriarch Partners en Warburg Pincus hopen ze op meer uitbesteding door de overheid.
G4S bijvoorbeeld heeft zijn aanwezigheid in de Britse National Health Service versterkt, niettegenstaande controverses over minderwaardige dienstverlening en systematisch te hoge rekeningen.Lokale besturen hebben verzoeken, op grond van het openbaar belang, om informatie over de contractvoorwaarden van het bedrijf verworpen [3]; als argument werd aangegeven dat dit “de commerciële en/of financiële belangen van de dienstverlener kon schaden, en een obstakel kon betekenen voor eerlijke handel.”
Ondertussen wordt er in het geheim over verregaande investeringsakkoorden onderhandeld die onder andere als bedoeling hebben nog meer publieke goederen en diensten aan bedrijven over te dragen in de naam van fair/free trade.
Wat heeft dit te maken met TTIP, CETA, TiSA?
De Verenigde Staten hebben via geheime onderhandelingen een handels-en investeringsakkoord onderhandeld met 11 landen aan de Stille Oceaan, het zogenoemde Trans-Pacific Partnership (TPP) dat nu klaar ligt ter ratificatie [4]. Het hoofdstuk daarin dat handelt over financiële diensten zou aan regeringen de bevoegdheid ontzeggen om regulerend op te treden bij financiële ‘producten’ zoals de leningen met hefboomwerking (‘leveraged loans’) die TransCare en RuralMetro de das om deden, en aan investeerders een middel geven om regeringen te dagen voor speciale arbitragehoven buiten het nationaal juridisch apparaat. Veolia, de Franse multinational actief in watervoorziening en diensten, wordt momenteel vervolgd voor zijn rol in de zaak met het sterk door lood besmette drinkwater in Flint, Michigan. Veolia is het beruchte bedrijf dat via een dergelijk arbitragehof een zaak aanspande tegen de Egyptische regering nadat deze het minimumloon bij wet verhoogde.
TPP, TTIP (het handels-en investeringsakkoord dat momenteel onderhandeld wordt tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie) en CETA (gelijkaardig akkoord tussen de Europese Unie en Canada) willen alle drie nog meer dereguleren en de openbare diensten internationaal in de uitverkoop zetten.
En dan is er nog TiSA, het Trade in Services Agreement (handel in diensten) [5] dat in het geheim onderhandeld wordt tussen o.a. de VS, de EU, Japan, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zwitserland en Zuid-Korea. Het heeft misschien de meest vérstrekkende gevolgen van alle huidige mega-akkoorden, omdat het mogelijks alle openbare diensten te koop zet. Regeringen proberen doorgaans critici te sussen met het argument dat deze akkoorden een uitzondering maken voor “diensten die worden verleend in het kader van de uitoefening van regeringsfuncties”. Maar in de kleine lettertjes wordt verwezen naar GATS, de Algemene Overeenkomst over Handel in Diensten van de Wereldhandelsorganisatie; daarin worden dergelijke diensten beperkt tot de strikte regeringsprerogatieven zonder handelsaspect. Aangezien er elementen van privébedrijvigheid aanwezig zijn in bijna alle openbare diensten, is er geen enkele die aan het uitzonderingscriterium beantwoordt. Dat hebben Canadese provincies ondervonden bij de CETA-onderhandelingen, wanneer ze medische diensten voor privatisering wilden behoeden. De zogezegde garantie dat openbare diensten uitgesloten worden bij akkoorden over dienstenliberalisering bestaat eenvoudig niet, hoe vaak regeringen dit ook mogen beweren.
Daarbij komt dat onderhandelingen over diensten buiten de Wereldhandelsorganisatie het principe van ‘negatieve lijsten’ gebruiken. Dat betekent dat alle diensten die niet uitdrukkelijk uitgesloten worden in een bepaalde onderhandelingsronde, in aanmerking komen voor internationale investeerders. De verschillende dienstensectoren worden vermeld in een referentiedocument, de haast encyclopedische Services Sectoral Classification List van de Verenigde Naties; tussen de vele duizenden trefwoorden vindt men er ook ambulance-en brandweerdiensten.
Brandbestrijding wordt algemeen beschouwd als een overheidsfunctie, maar op regionaal bestuurlijk niveau bevat de reglementering vaak een mengsel van openbare, private en eventueel vrijwillige organisatievormen. Net zoals medische nooddiensten wordt brandbestrijding daarom niet uitgesloten bij de onderhandelingen,wegens het falend criterium van “een dienst uitgeoefend in het kader van de regeringsfuncties”. Het zelfde geldt voor veel diensten die door de werkende bevolking en de burgers beschouwd worden als essentiële taken voor een democratische overheid. Maar hoeveel politici hebben de ingewikkelde opsomming van de Services Sectoral Classification List gelezen en begrepen? En als zij het niet weten, hoe zouden wij dat dan moeten doen?
Het gevaar is dat de bedrijfswereld een stille overval pleegt op de vitale openbare diensten, en dat dit alleen aan het licht komt wanneer je een nooddienst belt en Wall Street je oproep beantwoordt, zoals de New York Times het stelt. Het enige tegengif dat helpt is het stopzetten van de onderhandelingen en de teraardebestelling van de verdragen.
(*) IUF is de International Union of Food, Agricultural, Hotel, Restaurant, Catering, Tobacco and Allied Workers’ Associations, een internationale vakbondskoepel met zetel in Geneve.
[1] When You Dial 911 and Wall Street Answers, NYT, 25 juni 2016, http://www.nytimes.com/2016/06/26/business/dealbook/when-you-dial-911-and-wall-street-answers.html?_r=1
[2] The IUF’s Private Equity Buyout Watch, 24 september 2007, http://www.iufdocuments.org/buyoutwatch/2007/09/study_documents_devastating_im.html
[3] What is G4S doing in England’s NHS?, openDemocracy 15 juli 2013, https://www.opendemocracy.net/ournhs/caroline-molloy/what-is-g4s-doing-in-englands-nhs
[4] Trade deals and the TPP corporate power grab – resistance must continue! http://www.iuf.org/w/?q=node/4722 . Voor een voorstelling van TPP in het Nederlands, zie http://www.mo.be/es/node/49199.
[5] Zie http://www.iuf.org/w/?q=node/3688 . Voor een tekst in het Nederlands, zie bv. de nota van Myriam Vander Stichele, https://www.somo.nl/nl/tisa-en-ttip-achtergrondinformatie-en-vragen-aan-de-minister/